onreine gesprekken aan te knoopen, of mij dubbelzinnigheden te leeren. En ik schrijf dat daaraan toe, dat er een natuurlijke onschuld is, die een normaal kind beschermt, en doet hooren en zien zonder zich te verdiepen in dubbelzinnigheden. Zoo is het mij gegaan, die buiten opgroeide, onder dieren en planten, en met jongens als gezelschap. En zoo is het met mij velen gegaan; gelijk ook Uw brief weder getuigt...
Mary. Gij schrijft:
‘Een mijner kennissen is weduwnaar geworáen en zoekt nu een jong meisje uit deftigen stand om zijn huishouden te doen, hij wil dan leven met haar als man en vrouw, maar nooit meer hertrouwen. Toen hem gevraagd werd, waarom hij niet meer wilde trouwen, of zijn eerste huwetijk soms niet gelukkig geweest was, antwoordde hij: zeker heel gelukkig, maar hij wilde nu een meisje hebben, waar hij van af kon, als hij dit wilde, (dus wegjagen als hij er genoeg van had).
Keurt U deze handelwijze goed, dat een man die in vrije liefde geleefd heeft met zoo'n meisje haar dan weg kan sturen als hij wil. Is het dan niet beter om zich te verbinden; is die man in dienst of heeft hij een andere betrekking, dan heeft de vrouw of kinderen misschien nog kans later op pensioen. Is die handelwijze niet zeer immoreel te noemen?
M.i. staat een man die zoo redeneert zóó laag, dat ‘immoreel’ er nog een te zacht woord voor is. Want die man zoekt in hetgeen hij ‘liefde’ noemt niets anders dan voor zichzelf de laagste soort zinnenbevrediging, met de bijbedoeling vrij te blijven als hij er genoeg van heeft. Dit is geen liefde, maar een zeer laag soort van zinnelijkheid, en getuigt van grof egoïsme. Vrije-liefde, d.w.z. samen-leven zonder een huwelijk voor de wet te sluiten, heeft m.i. alleen dan reden van bestaan, als het door afdoende redenen onmogelijk is voor de wet te trouwen; b.v. omdat de eerste vrouw of man krankzinnig is, of niet wil scheiden, of iets dergelijks. Wanneer in zoo'n geval de betrokken partijen zich den ernst en de waarachtigheid hunner liefde zoo bewust zijn, dat zij den moed hebben de gevolgen van een vrij huwelijk voor de wereld te trotseeren, dan geloof ik dat zij in zoo'n geval reiner en zedelijker handelen, dan menig wettig ‘getrouwd’ paar. Maar alleen in zulke uitzonderingsgevallen acht ik vrije-liefde een eerlijke en nobele daad. Wie zijn toevlucht neemt daartoe om redenen als die van Uw weduwnaar, die wordt bezield door losbandigheid en zinnelijkheid, die wil niets anders dan voor zichzelf het genot der verhouding, en voor de vrouw die hij voor zijn genoegen gebruikt de pijnlijke gevolgen als hij genoeg heeft van haar. Het meisje, dat dwaas-genoeg is met zoo'n man een vrij-huwelijk te sluiten, zal zeker ongelukkig worden met hem. Gij moet mij wel begrijpen, dat ik het beredeneerde van de zaak zoo immoreel vind. Wanneer een man tegoedertrouw eerlijk meent een meisje, dat hij niet kan trouwen, lief te hebben voor altijd, winneer zij zich dan aan hem geeft in vrije liefde, en het later blijkt, als de bezwaren tot een huwelijk vervallen zijn, dat intusschen zijn liefde tot haar is veranderd of gestorven, dan kan ik
mij in zoo'n geval begrijpen, dat zij hem vergeeft, en van haar kant dankbaar kan blijven voor het vervlogen geluk. Maar dit is iets anders dan een beredeneerd vooraf zeggen: ‘Ik zoek een meisje, dat ik niet wil trouwen, om op die wijze zeker te blijven van mijn vrijheid.’ Dit zeggen getuigt van een verachtelijk bedacht-zijn-op-eigen-lijfsgenot-alleen, zonder eenig spoor van werkelijke liefde.
