De historie vanden vier heemskinderen
(2005)–Anoniem Vier Heemskinderen, Vanden– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 90]
| |
[pagina 91]
| |
Dat XI capittel. Hoe coninc Karel sach dat nieuwe casteel dat gemaect was op de roetse in Yewijns lant als hy Sinte Jacobs reisde, ende dede vragen wiet hoerde. Ende hoe hi Roelant tot Reinout sende ende hoe hi dat casteel beleide.Ga naar voetnoot+aant.1Het geboirde dat coninc Karel reysen soude tot Sinte Jacobs, 2ende Roelant was bi hem. Ende als si waren gecomen in Yewijns 3lant, wort coninc Karel den casteel siende ende sach dattet scoen, 4hoge ende sterc was ende onwinlic, ende seide tot Roelant: ‘Siet 5dat casteel, neve! Wie macht in so corte stont hebben doen tijm-6meren? Ende in al Gascoengen staet geen casteel so starck noch 7so scone.’ Roelant seide totten coninc: ‘Wiet gemaect heeft, is mi 8onkondich. Mer ic seg u voerwaer, het is stare ende onwinlic, 9want het is seer hoge van muren ende toernen ende wel gemaectGa naar voetnoot9 10ter were, ende heeft menich merc gouts gecost. Het is ijmmer eenGa naar voetnoot10aant. 11machtich ende rijc man diet heeft doen tymmeren.’ Hier mede 12lieten coninc Karel ende Roelant haer woerden ende lieten hem 13over een water setten. Doe quamen si int lant dat Yewijn Reinout 14mit sijn dochter ghegeven had. Ende als si over waren, hiet 15coninc Karel Roelant dat hi daer in tlant vragen soude wie dat 16scone casteel had doen timmeren in so corter tijt. 17Roelant ghinc dair hi een ackerman vernam bi sinen ploch. 18Roelant reet daer toe ende vragede hem wye dat casteel had doen 19tymmeren ende wiet behoerde ende bewoende. Die ackerman, 20horende die woerden van Roelant, hi antwoerde hem ende seide: 21‘So als ic hore vanden luden, so heeftet een grave doen tymmeren 22die hem daer op onthouden wil teghen sine vianden. Want so 23men mi seide, heeft hi grote oerloge ende twiste tegen den coninc 24van Vrancrijc ende is uut sinen lande verdreven.’ Doe seide Roe-25lant: ‘Vrient, hoe hiet de grave?’ De ackerman seide: ‘Reinout. | |
[pagina 92]
| |
26Ende heeft drye broeders, scone jongelingen. Ende het casteel 27hiet Montalbaen, ende oec heeft hi getimmert een scoon stede.’ 28Als Roelant van die ackerman die waerheit wist vanden cas-29tele, keerde hi weder tot Karel den coninc ende seide: ‘Dit casteel 30heeft doen tijmmeren Reinout met sijn broeders ende hiet Mon-31talbaen, ende hebben ghesticht een scoon stede.’ Als de coninc dit 32hoerde, wert hij toirnich ende seide tot Roelant: ‘Gaet ende segt 33Reinout myn neve dat hi mi opgeve tcasteel Montalbaen ende deGa naar voetnoot33 34stede, ende geve hem mi ghevangen met sinen broeders ende al 35sine poertiers ende ondersaten, mijn wille mede te doen; ic salseGa naar voetnoot35 36voeren in Vrancrijc. So mach hi vrede hebben ende tegen mi ver-37soenen van sijn misdaet. Ende en wil hi dit niet doen, so sel hemGa naar voetnoot37 38evel geschien, want ic sal mit macht comen in sijn lant ende ver-39derven ende verbernen al datter is, ende doen hem ende sijn broe-40ders hangen ende al doen sterven wat ic daer vinde.’ 