De Hollandsche Lelie. Jaargang 18
(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdUit Indië. I. Een Koninginsjaardag in de Binnenlanden.Hoe men hier in Indië en wel met name te Djocjakarta, het rijk van den Sultan Hamangkoe Boewonno VII den verjaardag van onze Koningen viert, wil ik thans hier trachten weer te geven. Véél had ik reeds gehoord van al die pracht en statie en eigenaardigheden dan tentoongesteld. Het was hier weer heel iets anders als op andere plaatsen, een zeker Oostersch cachet drukte zijn stempel op deze feestelijkheid. Het is dan de 31e Augustus, vroolijk schijnt het zonnetje door de boomen van de eenig mooie lanen hier. Het is als spelen de zonnestralen krijgertje en verheugen zij zich op dezen dag. Het tromgeroffel vertelt ons dat er parade is en wij gaan naar het plein, waar reeds een talrijk publiek is. De parade hier bestaat uit een handjevol soldaten, het is geen vertooning zooals te Batavia, maar vroolijk is het toch, die militaire muziek te hooren, de soldaten voorbij te zien trekken. | |
[pagina 270]
| |
Lang duurt echter deze vertooning niet, de troepen keeren terug, vergezeld door de schooljeugd tot in de benting,Ga naar voetnoot1) waar plechtig het vaandel weer opgeborgen wordt. De heeren gaan naar de soos en de dames leggen nog de laatste hand aan haar toilet, dat ze des avonds aan zullen doen. Het is hier dan de gewoonte, dat de geïnviteerden des namiddags om half zes zich naar het Residentiehuis begeven. Dames meest in baltoilet en de heeren in rok, waartusschen de officiersuniformen aardig afsteken, vullen weldra de prachtige woning. Een gegons als van duizenden bijen vervult de zaal, de dames critiseeren elkaars toiletten en de heeren wisselen een vriendschappelijk woord. Dan weerklinkt de muziek, de dames veroveren zich een plaats op de langs den muur geschaarde stoelen, en de heeren verzamelen zich in de voorgalerij. De Sultan is in aantocht, maar voordat die zelf binnentreedt verloopt er nog een tijdje. Allereerst wordt zijn vergulden stoel met groen fluweelen zitting binnen gedragen, dan de sirihdoosGa naar voetnoot2) met toebehooren, een groote waaier van pauwenveeren, voetenbank en kwispedoor. De gouden zetel wordt geplaatst onder den troonhemel rechts van den Resident, precies op dezelfde hoogte, de waaierdrager plaatst zich daarachter. Dan komt de kroonprins, binnengeleid door den secretaris en begeeft zich naar den voor hem bestemden zetel rechts; eenige andere prinsen, ook in officiersuniformen, volgen. Plots weerklinkt het Wilhelmus, de Sultan is aan, wordt door den Resident aan de trap verwelkomd en door dezen gearmd binnengeleid; links en rechts knikt Z.H.H. de gasten toe, die een diepe neiging maken. - Aan weerszijden van den hoofdingang hebben de regenten met den rijksbestierder plaats genomen, zij zitten gewoon op den vloer. Een vreemde eigenaardige vertooning volgt dan: twee javaansche vrouwen, niet jong meer, in donker gebloemde baadjes en gedrapeerden sarongGa naar voetnoot3) brengen als 't ware negen bijna automatisch voortschrijdende danseressen binnen. Dit zijn de bidojos, prinsesjes, reeds van hun vroegste jeugd opgeleid tot het uitoefenen van de Inlandsche danskunst, zoo geheel verschillend van de onze. Zij komen binnen door een deur in 't midden van de troonzaal, maken front voor den troon, knielen neer en maken eerbiedig de sembah.Ga naar voetnoot1) Nog vreemder vertooning volgt: twee oude vrouwen eveneens in 't donker gekleed, met een brandende kaars komen door diezelfde deur binnen, door een derde gevolgd, die een groot boek draagt, 't welk zij op een bankje legt en waarnaast de brandende kaarsen worden geplaatst; dan komen acht vrouwen als de voorgaande, maar als 't ware kruipend over den grond en plaatsen zich achter de vorigen, allen op den grond met de been en onder het lijf gekruist. Dit zijn de kameniers der dansende prinsesjes en tevens maken zij het