Mevrouw A.B.K. - lk dank U zeer voor Uw hartelijk schrijven en Uw vriendelijke woorden aan mij. Als er niet óók vele zulke moeders waren als U, dan zou ik inderdaad niet den moed behouden zoo te getuigen als ik doe. Maar juist zulke brieven en zulke getuigenissen als de Uwe geven mij den moed en de lust tot de taak. - Wat die questie betreft, of een moeder toch van haar kind zal houden als zij niet van den vader houdt, wel, lieve mevrouw, ik kan U niet anders zeggen, dan hoe ik 't mij voorstel. Ik stel mij voor, dat het kind van den man dien je liefhebt je hoogste zaligheid is. Maar omgekeerd denk ik mij, dat een kind, niet in die hoogste liefde ontvangen, je veel minder waard zal zijn. En als ik den vader bepaald haatte, wel, ik geloof, dat ik dan ook zijn kind zou haten, al was het tevens het mijne, of, liever-gezegd, juist daarom. Maar ik moet in deze questie zwijgen, waar U als moeder spreekt met Uw meerdere ervaring. Het is mogelijk dat het moeder-bezit een zoo groote zaligheid is, dat het al het andere doet vergeten. Alleen, waarom zijn er dan zoo vele, zoo heel vele, onverschillige, koude, slechte moeders?
R.D. te Gr: Hartelijk dank voor Uw schrijven. Ik ben op dit oogenblik zoo overkropt met werk, dat ik mijn belofte U particulier te schrijven vooreerst niet kan voldoen. Maar het misverstand is toch in elk geval opgehelderd, gelijk mij uit Uw tweede schrijven blijkt. Dank voor Uw vriendelijke woorden over: Over liefhebben. Ja, de jongste letterkundige producten zijn mij evenmin sympathiek als U. Ik zal 't daarover wel eens méér hebben in de Lelie. Ik gebruik Uw letters, omdat gij Uw pseud: niet opnieuw hebt opgegeven. Vriendelijke groeten.
Mevr: J. van M. - geb. G. te V. Lieve Mevrouw, waarom zondt U niets in den laatsten tijd? Is het omdat Uw brief nog steeds wacht op beantwoording? - 't Vervolg der spiritualistische beschouwingen zult U intusschen hebben gelezen. Wat Heyermans betreft, U zijt een der velen, die zich verheugt over het artikel van Jhr. Rappard. Zonder twijfel sprak hij daarin de meening uit van een groot deel van het publiek. Hebt U gelezen wat Wolfgang van der Mey van hem schreef in den Spectator?
Heerlijk, dat U veel van dieren houdt! Ik vind het zoo jammer, dat zooveel menschen, omdat zij de dieren te weinig kennen, geen begrip hebben van hetgeen zij missen door geen huisdieren te houden. Het is echter een feit, dat een dier zich énorm ontwikkelt door de liefde die men hem geeft, en door de wijze waarop men met hem omgaat. Stijve, nette, weinig-zich-uitende menschen zullen niet half zooveel aanhankelijkheid en liefde ontvangen van hun honden en katten, als zij die er hartelijk, teeder, liefkozend mee omgaan. Ik hoorde eens een dame zeggen: ‘O mijn pension-juffrouw heeft ook een hond, en ik houd zóóveel van het diertje. Maar hij mag nooit tegen mijn japon opspringen, dat weet hij; dat bederft je kleeren zoo!’ - Ik moet altijd lachen als ik zulke menschen hoor, die zich verbéélden dat zij op die manier ‘houden’ van een hond. Maar ik beklaag hen tegelijk, om hun armoedig-door-het-leven-gaan, met een ongekreukte, en vlekkelooze japon; maar zonder warmte en zon in de ziel!
- - ‘Die Seherin von Prevorst’ vind ik óók een bijzonder interessant boek. Ik heb het dikwijls gelezen en herlezen, evenals trouwens die andere door U genoemde boeken. Als U mij eens antwoordt, schrijf mij dan s.v.p. eens, of U geregeld séances houdt, en hoe? Dit zou ik zeer gaarne willen weten om bijzondere redenen. Hartelijke groeten.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: