| |
Socialistische romans. II. Jeugd door Anna van Gogh-Kaulbach.
(Amsterdam P.N. van Kampen en Zn. uitgevers).
Anna van Gogh-Kaulbach, de schrijfster van het reeds vroeger door mij besproken Tragédie, is socialiste.
En, als alle vrouwen die vurig doordrongen zijn van een of ander ‘geloof’, van wèlken aard dan ook, kan zij zich zelve niet geven in een boek, zonder dat geloof, in háár geval het socialisme, dringend op den voorgrond te schuiven.
Daardoor maakt zij van haar roman Jeugd, die heel mooi had kunnen zijn, wanneer zij zich had willen bepalen tot een eenvoudige schildering van karakters en toestanden, een hinderlijk tendenz-boek, dat te méér zal afstuiten, omdat zij een leer verafgoodt, die bij de mééste boekenlezers zóó heilig-verafschuwd wordt als het socialisme.
Ik laat nu voor een oogenblik héélemaal dáár het oppervlakkige, echt-vrouwelijkdweepzieke van een socialisme, dat vertegenwoordigd wordt door zulk een ‘held’ als die van Jeugd Guust Waanders; een ‘lammeling’ (gelijk zijn mislukte-aanstaande-schoonmama met recht hem noemt), die niet kláár komt voor dokter, die óók niet klaar komt op een andere wijze, en die in 't gehééle boek eigenlijk maar één ding doet, één positieve daad begaat, zijn lief, véél van hem houdend meisje, na een achtjarigen engagementstijd, ongelukkig maken! Straks hoop ik op deze onbekookte phrasenmakerij nog even terug te komen. Maar ik wil beginnen met er op te wijzen hoevéél moois in Jeugd is verloren gegaan, dóór de betreurenswaardige neiging tot tendenz en propaganda voor haar zaak, zijdens de begaafde schrijfster. Want, had zij zich bepaald tot een zuivere karakter-ontleding, waarin zij ons liet gadeslaan het wegvloeien van de jeugd-illusies van Guust en Leida door de harde onverbiddelijkheid van het leven, dat de ééne in deze richting leidt en de andere in die, dan, ongetwijfeld, zou deze roman haar beste werk zijn geworden uit een kunst-oogpunt!
Er is heel veel juistheid van voelen in de schildering van het convention eele milieu
| |
| |
waarin Leida groot wordt. Mevrouw Heerling is een van het leven-afgezien type van een ‘dame-zooals-'t-behoort;’ al zegt zij veel meer waarheden, en geeft zij veel meer bewijzen van gezond-verstand, dan de haar blijkbaar vijandig gezinde schrijfster 't bedoeld heeft in haar teekening. En heel mooi daarneven is de figuur van Leida, aan den éénen kant een eerlijke, reine, eenvoudige, ongedwongen natuur, aan den anderen kant te weinig-zelfstandig, te veel-‘gewoon’-jong meisje, om zich heelemaal aan dien invloed der hare eigene denkbeelden-niet-deelende moeder te kunnen ontworstelen.
