De historie vanden vier heemskinderen
(2005)–Anoniem Vier Heemskinderen, Vanden– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 82]
| |
[pagina 83]
| |
Dat X capittel. Hoe Reinout ende sijn broeders opstonden, als si een weinich geslapen hadden, reden si tot coninc Yewyn ende gavem thoeft van coninc Saforet. Ende hoe hise onthielt ende Reinout zijn dochter gaf ende een roetse dair hi hem op onthielt tegen coninc Karel van Vrancrijck.Ga naar voetnoot+1Als dese vier ridderen geslapen hadden, saten si op Beiaert ende 2reden mit haesten haerre vaert, ende bonden thoeft van Saforette 3an een staec ende stakent omhoge boven haer bannieren, ende de 4croen was dair boven op gebonden, ende reden tot dat si quamen 5voer Yewijns burch. Die coninc stont tot dier tijt opter tinnen 6ende seide: ‘Ic sie vreemtheit: ginder comen vier ridders schoon 7ende behagelic ende hebben maer één ors bescreden. Het is dat 8grootste ors dat ic ye sach.’ Doe liepen neder die ridders ende 9joncfrouwen om dat paert te sien daer die heren op saten. Die 10coninck ghinc selve met sijn baroenen om de ridders te sien, ende 11als hise sach, was hij blide. 12Als die broeders den coninc sagen, vielen si hem te voet ende 13grueten hem minlijc. Ende als si dat gedaen hadden, so toechdenGa naar voetnoot13 14si den coninc thoeft daer die croen op stont ende seiden: ‘Heer 15coninc, hier is thoeft van uwen viant, den coninck Saforette. 16Ende gheliefdet u, wi willen u dienen mit al onser macht ende hel-17pen u wes wi vermoegen.’ Doe nam die coninc dat hooft ende 18seyde: ‘Gi heren, gi sijt mi welcoem ende ick sal u herbergheGa naar voetnoot18 19geven ende dair toe broot ende wijn.’ Reinout seide: ‘Dat loen u 20God. Wi willen volcomen wes gi ons hiet.’ Doe seide de coninc:Ga naar voetnoot20 21‘Ic wist gaerne hoe ghi hiet.’ Reinout seide: ‘Dat willen wi gaerne 22doen ende segghen hoe wij hieten ende wie onse vader is. Onse 23vader hiet Aymijn ende mijn outste broeder Ridsaert, de anderGa naar voetnoot23 24Adelaert, die derde Wridsaert ende ic hiet Reinout.’ Als dit die 25coninc hoerde, ontfinc hise met bliscap oft sijn kinderen hadden | |
[pagina 84]
| |
26geweest ende dedese heerlick verdeden ende dede hem een mees-Ga naar voetnoot2627ter hebben diese ghenas van haer wonden. Aldus dedese de co-28ninc veel ghemacs, dat si in seven weeken genasen van haer won-29den ende Beiaert mede. Hi dede hem nieuwe scilden maken ende 30haer hernas versien ende schoon maken ende convertueren overGa naar voetnoot30 31haer paert. 32Als dit gedaen was, gereide hem die coninck om te stride te 33trecken. Ende hadde groot volc vergadert bi hem om te wreeken 34dat hem die coninc Saforette misdaen hadde. Als die coninc mit 35sijn volcke rede was, deden de broeders Beiaert sadelen ende 36overdecken mit een coffertuer ende saten dair op mit groter hoe-Ga naar voetnoot3637moedicheit. Dus reet de coninc Yewijn in Saforetten lant ende 38sloegen al doot dat si vonden ende destrueerden veel sloeten ende 39steden ende dodent al, sonder wijf ende kinder. Dus lach coninc 40Yewijn in Saforetten lant bi drie jaer ende dede castelen ende slo-Ga naar voetnoot4041ten maken daert hem geliefde om dat lant te houden. Wat strijdeGa naar voetnoot41 42dat Yewijn vacht, hi had altoes victorie, daer hem God ende de 43iiii ridders toe hulpen, also dat Yewijn sijn