De historie vanden vier heemskinderen
(2005)–Anoniem Vier Heemskinderen, Vanden– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 196]
| |
[pagina 197]
| |
Dat XIX capittel. Hoe Ogier te Parijs quam ende vertelde coninc Karel hoe die reise vergaen was. Ende hoe hem Rolant verradenis opleide, ende daer om een camp vacht tegen Gontier, die hi int parck doot sloech.Ga naar voetnoot+1Als Ogier van Reinout ende sijn broeders ghescheyden was, reet 2hi met haesten nae Parijs. Ende als hij te Parijs quam, ginc hi daer 3hi coninc Karel vant, dien hij minlick gruete. Die coninc was 4blyde als hij Ogier sach ende ontfincken mynlic ende hieten wel-5coem. Als dat gedaen was, vraechde hij hem hoe die reise vergaen 6was te Vaucoloen. ‘Brengdi mi Reinout gevangen?’ Doe seide de 7grave Ogier: ‘Voerwaer heer coninc, neen wi. Qualic hebdi u gelt 8besteet dat ghi Yewijn hebt gegheven om dat hi u Reynout mit 9sijn broeders gevangen leveren soude. Soe helpe mi God, ic seg u, 10Reinout heeft verslegen den grave Calon ende Fouke van Mor-11lioen ende Werrijn, sinen swager, ende haer volc is meest mede al 12verslaghen, want ick mede mijn lijf qualic ontdragen mocht,Ga naar voetnoot12aant. 13want ic ben seer gewont ende mijn ghereide most ic daer latenGa naar voetnoot13 14tegen minen danc, oft mi was lief of leet. Dat dede Maeldegijs, die 15tovenaer, want hi brocht hem grot secours uuten castele vanGa naar voetnoot15 16Montalbaen: wel xxx hondert stoute ridders.’ 17Doen seide Roelant: ‘Dat gheloef ic wel, heer Ogier, want so ic 18vernemen can, sidi een verrader. Want ghi ontboet hem selve te 19Montalbaen bi enen secreten bode, Maeldegijs.’ Als Ogier die 20woerden hoerde van Roelant die so verwijtelic waren, seide hi: 21‘Gi scalc, ghi liecht dat! Ende ist also, so moet mi God helpen datGa naar voetnoot21 22ic verwoede, want ic nye verrader en was van al mijn leven. EndeGa naar voetnoot22 23diet mi opseggen woude dat ic verradenis gepleecht had, ic sou- | |
[pagina 198]
| |
24det hem doen lochenen in een camp of selve daer om doot bliven.’ 25Roelant seide weder: ‘Here Ogier, ghi sijt een verrader.’ Doe 26Ogier dit hoerde, seide hi met grammen moede: ‘Gi liecht daer 27om, valsch bastaert, ende des wil ic u doen lochenen in eenGa naar voetnoot27aant. 28camp.’ Doe boet Ogier den hantscoe, ende Roelant trac voertGa naar voetnoot28 29met haestigen sinne ende soude die camp angenomen hebben, 30mer coninc Karel en woudes niet liden ende seide: ‘Laet staen,Ga naar voetnoot30 31neve Roelant, want ic sal mijn campioen, genoemt Gontier, te-Ga naar voetnoot3132ghen Ogier doen vechten.’ 33Ende Karel seide tot Gontier: ‘Gaet ende ontfaet gi den hant-34scoe ende doetet Ogier liden dat hy een verrader is.’ Doe seideGa naar voetnoot34 35Gontier: ‘Heer coninc, het wert minlic gedaen.’ Mettien tratGa naar voetnoot35 36Gontier voert ende ontfinc den hantscoe van Ogier. Doe seide 37coninc Karel tot Ogier dat hi borgen setten soude. Ogier seide datGa naar voetnoot37 38hijt gaerne dede ende badt den here Dunay van Bamer ende den 39hertoge van Ardan dat si sijn borge wouden wesen, dat si gaerne 40deden. Doe seide coninc Karel mit een lachende monde: ‘Die bor-41gen sijn goet genoech.’ Voert seidi: ‘Heer Bavier, gi moet selve 42mede inden camp wesen ende benemen an beyden sijden dat siGa naar voetnoot42 43malcander gheen ongelijc en doen. Ende en laet de twee heren 44niet vechten, si en hebben eerst gesworen.’ Doe seide die graveGa naar voetnoot44 45Dunay: ‘Here, al datmen sculdich is van doen, dat sullen si gaer-Ga naar voetnoot4546ne doen.’ Aldus gingen dese twee heren daer si haren eet doen 47souden opt heilige cruys. Doe seide Dunay: ‘Gi heren die campen 48sult, coemt, ghij moet hier ten heiligen sweeren.’ Doe seide Gon-Ga naar voetnoot4849tier dat hijt gaerne dede: ‘Ic moet voer sweren, want ic aenleggerGa naar voetnoot49 | |