De beste bladzijden van het verhaal, beschouwd uit een kunstoogpunt, zijn ongetwijfeld die waarin het gezin Heerling, (de ouders van Leida en zijzelve) worden afgebeeld; in de onderlinge verhouding van deze drie menschen schuilt de kracht van het boek. De rest is zóódanig opgeofferd aan de bijoogmerken, dat men zich voortdurend afvraagt, hoe 't mogelijk is dat een niet van talent-ontbloote vrouw, als deze schrijfster, zichzelve zóó weinig rekenschap heeft gegeven van de eerste vereischten van een boeiend-geschreven boek! Ik zeg opzettelijk niet van kunst, maar eenvoudig van een boeiend-gescheven boek! Immers, al de handelende personen worden ons omslachtig beschreven naar hun uiterlijk; op ouderwetsche manier, zoodat wij daarnaar hun innerlijk alvast kunnen weten. Meneer Waanders, de vader van den held Guust, treedt terstond zóódanig op, uiterlijk en innerlijk breedvoerig beschreven, dat wij precies begrijpen kunnen, hoe hij de vaderlijke tirannie moet voorstellen, die, bevangen in onderwetsche denkbeelden, zijn zoon ongelukkig maakt. Een zekere meneer en mevrouw van Geens, die in 't geheel geen rol in 't verhaal vervullen, en alléén op een avondje worden ten tooneele gevoerd blijkbaar om de verachtelijkheid der bourgeoisie aan de kaak te stellen, krijgen óok al een ellenlange beschrijving mee van de schrijfster, over zijn dikken buik, glimmende oogjes, haar goedige, smakelooze verschijning enz. enz.! En hetzelfde geldt van hunne evenmin iets aan 't verhaal af- of toedoende dochter Nelly, van Willemien Waanders, van nog een paar, heel-terloops, even te voorschijn komende en dan weer verdwijnende menschen! De salons, de omgeving, waarin deze personen zich bewegen, ontkomen evenmin aan een op een inventaris gelijkende opsomming van onbeduidende détails! En door dat gerekte, dorre, en langdradige, maakt het geheel zulk een
onbeholpen, stijven indruk, dat men dáárdoor, bij oppervlakkige lezing, het vele mooie en goede erin zou over het hoofd zien!
En dat verdient Jeugd niet! Want het staat véél hooger dan het gewone vrouwengedoe! Het is 't werk, niet zoozeer van een artiste, als wel van eene die warm en mooi voelt, die wat te zeggen heeft aan hare naasten, en, in een romanvorm, zichzelve en hare levensbeschouwing tracht te geven, eerlijk, en zonder bijbedoelingen! Dat mooie en zuivere van haar voelen komt vooral dáárin uit, dat zij, in tegenstelling met andere hedendaagsche schrijvende vrouwen, een open en onpartijdigen blik heeft op ‘de vrouw.’ Dóór en dóór modern-‘angehaucht,’ gelijk blijkt uit haar socialiste-zijn, is zij toch niet besmet met het gift van het feminisme, dat niet anders boeken kan schrijven, dan ter verheerlijking van zichzelve, en over de verongelijking het vrouwelijk geslacht aangedaan door den bruut-man! De literatuur, in binnen- zoowel als buitenland, vloeit heden ten dage over van zulke uitingen, van vrouwen die haar eigen sexe verheerlijken ten koste van de andere. En gelukkig beginnen er dan ook van lieverlede in het vrouwenkamp-zelve stemmen op te gaan, die protesteeren tegen dit sollen met de eigenaanbiddelijkheid! De Duitsche Frauen-Rundschau, een maandschrift dat het feminisme in Duitschland krachtig bevordert, bevatte in een harer nommers een zeer verstandig artikel op dit punt, van Carmen Teja (zelve, meen ik, óók een schrijfster, van romans.) Wat Anna van Gogh-Kaulbach betreft, zij heeft, veeleer dan de vrouw te verheerlijken, een scherpen blik op het kleinzielige, bekrompene, egoïste, waardoor de vrouw den man naar beneden trekt, en afhoudt van het goede! Zij toonde dien blik in Tragédie, in de schildering van den predikant en zijn vrouw; welke laatste, ofschoon uit zoogenaamde liefde getrouwd, toch nooit in staat is zichzelve te offeren voor de idealen en wenschen van haar man, maar altijd zichzelve zoekt,
en hem daardoor belet zijn levensweg te volgen zooals hij 't zou hebben gewild! En, in Jeugd geeft zij ons, in Mevrouw Heerling, en in Leida, twee zeer juist-geziene typen van de vrouw zooals zij is; steeds ziende op haar eigen kleinzielige genoegens, vreezen, begeerten, en gedachtenkring, véél meer dan op de
| |
| |
toekomst en het geluk van den zoogenaamd geliefden man! Mevrouw Heerling is voor haar echtgenoot een zeer goede, zorgzame, bij-hem-passende vrouw! Hij is evenzeer een ‘gewone’ man als zij een ‘gewone’ vrouw is! Toch laat de schrijfster heel goed uitkomen, dat Heerling in den grond edeler is en hooger staat dan zijn correcte vrouw, en dat hij anders en beter zou zijn geworden, als zijn vrouw hem niet steeds, met haar conventioneele, zichzelf-zoekende correctheid, naar omlaag had getrokken! En Leida óok, in den grond onbedorven, Guust Waanders éérlijk-liefhebbend, blijft toch ten slotte hangen aan haar eigen-ik, en kan niet besluiten, om zijnentwille, zichzelve en hare denkbeelden te kruisigen!