koor uit op wiens toonen straks de danseressen haar figuurdans uitvoeren. Eerst zal ik trachten zoo getrouw mogelijk die prinsessen te beschrijven. Zij zijn alle negen even groot en hebben zoowat het zelfde figuur en zijn natuurlijk eender gekleed. Die kleeding dan bestaat uit een vrij lang jaquet van fluweel, hals en armen bloot latende, twee rijen gouden franje versieren het van boven en van onder is 't lijfje ook met zulk een versiering afgewerkt. Een kunstig gedrapeerde sarong hangt van voren in een punt op den grond, een slendangGa naar voetnoot2) is aan 't middel bevestigd, dat door een breeden gouden, van edelgesteenten schitterenden, gordel is omsloten. - Het hoofd is getooid met een diadeem, in de haarwrong is een rose roos gestoken en een slinger van meluttisGa naar voetnoot3) hangt van af het kapsel tot het middel. Zachte toonen weerklinken door de zaal, zij maken een sembâh, de danseressen, en zacht voortschuifelend beginnen zij den dans, die een heele legende weergeeft. Dunne fijne vingertjes, waaraan vonkelende steenen, maken sierlijke bewegingen. Trouwens alle ledematen bewegen zij, zinledig, automatisch voor den Hollander, die er niets van begrijpt, maar vol poëzie voor den begrijpenden Javaan. - Op de kleine voetjes met sierlijk gevormde enkels, trippelen zij bijwijlen als een jong kippetje in een kringetje rond, met zedig neergeslagen oogen. - Boven die oogen zijn kunstmatig aangebrachte wenkbrauwen, scherp afstekend zwart, de natuurlijke zijn weggeschoren. Die vertooning duurt van zes uur tot acht uur, waarna de danseressen weer op gelijke wijze verdwijnen. | |
[pagina 271]
| |
Dan verspreiden zich de gasten en maken hier en daar een gezellig praatje en bewonderen de werkelijk fraai versierde eetzaal, die lijkt op een zaal uit een of ander tooverpaleis. Een prachtig gearrangeerde pièce de milieu versiert de officieele tafel, alle schoonheid van onze indische vruchten op zijn best doende uitkomen. Na de officieele tafel komen verscheidene andere lange tafels, eveneens fraai versierd, waar een ieder naar genoegen zijn plaats kan uitzoeken. - Er is gedekt voor een kleine driehonderd invités, en om negen uur gaan allen aan tafel. Van tijd tot tijd klinken de toasten, en wordt er gedronken op het welzijn van de Koningin, van den hoogen gast, op den kroonprins en gastheer, enfin, een ieder krijgt een beurt die er voor in aanmerking komt. Dan als 't souper afgeloopen is begeven zich allen weer naar de troonzaal; het is bij twaalf, als eindelijk het sein wordt gegeven tot het vertrek van den Sultan. Eerst vertrekken de rijksbestierder en regenten, dan komt de met zes paarden bespannen wagen van den kroonprins voor, omringd door zijn soldaten, gewapend met zwaard en schild. Eindelijk komt de statiekoets van den Sultan, door acht prachtige isabellen voortgetrokken en een Hollander zit als koetsier op den bok, want de traditie wil dat geen landgenoot van Z.H. hooger mag zitten dan hij zelf. Deze koets dan is versierd met vergulde draken en kronen, boven het rijtuig wordt de gouden pajongGa naar voetnoot1) gehouden. Een machtigen indruk maakt dit alles, honderden soldaten, wat dragonders en inlandsche grooten vergezellen den Vorst en in den grooten tuin, half in 't donker gehuld, maakt deze stoet een fantastischen indruk, met zijn goudgeschitter en kleurenmengsels van de uniformen der soldaten. Als al deze vorstelijke statie weg is, keert alles weer tot het oude terug; weg is de betoovering, een zwoele lucht van zooiets als muskus hangt nog even in de lucht; maar weldra is alles weer heel gewoon en de verjaardag der koningin eindigt in een gewone danspartij. De Oostersche pracht is weg en ik dacht een oogenblik dit alles gedroomd te hebben. Slechts eene wirreling van mooie en lieve baltoiletten bleef over, waartusschen het geschitter van de uniformen der officieren, getemperd door de in rok gekleede heeren. ARIADNE. |
|