[pagina 199]
| |
50vanden campe ben.’ Doe leide Gontier sijn rechterhant opt cruys 51ende knielde, seggende: ‘Ghi heren, wilt mi horen ende verstaet 52dat ic segge. Ic segghe Ogier op dat hi verradenis ghepleecht heeftGa naar voetnoot52 53inden velde voer Vaucoloen biden eede die ic hier sweer, dat weet 54ic wel warachtich, want Reynout dat is zijn maech. Also wil mi 55God de ere geven ende dat heilige cruys daer ics op sweer.’ Doe 56seide Dunay: ‘Staet op, Gontier. U eet is wel gedaen.’ Met dese 57woirden stont Gontier op ende sloech thoeft neder ende en neechGa naar voetnoot57 58den heiligen cruys niet toe, soe luttel ontsach hi Ogier, want hi en 59woude niet eens op hem sien. Doe trat voert Ogier ende soude 60sinen eet doen ende seide: ‘Ghi heren, wilt alle een weynich nae 61mi horen, so moechdi horen wat ic sweere. Ic sweere bi Jhesumaant. 62van Nazarenen dat ic nye verradenis en dede, mer die broedersGa naar voetnoot62 63sijn mijn rechte neven, aldus ic en dorste hem helpen of deren, soe 64seer ontsach ic den coninc. Mer ic seg, Maeldeghijs dede hem 65groot secours, want hi brocht met hem xxx hondert mannen, 66wel opgeseten. Dese deden groot wonder, ende dye grave Calon 67bleef daer doot, Fouken van Morlioen ende Werrijn ende daer 68toe die geslachten meest die de heren met hem brochten. Ende alsGa naar voetnoot68 69ic sach dattet al verslegen was, so most ic vlien doert grote volc 70dat Maeldegijs daer gebrocht had, ende mijn gereyde en mocht ic 71niet medenemen van haesten. Ende dat dit dus gheschiet is, dat 72mi God so helpe.’ Doe seide Dunay: ‘Heer Ogier, staet op. U eet is 73wel gedaen.’ Doe stont Ogier op ende custe het cruys an sinen 74voet. 75Als dat gedaen was, leydemen die heren totten parcke. Doe 76seide Gontier, die campenioen: ‘Ogier, wildi noch liden die verra-77denis die gi daet buten Vaucoloen, so moechdi noch van mi gaen 78onverslegen ende ic sal u helpen versoenen teghen den coninc. | |
[pagina 200]
| |
79Ende en wildi niet lijden, so is u evel gheschiet, want ic sal u met-80ter hant te hants dat leven nemen.’ Doen seide die stoute Ogier: 81‘Ic en ontsie u dreygen niet. God scende u,’ seyde Ogier, ‘gi en 82doet dat ghi sculdich sijt van doen, ende laet u roemen staen.’Ga naar voetnoot82 83Met dese woerden reden si int parc. Ende als elc op zijn stede intGa naar voetnoot83 84crijt waren, lieten dye twe heren haer orssen te gader lopen. Ende 85Gontier sloech seer grote slagen after een op Ogiers scilt wat hi 86mochte mit alle sijn cracht, eer Ogier te weer conde comen. Met-87tien verhief Ogier zijn swaert ende gaf Gontier soe ongemeten 88groten slach ende geraecten seer wel so dat hi wonder dede, want 89hi sloech Gontier, des conincs campenioen, ten eersten slage 90doot, die so starc was van crachten. Ende als Gontier doot was 91ende dat Ogier sach, was hi blide ende trat van zijn paert ende 92werp Gontier uuten parc, want hi seer starc was. Als dat ghedaen 93was, vraechde Ogier of hi voldaen had. Doe seide de hertoge 94Sampson: ‘Sit op u paert, dat u God ere.’ 95Die heren keerden weder totten coninc, ende als die coninc die 96heren sach, vraechde hi hoe de camp vergaen was. Doe seide die 97grave van Bamer: ‘Here coninck, u campenioen is verslegen. 98Ogier gheschiede grote eer, want hy sloech hem ten eersten slage 99doot.’ Doe seide Ogier totten coninc: ‘Here, hoe soude hi mi ver-100rader maken? Ic seg u, here coninc, bij God almachtich, dat hem 101Maeldegijs, sijn oem, secours brochte uut dat casteel van Mon-102talbaen. Dat suldi warachtich vinden ende anders niet.’ |
|