houdingen. Oude en jonge mannen, stokoude vrouwen en jonge moeders, knapen en meisjes, oudere kinderen en zuigelingen; de jongeren naakt, de ouderen half gekleed, allen bedekt met bruin ingedroogd bloed, allen met meer of minder groote wonden, meest allen doodgeschoten.
In een groote kuil tusschen 10 à 12 doode lichamen, rechtop, een blijkbaar blinde, maar met wijde glazige oogen, jongen van 10 jaar, ongedeerd, luisterende naar onze stappen en bewegingen. In andere kuilen die wij passeerden werd door een gewonde de sarong over 't hoofd getrokken. Elders tegen den wal een ongedeerd kindje, naakt, kermend.
Weer ergens anders, op de trap van een huisje een paar kinderen, de ouderen rond starend, de jongeren huilend. Midden op het plein hier en daar een mannelijk lijk, armen en beenen wijd-uitgespreid. Het treurigste beeld leverden echter de wolfskuilen en de N.O. saillant, waar de verdediging 't krachtigst was geweest, 20 à 30 lijken en gewonden kris en kras door en over elkaar, kleurrijk door kleeding, naakte huid, open wonden, bloedvlekken en bloedstrepen op den zandgelen ondergrond. Hier en daar een half verbrand lijk met opengescheurden buik tengevolge van het treffen van den kruitvooorraad van den verdediger.’
Waarlijk, wij brengen op eigenaardige wijze ‘beschaving!’
In dezelfde courant (Nieuws v/d. Dag) komt een artikeltje van mij voor over dit onderwerp wat ik hier laat volgen:
Eene dame uit den beschaafden stand, die zich teekent ‘Een Moeder,’ diep getroffen door de bloedige daden der laatste weken, verzoekt ons het volgende ernstige woord te plaatsen:
Vrouwen! Moeders!
Ge moet het ook gelezen hebben, dat vreeselijk bericht over het moorden in de Gajoelanden. Maar is het tot U doorgedrongen, het ontzettende van het feit dat er in onze zoogenaamd beschaafde eeuw zoo iets barbaarsch kon plaats hebben?
Slapen we dan allen, dat dit getolereerd wordt? Zoo niet, waarom vereenigen we ons niet, waarom gaan er geen stemmen op tegen dit ruw geweld.
Ongetwijfeld zijn er velen onder ons die zich met allerlei ‘nietsjes’ bezig houden en heel weinig gevoel hebben voor dat wat buiten hen en hun kringetje gebeurt.
Maar de meerderheid denkt en voelt toch anders, niet waar?
Waarom zwijgen we dan toch!
Omdat we denken: ‘het helpt toch niet, de oorlog is nu eenmaal een noodzakelijk kwaad.’
Maar ik zeg U, het is juist hierin dat we dwalen.
Iets wat kwaad is, kán nooit noodzakelijk zijn. Eéns moet er een eind komen aan den oorlog; wij allen moeten trachten dit eind te verhaasten en 't is vooral aan de Moeders om hiertoe mee te werken.
Laat het toch eindelijk eens uit zijn met het recht van den sterke en laten we onze kinderen leeren dat oorlogvoeren de grootste zonde is die begaan kan worden tegen Logica en Natuur.
Moeders! weet ge 't wel dat het in hoofdzaak van U afhangt den vrede te verhaasten?
G.M. JORISSEN
geb: HARTMAN.
P.S. Mevrouw Jorissen - geb: Hartman, die zich, zooals uit bovenstaand stukje blijkt in het N.I. Nieuws van den Dag alleen teekende: Een Moeder, geeft mij, in het vervolg van haar schrijven aan mij, verlof haar naam te publiceeren in de Lelie.
Redactrice.