een jokkentje gezegd, of een noodleugentje gebruikt hebben?
Natuurlijk niet! Dat zou ze immers veel te slecht vinden.
En dat hij haar er nu toe over wilde halen! 't Was eigenlijk als je het goed beschouwde, in-gemeen van hem, om zoo'n aardig lief kind voor zóó iets te gebruiken, - maar zij was immers ook de eenige, die hem kon helpen, - en - 't zou zoo machtig leuk worden van avond! Henk kwam, en Herman natuurlijk, - en die eeuwig-grappige Kees Van der Looy, en dan later - - natuurlijk, hij moést er bij zijn.
Enfin leelijk wás en bléef het van hem, dat was zeker, maar dat kon nu niet anders.
Nu maar gauw, vóor tante straks thuis kwam, de zaak in orde gebracht!
‘Netty, luister eens even!’
‘Ja Wim, wat is er?’
‘Kan-je nu niet eens even hier komen, ik moet je wat vragen?’
‘Straks Wim - zoodra ik klaar ben - als mama thuis komt en - - -’
‘O, natuurlijk, dacht ik 't niet, voor alles wordt er altijd tijd gevonden, maar als ik, je bloedeigen neef, eens even wat met je heb te praten, heeft de “dame” het te druk.
Weet-je wat ik geloof, Netty? - Dat je geen zier meer om me geeft.
Vroeger was je altijd even lief en vriendelijk voor me, al had je het nog zoo druk met schoolwerk, toch bleef er tijd over, om met mij te wandelen of te croquetten! Maar nu? -
Van een gezellig praatje komt niets meer.
Neen, Netty, je bent niets lief voor me, en ik heb 't al lang gemerkt, dat je niet meer van mij houdt.
Zeg, met wien loop je nu? Zeker met dien fatterigen Cor Van der Wely? Hij heeft je op Sint Nicolaas toch nog een cadeautje gestuurd - natuurlijk een paar vaasjes, of een naaidoosje, of zoo een of ander echt meisjesprul.’
‘Hè Wim, wat leelijk van je om zóó iets te zeggen, je weet heel goed, dat ik nog net zooveel van je houd als vroeger, en dat ik met niemand anders loop ook. Vraag het maar aan Net en Betsy, en Truus weet 't ook wel, want.... op school plagen zij mij allemaal met jou - en in m'n boeken staan overal W's, die schrijf ik er onder de les in, maar als mama straks thuiskomt en ze is boos, dan....’
‘En als ik dan boos ben? Geef je daar heelemaal niet om?’
Wim wierp tersluiks een blik op de pendule! O hemel, half twaalf al, binnen een kwartier moest alles in orde zijn, en, begrijpende, dat hij zoo niet veel verder kon komen, stond hij gauw van zijn gemakkelijken stoel op, en ging naar Netty toe.
Voor zij wist wat er gebeurde sloeg hij de armen om haar middel, en haar dicht naar zich toetrekkend vroeg hij op eens met dien eigenaardig lieven smeekenden klank in zijne stem die - hij wist het maar al te goed, daarom maakte hij er niet te vaak gebruik van - haar altijd zoo ontroerde, dat zij hem als hij dien toon aansloeg nooit iets, wat ook kon weigeren: ‘Zeg, Netteke, houd je nu heusch héél veel van me, net zooveel als ik van jou, zóóveel, dat, als ik je eens vroeg mij een héél groot pleizier te doen, je er dadelijk toe bereid zoudt zijn?
Zeg Nettekelief, zou je zóóveel van me houden?’ Nog dichter sloot hij haar in zijne armen, en terwijl haar een zalig, nooit te voren gekend gevoel van weelde doorstroomde, drukte hij een kus op haren frisschen lachenden mond.
Die kus deed hare kracht breken en zachtkens fluisterde zij, rustend in zijne armen: ‘Ja, Wim, ik houd héél héél veel van je, net zooveel als jij van mij - en.... véél meer dan de meisjes op school eigenlijk kunnen begrijpen, en ik wil je dit graag bewijzen. Zeg maar wat ik voor je moet doen?’ Wim zuchtte verlucht op. Dat het zóó gemakkelijk zou gaan, had hij niet gedacht, maar, je moest er ook een beetje slag van hebben om met meisjes om te gaan. Met een paar lieve woordjes en een zoen kan je letterlijk alles van zoo'n bakvischje gedaan krijgen! Nu kwam het er alleen nog maar op aan wat flink van zich af te spreken.
Weer een blik op de pendule.
Nog maar tien minuten! Goede hemel, hoe zou hij 't zoo gauw klaar spelen? Als Netty nu maar niet zoo akelig braaf bleef of sentimenteel werd, - dat hield weer zoo op.
Met den rug naar haar toegekeerd, om zijne verlegenheid voor haar te verbergen, en kijkend uit het venster om tante te zien aankomen, begon hij 't te vertellen, vlug sprekend, haast struikelend over zijne woorden.
‘Zie je Netty, we gaan van avond allemaal naar Den Haag, we hebben 't samen afgesproken, en nu moet jij mij den huissleutel bezorgen, ik weet, dat de meisjes hem altijd 's morgens op je kamer komen halen.