M.i. bewijst mevr. van Gogh, méér dan door iets anders, hierin haar onafhankelijk zich-zelve zijn, dat zij, wat de vrouw betreft zoo'n verstandig en open oog heeft voor de hedendaagsche toestanden. In plaats van haar te verheffen tot slachtoffer van den man, gelijk mode is in dames-romans, stelt zij duidelijk en helder in het licht, dat de man, in negen van de tien gevallen, jùist het slachtoffer is van de vrouw!
Maar voor het overige, hoe ondoordacht en onbekookt is het socialisme van deze schrijfster; hoe echt vrouwelijk-ondoordacht redeneert zij over een oplossing van het moeilijkste aller vraagstukken! Het is eigenaardig, dat juist vrouwen zich zoo gemakkelijk laten meesleepen tot een onbekookt ijveren voor socialisme en gelijkheids-theorieën! De reden daarvan ligt voor een goed deel in het bij ons-vrouwen sterker ontwikkelde gevoelsleven, waardoor wij rechtvaardiger en eerlijker blijven meevoelen voor het lijden, het onrecht, de armoede, den nood van anderen! Maar zoo het beginsel, dat zoovele vrouwen in de armen van het socialisme drijft, dus ons geslacht tot eere strekt, aan den anderen kant is het een bewijs van 't gebrek aan dóórzicht, en aan dieper nadenken, der-vrouw-in-'t-algemeen eigen, dat zij zich zoo gemakkelijk en blindelings laat meesleepen door schoonschijnende, maar geheel onhoudbare en onuitvoerbare theorieën! In de voorbereidingsdagen der Fransche revolutie, - die groote leerschool, die veel te weinig wordt bestudeerd door hedendaagsche menschen, - zijn het de vrouwen geweest, die zich het meest en het hartstochtelijkst geworpen hebben op de nieuwe en oorspronkelijk móói-bedoelde ideeën! Het zijn de vrouwen geweest, die daardoor, indirect, de weg-bereidsters werden van het Schrikbewind en zijn gruwelen! - En, wie een open oog heeft voor de teekenen der tijden, die moet wel opmerken dat het ook in onze dagen weder de vrouwen zijn, die, door hun onbekookt en onverstandig dóórdraven op ideeën en idealen, ten slotte meehelpen om verwarring en oproer te stichten, inplaats van die wereld van liefde, vrede, gemeenschap van goederen en braafheid, waarvan zij droomen, maar die in de praktijk onbestaanbaar is! Zonder twijfel is Anna van Gogh-Kaulbach héél-eerlijk in haar bedoelen, als zij een toekomst-mensch, een ideaal-socialist, teekent in
de figuur van Guust Waanders! Maar, wat moet er worden van een maatschappij, die in werkelijkheid zou bestaan uit zulke ‘lammelingen’ -, om het gerechte woord van mevrouw Heerling nog eens te gebruiken!
Stel u maar eens voor!
