De Hollandsche Lelie. Jaargang 18(1904-1905)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Bij den dood van Paul Kruger. Gestorven in den vreemde als banneling uit 't land, waaraan met liefde zijn harte hing. Gebroken door de jaren, maar meer door smart, hield plots nu op te kloppen dat trouwe hart. Verzeld slechts van de enk'len, die vriendschap bond, zal men nu neer hem leggen in vreemden grond? O, vrome, grijze staatsman, vol geloovenskracht, ge zaagt het licht niet dagen nog in den nacht. In 't land aan de Over-Vale klaagt menig man, die droef uit 't kamp der strijders naar ‘huis toe’ kwam: ‘De vijand nam mij alles, mijn “plaats”, mijn haard, mijn vrouw, mijn kleine kinderen, mijn “kraal”, mijn gaard! Niets heeft men mij gelaten, 't is alles weg!’ Toen hieft ge kalm de hand op: ‘Het kom weer reg!’ ‘Er is er Eén daarboven, die 't al aanschouwt en 't hef van recht en onrecht in handen houdt. Misschien dat wij verdienden dit harde lot. Zegt, bogen wij genoeg wel het hart voor God?’ Nu is hij ingeslapen, de achtbre grijs, en 't Volk erkent met eerbied: ‘Hij was zoo wijs!’ ‘De Bijbel was zijn wetboek; ‘het richt ons fel: ‘den vromen is de hemel ‘den boozen hel. ‘Die hel zal dus hun straf zijn ‘reeds hier op aard: ‘dat zij 't gemoed zich weten ‘met schuld bezwaard. O, vrome, oude Staatsman, wij bidden meê: Leer ons het ‘recht’ zóó vatten, dat geeft ons vreê. [pagina 108] [p. 108] Uw Vierkleur zij verdwenen, uw taal verstom' uw vreê is ons gebleven; ge badt er om. Wij wilden wel een wrake van anderen aard en smeekten om een zegen uit stof vergaard. Heb dank, gij oude grijze, uw raad was goed! Ons meer nog dan uw werken, uw kracht, uw moed. 'k Heb voor u dit te vragen, 't is al gezegd: Uw hoofd zij op uw Vierkleur ter rust gelegd! Neder-Veluwe. L.v.W. Vorige Volgende