vianden verwan ende 44ontsien wert van sinen vianden overmits de vier ridders, want siGa naar voetnoot44 45vroem ende cloec waren. Aldus dienden si Yewijn getrouwelic bi 46vier jaren ende Yewijn dede die broeders grote eer ende gaf hem 47scone ghiften van cierheit ende yuwelen.Ga naar voetnoot47 48Doe coninc Karel verhoerde dat Reynout met sijn broeders 49onthouden waren biden coninc Yewyn, so sende coninc Karel 50een bode met een brief an coninc Yewijn, inhoudende oft coninc 51Yewijn te lieve ende om grote vrienscap van coninc Karel hemGa naar voetnoot51 52senden woude de vier broeders die sinen soen Lodewijc so jam-53merlic vermoirt hadden. Hi badts hem sere ende wouts hem dan-Ga naar voetnoot53 | |
[pagina 85]
| |
54cken. Die bode haeste hem dat hi quam in Yewijns lant ende ver-55nam wair die coninc was, dair hi toech. Ende als hi den coninc 56sach, gruete hi hem ende seide dat hi quame vanden coninc van 57Vrancrijc, de hem den brief sende ende om een antwoirt weder-58om te hebben. Als die coninc den brief in de hant had, brac hienGa naar voetnoot58aant. 59op ende lassen, watter in gescreven stont. 60Als Yewijn den brief ghelesen had ende dat inhouden daer of 61verstaen, was hi droevich ende dede de baroenen heimelic bi hem 62comen, dats die broeders niet en wisten, ende seide tot hem: ‘Ghi 63heren ende baroenen, coninc Karel van Vrancrijc heeft een brief 64an mi gesent, de inhout dat ic hem senden soude de iiii broeders. 65Ende sende icse hem niet, so sal hi mijn viant worden. Raet mi 66hier in, gi heren, wat mi best hier in gedaen is ende mijn eere 67mede bewaert. Want doer die broeders heb ic mijn vianden ver-68wonnen ende ben seer ontsien in heidenis. Ic en wil geen verrader 69wesen.’ Doe seide de hertoech van Ribemont toten coninc: ‘Heer 70coninc, ick heb weleer gehoert dat si coninc Karel grote lachter 71deden ende sloegen sinen soen Lodewijc doot, dat ick rade u dat 72ghise hem levert, behouden haer lijf. Ende ist dat gi des niet enGa naar voetnoot72 73doet, soe sal u verdriet naken, want coninc Karel sel comen in u 74lant ende vernielent. Ende can hi u dan crigen, hi sal u doen han-75gen.’ Heer Hughe van Avernaes sprac met toernigen moet als hi 76desen raet had horen geven: ‘Vermaledijt si de raet,’ ende seide: 77‘Heer coninc, geefdi so op de ridders, men sal u over dusent jaerGa naar voetnoot77 78verrader hieten ende het wair oec dorperliken gedaen, want si u 79trouwelic gedient hebben ende menigen heiden verslegen ende u 80naem in heidenis doen ontsien. U vaendrager is Adelaert, ende 81Ridsaert is een vroem ridder. Soudise dus overgeven ende verra-82den, men soude u min achten dan een dwaes.’ Doe seide Ysoreit 83de hertoge: ‘Heer Huge heeft waer geseit.’ Doe sprac een coen 84ridder ende hiet Reinier: ‘lc segt u, heer coninc, inder waerheit, | |
[pagina 86]
| |
85verloerdi dese vier ridders, gi waert onteert. Ende ist dat ghijse 86mit verradenis opgeeft, si sijn van soe hoghe magen als dat si u 87jagen souden uuten lande. Quaemdi in Poelgen of Calaberen,Ga naar voetnoot87 88Cecilien, Griecken of Hongerien, in Engelant, Normandien of 89Vrancrijc, u stonde te lijden swaer verdriet, want si hebben in alle 90dese landen veel edele magen. Mer wildi u selven quiten ende uGa naar voetnoot90 91eer bewaren tegen hair vrienden, dordise niet onthouden om Ka-Ga naar voetnoot9192rels wil, so laetse varen in een ander lant, daer si Karel nyet en 93onsien.’ Als heer Lambert desen raet hoerde, seide hi mit scem-94pige woerden: ‘Heer coninc, dat is goeden raet die u gegeven 95wort! Mer ic seg u certeijn, wedersegdise den coninc, gi sult varenGa naar voetnoot95 96als dander die tegen coninc Karel strijt maecten ende met scan-97den verwonnen worden.’ Als Ysoreit here Lambert dese woerden 98hoerde spreken, wert hi toernich ende sloech heer Lambert met 99een vuyst inden hals dat hij doot ter aerden viel voer zyn voeten. 100Als de ander heren dit sagen, waren sijs blide. Doe seyde heer 101Huge: ‘Vrient, en spreket niet meer als een dwaes. Gi riet onsen 102coninc grote scande ende seit dat hem coninc Karel hangen soudeGa naar voetnoot102aant. 103met Reinout. Men mach hangen die men wil, mer gi hebt uGa naar voetnoot103 104doemsdach. Heer coninc, die u desen raet gaf, en gaf seker om u 105lijf niet een mite. Ick segt u voerwaer, geen coninc en mach verra-106der wesen. Dat gi dese broders sende den coninc ende hise tleven 107naem, dat waer scandelic, heer coninc. Doet minen raet: laetse 108varen in een ander lant, daer si hem weten te onthouden voir 109coninc Karel, so doedi wijsselic.’ De coninc docht desen raet goet 110ende seide dat hijt doen woude, want hem jammerde seer Rei-111nout ende sine broeders dat si van hem sceiden souden, om goede 112diensten die si hem ghedaen hadden, mer coninc Karels toern 113ontsach hi sere. Doe seyde heer Huge Avernaes toten coninc: | |
[pagina 87]
| |
114‘Heer coninc, ick seg u inder waerheit, geen goet man en hoert te 115horen na den raet van Ancel ende Lambert, ii neven: si sijn beydeGa naar voetnoot115 116van den geslachte de nie goet en deden. Heer coninc, wildy 117behouden u eer, gi sult Reinout u dochter Clarisse geven, ende 118geeft hem dye roetse op die Gronde. Daer sal hi doen maken eenGa naar voetnoot118 119vasten burch. Ic seg u voirwair, mach Reinout bi u dochter kinder 120werven, hi is van so hogen geslacht, hi sal u de oerlogen tegen 121coninc Karel wel helpen dragen. So moechdi rustelic leven ende 122sonder sorch.’ Als de coninc desen raet hoirde, was hi blide, want 123dien raet docht hem goet, ende seide: ‘Mochtet also comen dat 124Reinout ende zijn broeders mit mi bleven int lant, soe waer ic 125blide.’ 126Die coninc ontboet Reinout ende zijn broeders dat si tot hem 127quamen, twelc die broeders terstont deden. Ende als si biden 128coninc quamen, grueten si hem ende als si hem gegruet hadden, 129seide Reinout: ‘Heer coninc, wat belieft u van mi?’ De coninc 130seide tot Reinout: ‘Hier heeft gesent coninc Karel van Vrancrijc 131enen bode met enen brief de inhout dat ic doer zijn beliefte u ende 132uwe broeders gevangen woude senden in Vrancrijc. Des en wil ic 133niet doen, ic en wil geen verrader wesen. Mer sijn toern en derf ic 134niet verwachten. Reinout, wildi mit u broeders varen in Poelgen, 135Calaberen of over de Suytzee, ic en sal u nemmermeer begevenGa naar voetnoot135 136met scatte noch met goede. Doet dat, so doedi als de wijse. Segt u 137meninge wat gi doen wilt.’ Reinout antwoerde: ‘Heer coninc, het 138staet ons te hants tot sorgen, want tegen coninc Karel en mogen 139wi niet striden, hier in tlant noch over zee. Mer heer coninc, wildi 140mi de roetse geven die daer staet inden Gronde, ic sal daer een 141casteel op doen maken, dat ic coninc Karel nyet een mite ontsienGa naar voetnoot141 142en sel.’ Doe seide coninc Yewijn: ‘Reinout, gave ic u de roetse, gi 143dwoncter al mijn lant mede ende oec Gascoengen.’ Doe seide | |
