Wat daarna 't scherpst in mijn herinnering is gegrift, is een overdreven vriendschap, die ik sloot met een meisje dat ik adoreerde; courtiseerde kan ik wel zeggen. 'k Was als verliefd, en maakte verzen op haar, die mij halve nachten wakker hielden.
Bij gelegenheid van eenen kerstboom voor de kinderen van 't dorp, vliegt, terwijl we een kerstlied zingen, een tak in brand. In alle stilte, knijp ik kalm den vlammenden tak tusschen mijne vingers uit, rustig verder zingend. Als 't uit is, toon ik mijne hand vol blâren aan 't vriendinnetje. Ik had deze heldendaad niet gedaan om een ongeluk te voorkomen, maar enkel en alleen om in hare oogen eene heldin te zijn.
‘Nù màg je den heelen avond met me dansen,’ zei ze, du haut de sa grandeur. En nog kan ik de gedachte niet uitstaan, dat ik die gunst aannam. Door te veel geven en nooit iets terug te vragen, had ik haar bedorven. Helaas! hoe dikwijls heb ik ook in later jaren de ervaring opgedaan - toen ik geen kind meer was - dat men, door te veel geven, soms nooit meer iets terugontvangt.
Op eenen morgen werd ik, door een brief aan de Directrice, opontboden om thuis te komen helpen, daar Moeder ziek te bed lag en zusje de mazelen had. Niets was natuurlijker. Maar nooit vergeet ik de onaangename uitdrukking op 't gezicht der directrice, toen ze mij dit meldde en zeer onomwonden hare afkeuring toonde over dezen wensch mijner ouders; hetgeen wel niet van veel zelfbeheersching of tact getuigde, van ‘opvoedkunde’ zeker niet.
Als ik na eene korte afwezigheid terugkeer op school, vind ik de intieme vriendin fluisterend, vol geheimzinnigheid, met een ander meisje. Zij pocht op deze nieuwe vriendschap, en gaat zelfs zoo ver, mij triomfantelijk een ringetje te toonen, dat ze van haar kreeg. Ik voel nu met een leelijk afgunstig iets in mijn hart dat dit gouden ringetje wonderen doet en mijne arme verzen vol gloed en teederheid er niet tegen opwegen.
Ik vraag - wel wat theatraal, - mijn verzen terug, verscheur ze, en... heb een dankbaar publiek aan enkele andere meisjes, die het ‘drama’ bijwonen.
In 't begin ben ik eerlijk bedroefd maar door de overdreven sympathie der anderen word ik onnatuurlijk, ga poseeren en acteeren als verongelijkte wanhopende! En hierop wil ik wijzen! Dit is voornamelijk een van de verkeerde dingen op een kostschool, dat menigeen er haren eenvoud verliest, wanneer men haar interessant gaat vinden en anders dan anderen. Men gaat geheime smarten zoeken en emotietjes najagen: men gaat acteeren, wordt toegejuicht en gelooft eindelijk zelf aan wat men speelt. Wat een muffe ziekeluchtjes, in die vrouwenkolonie soms!
De sentimentaliteit ontbrak ook niet, niet eenmaal geweerd of getemperd door de directrice, die het heel gewoon scheen te vinden dat wij een nieuw Engelsch meisje, dat wij nooit gezien hadden, verwelkomden door haar bed met rozen te bestrooien!
Verdriet hebben, béken tranen schreien: Ziedaar de emotie bij uitnemendheid. Had men geen verdriet, dan schepte men 't zich!
Hoeveel denkbeeldige smarten hebben we beweend! Men zou er om kunnen lachen als 't niet zoo droevig was dat we uit louter aanstellerij ongelukkig waren, terwijl we, zoo jong, zoo onbezorgd en verzorgd, zoo gelukkig hadden kunnen zijn. Want er werd veel gedaan om 't ons aangenaam te maken. De ondeugende streken die we uithaalden waren zeer onschuldig, zoo bewaarden wij taartjes van onzen verjaardag, en aten die op als we hadden moeten slapen. Het gevaar van ontdekt te worden, gaf een heerlijken prikkel en verhoogde het genot. Zoodra echter hoorden wij niet een Mamsel of Miss naderen, of van welke nationaliteit deze, op wollen pantoffeltjes aansluipende Detective dan zijn mocht, of wij kropen, dikwijls met monden vol room, onder de dekens, quasi in diepe rust. -
Na de vacantie kwamen we wel vol nieuwe voornemens terug, verlangend ook, onzen kameraden al onze wederwaardigheden te vertellen, en onze vriendinnen terug te zien.
Maar één sentimentele bakvisch schildert, op haar koffer gezeten, ons haar pessimistische beschouwing van 't kostschoolbestaan en dat is genoeg, en we huilen mee al was 't maar alleen voor de gezelligheid.
Feestdagen en uitstapjes, vroolijke uren met muziek en boeken. Gezellig theeuur. Zondag met kerkgang en brieven schrijven naar huis! Zondag met gelei en sardines aan de koffie; uitstapjes en tochtjes! U gedenk ik met dankbaar hart en de St. Nicolaasavond was het glanspunt. Het strenge prestige verdween dan, als sneeuw voor de zon, en 't was een genot, elkaar te verrassen.
Een ieder zoowel onderwijzer, als leerling vertoonde zich dan van zijne beste zijde. -
Onder de meisjes herinner ik mij de meest