om misschien eenmaal diens slaaf te worden. Iedere karakterfout, elke struikeling en zonde en misdaad brenge ons voor den geest dat de aanvang och zoo onbeteekenend was wellicht. Wat men is, werd men allengs. Op zedelijk gebied bestaat geen klein of groot. Iets - een neiging, een gezindheid, een gedachte, een stemming, een beginsel, een woord, een daad - is goed of niet goed.
Hier geldt ‘geven’ noch ‘nemen’. Wacht u voor den eersten stap! Elke kleine zonde verzwakt het karakter, verlamt den wil ten goede, maakt vertrouwd met het kwaad. Er is maar ééne schrede tusschen het niet veroordeelen van iets verkeerds en het ‘in de hand werken’ en er aan meedoen. 't Geweten zij onomkoopbaar. 't Veroordeelt of keurt goed!
't Prijst of vonnist! Geen middenweg!
Men gewaagt van kleine plichten. Toch niet als waardeloos? Is niet alles wat ons geweten ons gebiedt te doen of na te laten een heilige plicht, hoe gering deze schijne en zonde dien te verwaarloozen? Elke plicht, welken wij te vervullen hebben én aan ons zelven én aan medemenschen, is groot en alles wat wij verrichten, omdat een stemme in ons het voorschrijft, heeft zijn beteekenis én voor ons én voor het geheel. De vervulling van den schijnbaar geringsten plicht maakt het ons lichter eenen van méér beteekenis te volbrengen, de verwaarloozing van het onbeduidendste dat moet, leert ontrouw te worden in het groote. Uitstel van plicht leidt tot afstel. Onze plichtsvervulling prikkelt anderen desgelijks te doen, want het goede voorbeeld laat nooit na op den duur op de omgeving invloed te oefenen. Van nature is de mensch geneigd tot navolgen.
Kleine plichten? Ja, maar het geringst verzuim veroorzaakte dikwijls de grootste jammeren en rampen, terwijl het stipt nakomen van het allergeringste menig onheil voorkwam en het wrochten van iets groots mogelijk heeft gemaakt.
Plichtsverzuim werkt zedelijk verslappend, plichtsvolvoering die met niets de hand lichtte, bouwt den mensch op.
Ten laatste.... wie denkt niet aan kleine zegeningen, welke te ervaren ons gelukkig maakte, welke te schenken ons blijmoedig stemde?
‘Wie het kleine versmaadt is het groote niet waard.’
Eere aan een Rebekka die water putte voor een ‘knecht’, ja die zelfs zijn kameelen te drinken gaf, totdat zij genoeg hadden!
Hen tegen te komen is een weldaad.
Wat moet het David goed hebben gedaan, toen zelfs de grijze Barzillai hem, op zijn vlucht, getrouw bleef!
Wie denkt niet aan die slavin die aan haar ‘heer’ den weg ter genezing aanwees? Aan een Boaz zoo hartelijk gezind en zoo kiesch helpend?
Daar ging eens een held - een man die levensgevaar getrotseerd heeft ter wille van de trouw aan zijn beginselen - na 2 jaar onschuldig in den kerker te hebben doorgebracht, als gevangene naar Rome omdat hij op den keizer zich beroepen had. De anders zoo kloeke is nu moedeloos. Lusteloos is hij en peinzend slaat hij de oogen op. Traag is zijn gang. De geestdrift week. Maar ziet! Er komt weer gloed in de oogen en de tred wordt andermaal veerkrachtig. De moed en het vertrouwen keeren terug Wat er dan toch bizonders is gebeurd? Niets buitengewoons. Enkelen zijner geestverwanten waren hem tegemoet gereisd. De gansche omkeer in dien man was te danken aan 'n paar vriendelijke gezichten en 'n hartelijk woord.
Wat danken wij niet aan een handdruk, aan een blik, aan een opwekkend woordje, aan een bezoek, aan een brief? En wonderen kunnen wij er mee verrichten. Een kleinigheid kon ons zoo nameloos goed doen.
We meten een weldaad niet af naar haar grootte, maar naar het hart waaruit ze voortkomt. Wij kunnen door allerlei schijnbaar onbeduidende dingen weldoeners zijn en anderer weg verlichten, anderer leven verwarmen.
Op een schilderij ‘het stoofje’ geheeten, zit een zieke moeder in den leunstoel. Een klein kind komt met een stoof aantorsen, haast te zwaar voor haar kracht. Maar ze is zoo blij dat ze voor moeder wat doen kan. En deze? Wat deed haar dat goed!
Wie 's levens ‘kleine zorgen’ moedig draagt; wie de ‘kleine zonden’ niet gering acht; wie getrouw is in de vervulling van het ‘kleine’ wiens hart waardeert kleine verrassingen en gaarne kleine weldaden anderen bereidt.... die is op weg groot te worden.
Alkmaar.
J.F. TERNOOIJ APÈL.