41Als Roelant des conincs wil verstaen had, ginc hi tot Montal-42baen, ende als hi inder sale quam, gruete hi Reinout mit al sijn 43huysgesin minlic ende sine broeders. Als hi dat gedaen had, seideGa naar voetnoot43 44hi tot Reynout: ‘Mi heeft an u gesent coninc Karel van Vrancrijc, 45als dat gi ende uwe broeders ende al u ondersaten coemt gevan-46gen op sijn geleide ende tot sinen wille, ende geven hem Montal-Ga naar voetnoot4647baen ende u stede, ende vallen hem te voet met u baroenen ende 48begeren genade; hi salse u doen.’ Als Reynout de boetscap ende 49coninc Karels meninge verstaen had, seide hi tot Roelant: ‘Ic seg 50u, Roelant, ic en gave den coninc minen here den snootsten manGa naar voetnoot50 51niet te soen die in al mijn lant is. Coninc Karel lage mi liever vii 52jaer hier int lant met sijn macht. Ic en gever niet een pluym om.’Ga naar voetnoot52 53Als Roelant dit hoerde van Reynout, seide hi: ‘Wildi u tegen | |
[pagina 93]
| |
54coninc Karel setten? Ghi sloecht ymmer sijn soen Lodewijc!’ Doe 55seide Reinout: ‘Ic en vrager niet na, want die grote overdaet de miGa naar voetnoot55 56die coninc ontboet, en can ic niet vergeten, het vergae mi alst 57mach. Mer wil mi de coninc tegen hem laten versoenen, ic wil 58hem Montalbaen gaern opgeven ende mijn lant van hem te leen 59ontfaen ende onderdanich wesen ende dienen hem al mijn leven. 60Roelant neve, wilt hem dit seggen dat ic dit doen wil, dat hi sijn 61dreygen wil laten.’ Roelant seide: ‘Reynout, doet wel ende gaet inGa naar voetnoot61 62handen.’ Doe seide Reinout: ‘Dat en doe ic niet. Ic kenne den 63coninc alte wel ende weet dat hi mi seer haet. Hadde hi mi in sijn 64vangenis, hi dede mi hangen. Mer ic bid u, Roelant, doet mijn 65boetscap anden coninc.’ 66Met dese woerden keerde Roelant weder tot den coninc ende 67heeft hem geseit Reinouts meninge wat hi doen woude. Ende als 68de coninc dat verstont, was hi verstoert ende sende coninc Yewijn 69enen scarpen brief, als dat hi toernich op hem was om dat hi sijnGa naar voetnoot69 70dootvianden in sijn landen onthielde ende hem gegeven burch 71ende lant ende grote eere gedaen, daer hi seer toernich om was. 72Coninc Karel haeste hem te reisen tot Sinte Jacobs ende keerde 73weder in Vrancrijc. Ende als hi in Vrancrijc gecomen was, verga-74derde hi groot volc ende geboet herevaert ende toech terstont inGa naar voetnoot74 75Reinouts lant met al zijn volc ende beleide Montalbaen seer 76starckelic. Ende als Reinout vernam dat de coninc quam om te 77beleggen Montalbaen, ontboet hi alle sine vrienden, de alle qua-78men om hem te helpen. Dus lach de coninc in Reinouts lant ende 79verbrande ende verderfde al dat hij mochte. Mer hi leet grote 80scade van volc die hi verloes, also dat Reinout Montalbaen heer-81lijc hielt tegen den coninc ende sijn volc een heel jaer. Ende als 82coninc Karel een jaer voer Montalbaen ghelegen hadde, verdroe- | |
[pagina 94]
| |
83tet hem, want hi sach wel hy en mocht niet winnen. Aldus gaf hi 84zijn heren oerlof thuys te varen, ende hi voir selver in Vrancrijc. 85Aldus brac Karel zijn heer op voer Montelbaen luttel tot sijnder 86eren. Hier wil ick swigen van Karel ende seggen van Reynouts 87aventuren. | |
[pagina 96]
| |
|