Guust Waanders voelt zijn ‘roeping’ op de schoolbanken, ‘nog niet droog achter de ooren’, hij voelt zich ‘kunstenaar’! Hij heeft van Deyssel en van Looy en Zola gelezen (maar ook begrepen, een jongen, van achttien jaar?!) En hij voelt in zich talent! Goed, maar heeft nu zijn vader niet groot gelijk, wanneer hij verlangt dat Guust, ondanks dit alleen-doorhem-zelf geconstateerde talent, ook nog leert iets degelijks, om in zijn onderhoud en dat zijner aanstaande vrouw Leida te kunnen voorzien? Mevrouw van Gogh legt haar held wel is waar telkens schoone phrasen in den mond, om uit te drukken de verachtelijkheid van geld, en van het kiezen van een beroep om daarmee geld te verdienen. Maar het is toch met dat al een feit, dat niemand kan leven alléén van kunst en mooie woorden, zonder geld! Ook bij de eenvoudigste levenswijze van socialist is er toch geld noodig, om bakker en slager en huishuur en kleeren te betalen! Waarom is dan de vader van Guust Waanders zoo mis in zijn, m.i. zéér redelijken eisch, dat Guust éérst dokter zal worden, en dan zich kan gaan ‘wijden’ aan de kunst? Staat het nu werkelijk zooveel hooger, dat Guust, in plaats daarvan, een jaar verknoeit aan de academie, en vervolgens een dakkamertje huurt om van zijn pen te gaan leven met broodschrijven? - Juist dat broodschrijven, dat maken van feuilletons en couranten-berichtjes, vindt mevrouw van Gogh een groote vernedering voor haar held; die hem afhoudt van zijn ‘kunst.’ Maar, juist
| |
| |
dáàrom, had hij dan even goed, ja beter, dokter, of wat anders, voor zijn brood kunnen worden! Als men 't nu eens eerlijk en verstandig bekijkt, is dan heusch een kwajongen van de school, die zichzelf voor ‘kunstenaar’ verklaart, zoo veel beter en edeler, dan een ouderwetsche vader, die hem vóór alles wil maken tot een beschaafd man, gestudeerd, in staat zijn eigen brood te verdienen? En hebben de ouders van een mooi, in betrekkelijke weelde opgevoed meisje, als Leida Heerling, niet gróót gelijk, wanneer zij hun éénig kind afhouden van een huwelijk met zulk een beunhaas, die, inplaats van iets te kunnen, iets te doen in het leven, al maar door zeurt, en redekavelt, en werkeloos in een hoekje zit, terwijl anderen arbeiden! Maar, zegt mevrouw van Gogh, Guust Waanders wordt socialist! Dat is de oplossing van zijn leven! Intusschen beëindigt zij wijselijk haar verhaal met deze mededeeling! Want, van het socialisme leven kan Guust Waanders, die niets heeft geléérd, en in alles liefhebbert, óók niet, zoo min als een ander! Dus,... waarop hadden Leida en hij (als zij hem nog had willen hebben) dan eigenlijk moeten trouwen?
't Practische bezwaar voelt déze schrijfster zoó goed, dat zij in Tragedie, dat óok met een socialistisch tendenz-je eindigt, den nieuwbakken socialist maakt tot betaald ‘propagandist’; dus hem, evengoed als ieder ander, een baantje laat zoeken, om in zijn eigen onderhoud, en dat van zijn gezin, te voorzien! In Jeugd maakt zij er zich van af, door haar verhaal te beëindigen, met de mededeeling dat Guust socialist wordt, en socialistische romans zal schrijven. (Die zeker niet zoó verkocht zullen worden, dat hij er met vrouw en kinderen van zou kunnen leven!)
En met zulke oppervlakkige praat wordt heden ten dage het publiek zand in de oogen gestrooid! Volgens mevrouw van Gogh staat Guust, die zijn vader, zijn meisje, zijn schoonouders-in-spe, ongelukkig maakt, en zichzelven aanbidt in zijn ‘kunst’, oneindig hooger dan dokter Heerling, die, indien hij in de medicijnen had willen studeeren, van hem zijn opvolger zou hebben gemaakt! Dit doet mij denken aan het in Duitschland zooveel besproken en opgehemelde Thomas Truck, welke held eveneens te hóóg staat om, als zijn vader dokter te willen worden, en dientengevolge aan het eind van het dikke boek nog altijd niets is, dan een phraseur en lediglooper! Indien dit onze toekomstmaatschappij moet worden, indien dergelijke jongelui, die niets kennen en niets weten, en zich zelf aanbidden, de dragers moeten zijn van de toekomst-ideeën en van den toekomst-heilstaat, heusch dan vrees ik dat het niet lang zal duren, of wij hebben weer een Napoleon noodig, om den in de war geloopen gelijkheidsboel krachtdadig en ruw terecht te brengen! Dames-socialisten, als Anna van Gogh-Kaulbach, deden beter het verleden wat méér te bestudeeren, voor zij zich wagen aan zulk onbekookt mee-willen-redeneeren over de toekomst!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
|
|