lang uit Europa zijnde, nog steeds een heerlijk slachtoffer schijn te zijn.
Al heel spoedig vallen de oogen toe, daar hitte zoowel bedwelmend als vermoeiend werkt, en overmant me een diepe slaap waaruit ik eerst tegen half 5 ontwaak. Mijn eerste werk is dan naar de mandiekamer gaan, om mijn lichaam te verkoelen, want na 't slapen is het dubbel warm en daarna leg ik sarong en kabaja af om 't te verwisselen met Europeesche kleedij, een luchtig wit neteldoekje. -
Nu nog een schoon wit pak voor mijn man klaar leggen en dan in de voorgalerij maar op zijn thuiskomst wachten. Het theeblad staat er al en alles is dus in orde voor zijn ontvangst; het is nu nog maar een half uurtje voor hij komt, maar 't is altijd alsof het veel langer duurt. Ongeduldig kijk ik dan ook uit of ik het welbekende wagentje nog niet aan zie komen, maar neen telkens is het weer mis en blijkt 't iemand anders te zijn. Doch eindelijk, daar komt hij aan; hij ziet er moe en warm uit, maar zoodra hij mij ziet, komt er een blijde lach om zijn mond en even daarna sluit hij mij in zijn armen, mij telkens weer kussend.
‘Heb je lang gewacht, vrouwtje’? vraagt hij ‘ik kon niet eerder wegkomen, lieveling.’ Ik zeg hem dat 't zoo erg niet is en schenk hem gauw een kop thee in, wetend dat dit altijd zijn eerste behoefte is als hij thuis komt.
Nu komt het heerlijk gezellige theeuurtje, waarin we elkaar alles vertellen wat we dien dag gedacht en gedaan hebben, de kleinste bagatellen vertellen we elkaar, maar daar we elkander innig liefhebben stellen we er toch levendig belang in.
Nu komt zachtjes aan een oogenblik van rust over de anders zoo woelige stad; de kantoren zijn nu allen gesloten en dus staken de kossongs eenigen tijd hunne bedrijvigheid. -
Steeds dieper wordt de rust naarmate de avond nadert....
De laatste zonneschichten glijden langs de balustrade van onze voorgalerij in lichte spelingen en trillingen.... dan trekt de zon haar stralen in, de vurige bol verliest haar helgelen gloed en gloeit langzaam aan tot donker - tot karmozijnrood.
Reeds ver naar den horizont genegen, staat zij daar nog aan den hemel te glanzen als het symbool van macht en majesteit, doch alsof een plotselinge vermoeidheid haar aangrijpt zakt zij eensklaps pijlsnel weg in haar donker wolkenbed, slechts nalatend een vurig rose nagloed. - Even snel als de morgen daagt, even plotseling daalt ook in Indië de nacht.... geen kwartier nog is de zon verdwenen of een lichte schemering valt in, het hel-rose van de lucht vervloeit en zacht teere nuancen, saumon, licht-violet mauve... vervangt - vloeit-uit in den wijden avondhemel, die hoog zich spant boven de zwijgende aarde.
Dit is het moment van volmaakte stilte in Indië, als de duisternis invalt is 't alsof de heele natuur in ademlooze spanning den naderenden nacht afwacht. Geen blad beweegt zich, ernstig en devoot staan de slanke palmen en blikken omhoog naar den donkeren luchtkoepel, waar langzamerhand op heur zilveren voetjes de liefelijke sterren op haar eeuwige baan komen aanzweven....
Stilte rondom.... alleen af en toe het vlugge geklikklak van paardenhoeven op het asphalt en het monotoon getjirp van eenige krekels in het gras.
Dit laatste echter verbreekt de stilte niet, doch maakt de rust nog zwijgender en dieper en geeft iets eigenaardig geheimzinnigs aan den oosterschen nacht.
Nu is het donker.... de maan in een halven cirkel rijst, koud, als in een winternacht te voorschijn, te midden van haar schitterende pages, die haar omgeven met flonkerenden schijn....
Een sprookje....
Nog even duurt de rust voort....
Nu strijkt een zware ademtocht door de bladeren der boomen, doet ze ritselen en trillen.
't Is, of dit het sein is voor het weder-op-leven der stad; meer en meer klinkt 't geklikklak van kleine paardenhoefjes.... fietsbellen tingelen er door heen, en opeens boem ..boem ..boem.. de eerste tonen van het blaasorchest in ‘de club’.
Weg is op eenmaal de geheimzinnige betoovering, waarin de stilte ons had gewikkeld; ietwat verschrikt richt ik me op uit Paul's armen en vraag wat wij van avond doen zullen.
‘Laten we maar een eindje rijden en dan even een nummertje muziek gaan hooren, vindt je dat goed?’
Ik knik toestemmend, geef mijn jongen last de theeboel weg te halen, kijk nog even bij mijn kokkie om een en ander over 't eten te zeggen en zet dan mijn hoed op. Vele dames rijden hier zonder, maar in dit opzicht kan ik mijn Europeesche gewoonte nog niet afleggen.