man; die op een eenigszins poëtische onverwachte wijze binnenvalt in den sleur van haar dagelijksch leven! Hij is het, die onder woorden brengt wat Gudrun zelve reeds lang voelde, namelijk dat een huwelijk eerst dan ‘heilig’ wordt, wanneer twee menschen naar lichaam en naar ziel samenhooren!
‘Er is misschien nooit méér tegen het huwelijk gezondigd, tegen den zin van het huwelijk.... tot een zekere hoogte ook tegen de kerk.. dan door het altaar, waar de menschen samen in het huwelijk treden! Hoe zoudt u het willen noemen, als de meest verschillende individuen vereenigd worden tot een geestdoodende halfheid, die heet door God te zijn “samengevoegd” Als de meest troebele verhoudingen een attest van heiligheid verkrijgen, en misschien de grootste onwaarheid van hun geheele leven daarboven goedgekeurd en bezegeld wordt? Dit heeft de kerk gedaan, zoowel bewust als onbewust!’
En, op blz. 109 spreekt hij zich nog beslister uit: De goddelijke huwelijksvoltrekking, dat is wel die, die op Liefde berust.
Maar hij maakt geen gebruik van de dikwijls geboden gelegenheid om haar tot de zijne te maken, en zijn vriend te bedriegen! Als zij hem wil volgen, met verbreking van haar huwelijksbanden, dan houdt hij tegen haar een beredeneerde verhandeling, om haar te bewijzen dat het hierdoor haar man aangedane onrecht hen beletten zou gelukkig te wezen met elkaar. Daarom moet zij er in berusten dat hij haar verlaat, en hem slechts met hare gedachten toebehooren!
In hoeverre de werkelijkheid overeenkomen kán met deze ideaal-voorstelling, beoordeele ieder, die ooit heeft liefgehad! M.i. begaat de begaafde schrijfster hier een groote fout; want de handeling van Philip bewijst dat hij niet liefheeft! Misschien komt die fout daardoor, dat Ingeborg Maria Sick blijkbaar een beslist geloovige is, en het verbreken van den door de Kerk gelegden huwelijksband dus zonde acht.
Dat zij een aldus-rechtzinnige is in de leer, blijkt vooral uit Loutering op afdoende wijze. Maar zoo dit rechtzinnige haar terugschrikken voor een ‘vrij’ huwelijk tusschen Gudrun en Philip voldoende opheldert, uit een kunstoogpunt schiet zij in deze scène geheel en al te kort! Beide, Gudrun en Philip, zijn geen hartstochtelijke, liefhebbende menschen, die eindelijk elkaar hebben gevonden; zij zijn tooneelpoppen, die de zeer deugdzame begrippen over plicht en onrecht ten beste geven, waaraan Ingeborg Maria Sick blijkbaar gelóóft!
- Intusschen, bij al het mooie, fijngevoelige, en teere, dat dit boek te genieten geeft, kunnen wij der schrijfster deze mingelukte wending kwijtschelden. Nog een ander uitstekend onderdeel van haar werk is de typeering van den ouden grootvader van Maja en Gudrun, en zijn aandoenlijke vroomheid! Hier zien wij het ‘heilig’ huwelijk in dien ouderwetschen schóónen zin, waarin onze geloovige, niet-over-zich-zelf-redeneerende voorouders hun dagelijksch leven maakten tot een voorbeeld van blijmoedige berusting, en geloof in Gods wil! De oude grootvader is niet-gelukkig getrouwd geweest; een enkele uitlating van hem zelf zinspeelt er soms op. Maar na zijn dood vernemen we de gehééle geschiedenis van ‘Tante Mine’, die haar toevertrouwt aan Gudrun. Zij en hij pasten niet voor elkaar. Hij was blijmoedig vroom; zij was somber en zenuwachtig! Hij gaf haar kinderen; maar zij ontving ze niet in blijdschap, maar als een last. En ‘Tante Mine’ logeerde dikwijls bij hen, en voelde dat zij eigenlijk beter bij elkaar hadden gepast, zij, ‘tante Mine’, en hij, dan zooals 't nu eenmaal was gekomen! Maar toen zijn vrouw daarover bitse aanmerkingen maakte, trok ‘tante Mine’ zich, als iets dat van zelf sprak, gauw terug! En hij deed zijn best zijn wettige vrouw dubbel lief te hebben en haar in alles tegemoet te komen.
Dat was zijn opvatting van het ‘heilige’ huwelijk. ‘Tante Mine’ echter werd een eerzame, met hare eigen gezondheid veel bezige, in haar lot stil-berustende oude vrijster, en, zooals zij zelve 't aan Gudrun zegt: ‘Toen wij na verloop van tien jaren elkaar ontmoetten, voelde ik dat wij beiden geheel heen waren over dat.... wat had kunnen zijn, en dat wij slechts kalme, vriendschappelijke gevoelens voor elkaar verwonnen hadden, en niets meer. Winnen, omdat het misschien niet zoo heel gemakkelijk gegaan was om het zoover te brengen, en resigneeren is toch het voornaamste in het leven.’
- In die laatste woorden ligt zoo recht de kern der vroegere levensbeschouwing: ‘Resigneeren is toch het voornaamste in het leven.’ En lijnrecht daartegenover staat die van den tegenwoordigen tijd, die geluk