Een klein willetje.
‘Toe Henri, ga nu weg! Ik zal 't alleen wel met hem klaarspelen!’
‘Je bederft dat kind! Hij moèt gehoorzamen en....’
‘Dat weet ik wel, maar jij wordt zoo gauw driftig en dan is hij zoo bang voor je. Toe, laat me nu met hem alleen; 't is veel beter.’
Hij ging, ontevreden en keek boos naar den kleinen jongen, die niet wilde eten. Toen de deur zich achter hem sloot, nam maatje vastbesloten den lepel in handen en bracht dien naar Nouky's mondje.
‘Zul je gauw eten, stoute jongen!’
Ze zei 't hard, harder dan ze zelf bedoeld had en wachtte ongerust op de uitwerking van haar woorden.
Maar Nouky schopte met zijn bloote voetjes tegen den stoel en klemde de lipjes vast op elkaar, terwijl hij maatje boos aanzag.
't Was om er wanhopig onder te worden. De lepel viel weer terug in de gort.
Maatje werd heel boos.
‘Zul je wrel eens dadelijk gaan eten!’
‘Nouky willl niet!’
Hij schopte weer met zijn voetjes en wiebelde ongeduldig op den hoogen kinderstoel.
Lief zag hij er toch uit met hoogen kleur en booze, groote oogen. Ze had lust hem eventjes te pakken, maar ze moest nu streng zijn; ze had het Henri beloofd.
‘Wil je niet eten, Nouky!’
De bruine krullen schudden van ‘neen.’
Toen nam maatje zijn klein handje en gaf er een tik op. Ze had het nog nooit gedaan en die tik deed haar meer pijn dan 't kind.
‘Je bent een stoute Nouky, hoor!’
De lip van het kind begon sterk te beven; toen sloeg het driftig met zijn handje moeders hand en riep boos:
‘En jij bent een stoute maatje!’
Dat had ze niet verwacht.
Ze zuchtte, wilde het evenwel niet opgeven, wilde niet bekennen aan Henri, dat het ook haar niet gelukt was, hun kind aan het eten te krijgen.
Dan maar probeeren met lieve woordjes.
‘Nouky, wil je nu een lief ventje zijn en dat allemaal opeten om maatje pleizier te doen?’
‘Nouky willl niet!’
‘Kom, wees nu een flinke jongen. Als Nouky dat allemaal opeet, wordt hij heel groot, net zoo groot als paatje! Is dat niet heerlijk!’
De groote kinderoogen keken haar ongeloovig aan, toen schudde hij weer met zijn hoofdje en riep:
‘Nouky willl niet!’
‘O, Nouky wil wel. Zal maatje doen van:
Vader, moeder, ik heb honger, weet je waar.... dààr! Gauw de mond open!’
De lipjes sloten zich nog vaster.
‘Zal maatje dan samen met Nouky eten?’
‘Kijk es, hoe grappig; nu neemt maatje eerst een hap en dan Nouky.’
Ze rilde anders van gort, maar terwille van het kind nam ze een grooten hap.
Het kind volgde haar bewegingen, begon te lachen en riep: ‘nog meer!’ maar zelf wou 't niet eten.
Toen wist maatje geen raad meer.
Ze legde den lepel neer op het bord en ging met den rug naar hem toe zitten en veegde een paar tranen weg.
't Werd tijd voor Nouky om naar bed te gaan. De kindermeid kwam hem halen en tilde hem uit den hoogen stoel.
Op zijn gezichtje lag nog een ontevreden trek.
De meid kwam bij maatje en hij strekte zijn armpjes uit om haar een nachtzoen te geven.
Maar maatje keerde zich af en zei met bevende stem:
‘Anna, breng Nouky maar naar boven. Hij is stout, heel stout geweest en verdient geen nachtzoen.’
Toen begon het ventje te huilen met wan-