samen wandeltochten maken, partijen, bals, enz., bijwonen?
Dit zou toch niemand willen verbieden. Klagen leeraren over het samen de school bezoeken? Lijdt beider studie er onder? Of prikkelen zij elkaar om te arbeiden? Is dat gescheiden houden van jongens en meisjes goed? Of is het beter dat zij het gewoon vinden met elkander om te gaan? Maar niet ‘stil!’
Aan ouders ten plicht hun kinderen zelf te vertellen, wat dezen niet op onreine wijze mogen bespreken met elkander!
Aan den onderwijzer ten plicht een toonbeeld te wezen van die waarachtige beschaving, welker voorbeeld machtigen invloed oefent op den omgang tusschen een leerling en leerlinge. Diens spreken, diens keuze van lectuur, b.v., is allerminst een onverschillige zaak.
Te hopen is het ook dat het aantal leervakken worde verminderd. Weinig goed weten en begrijpen is méér waard dan veel slecht weten.
Aan de orde blijve evenzeer het aantal lesuren. Er moet tijd wezen voor zelfstandige studie, voor liefhebberijen, voor lectuur. Velen klagen dat er geen tijd overschiet om vrijwillig een mooi boek te lezen.
Aan de orde blijve desgelijks de vraag omtrent het huiswerk.
Ouders hebben ook nog recht op hun kinderen. 't Moet niet zóó wezen dat zij, gekomen van school, eten om dan terstond aan den arbeid te gaan om, als het werk ‘af’ is, aanstonds te hooren ‘bed-tijd!’
Er kome meer overleg in deze tusschen de onderwijzers. Nu weet vaak de een van d'ander niet af, met dit gevolg dat er soms voor allerlei lessen te veel gedaan moet worden, wat niet wegneemt dat de leerlingen zich moeten oefenen in juiste arbeids-verdeeling. Onlangs las 'k, cursief nog wel gedrukt, aan den voet van een ‘rooster’ voor de lessen deze woorden: ‘de onderwijzers regelen onderling zóo het huiswerk, dat er ten hoogste 1½ uur aan besteed behoeft te worden.’
Dat er op onderwijsgebied iets hapert, blijkt uit wat men gedurig kan lezen in couranten, tijdschriften, brochures, blijkt uit de oprichting der ‘Vereeniging tot vereenvoudiging van examens en onderwijs,’ blijkt uit hetgeen prof: Winkler schreef over de overlading met onderwijs en huiswerk. ‘De ouders zien dat meer en meer in en het begint onder hen te gisten. Zij klagen bij de onderwijzers, maar dezen kunnen er weinig aan doen. Ze zijn gebonden aan leerplannen en examens.’ ‘Aan ouders en onderwijzers worde gelegenheid gegeven samen te werken tot een betere regeling van het onderwijs.’
Over deze regeling sprak elders een schoolhoofd zeer uitvoerig. Samenwerking van ouders en leeraren zou het onderwijs ten goede komen. Veel misverstand verdween en onderling vertrouwen nam toe. De ouders kennen de onderwijzers niet. Zij staan te veel buiten de school. Meerdere aanraking is hoog noodig. De leeraren zouden de leerlingen beter leeren kennen en d' ouders zouden waardeerender over de eersten oordeelen. Waarom geen bijeenkomsten van beide groepen?
Dat er verbetering in menig opzicht komen moet, erkent ieder ernstig-denkende. Dit zij van alle zoeken naar, voor een deel althans, nieuwe wegen het uitgangspunt. School en huis hebben beide een heilige taak te vervullen: menschen te vormen met een helder hoofd, een ruimen blik, een scherp en juist oordeel, met veel kundigheden toegerust, maar tevens met een ernstig het goede willen, met een karakter zonder plooien en vouwen, met een harte vol warmte en geestdrift, vol liefde en eerbied voor wat schoon, rein en edel is, vol van idealen.
Kennen is veel, heel veel, doch zedelijk-kunnen is méer.
Onze tijd vraagt om menschen, om karakters en persoonlijkheden.
Geven school en gezin ons hen!
Alkmaar.
J.F. TERNOOIJ APÈL.