[pagina 88]
| |
144Reinout: ‘Here coninc, ic en soude niet, des wil ic u geven mijnGa naar voetnoot144 145sekerheit. Ende waerder yemant de u misdoen woude, ic soudetGa naar voetnoot145 146op hem wreken, alsoe dat hi met vreden niet en soude mogen sla-147pen op sijn bedde noch eten of opstaen. Wildi mi de roetse geven, 148ic ende mijne broeders sullen u al ons leven dienen gelijc of ghi 149onse vader waert.’ De coninc antwoerde: ‘Ic sal mi dair op bera-150den.’ 151Doe ginc de coninc tot zijn baroenen ende seyde: ‘Ghi heren, 152hier is Reinout ende heeft mi gebeden om die roetse in de Gronde. 153Of icse hem geven wil, hi sal dair op doen maken een castele soGa naar voetnoot153 154starc dat hi hem daer op onthouden sal tegen coninc Karel ende 155sine magen ende nyet onsien Karels macht. Ende ic heb u wel ge-156seit wat brief dat coninc Karel an mi gesonden hevet. Nu raet mij, 157gi heren, wat best gedaen is ende ick mijn eer beware.’ Ysoreit 158antwoerde: ‘Heer coninc, ghi sult Reynout die roetse geven voer 159ons allen ende Clarissen, u dochter, mede. So salmen u ontsien in 160veel plaetsen waerment verneemt.’ Doe seide Anceel: ‘So wildi 161onsen coninc setten tegen coninc Karel. Als hi dit verneemt, sal hi 162comen ende verderven al conincs lant ende vangen hem ende Rei-163nout met sijn broeders ende doense hangen. Dit waer ijmmer 164scande datmen onsen coninc, die so edel ende machtich is, in zyn 165lant hangen soude, ende Reinout met sijn broeders.’ Dese woer-166den van Ancel vertorende seer Avernas, ende sloech Anceel met 167een vuyst in zijn hals dat hy ter aerden storte ende doot bleef. 168‘Dair is dijn loen van dijn goeden raet!’ Als die coninc dit sach, 169seide hi: ‘Ghi heren, laet dit wesen. Ic sal Reinout mijn dochter 170geven ende de roetse inden Gronde. So sal hi mi helpen waer ict te 171doen heb, ende sine broeders mede, gelijc of ic hair vader wair.’ 172Doe riep de coninc Reinout ende seide tot hem: ‘Reinout edel 173grave, wildi ende alle uwe broeders mi getrou wesen, ic sal u de 174roetse inden Gronde geven, ende mijn dochter, de scoon bloem, 175tot enen wive, ende dair toe de helft van minen goede; so moechdi | |
[pagina 89]
| |
176u casteel laten tymmeren so starc dat gi u dair op onthouden 177moecht tegen dye macht van coninc Karel, want hi en mach u niet 178deren, al lage hijer voer hondert jaer.’ Doe seide Reinout: ‘Heer 179coninc, danc hebt. U dochter neme ic gaerne ende die roetse 180mede.’ Aldus gaf coninc Yewijn sijn dochter Reinout tot enen 181wive ende deedse hem trouwen. Mer vanden feest vander bruloft 182wil ic swigen om de lancheit wil. Als de feest vander bruloft over 183was, ontboet Reynout al die tijmmerluden ende metselaers de hi 184conde crigen in alle die landen daer omtrent om sijn casteel te 185maken, also dat hi vergaderde dusent tijmmermans ende vii 186hondert metselaers. Ende ter stont dede Reinout dat casteel 187beginnen ende met haesten opmaken, dic van muren ende seerGa naar voetnoot187 188hoge (om dat casteel ghingen twe muren), alsoe dat dit casteel in 189corter tijt volmaect was. Doe dede Reinout ontbieden doert lant,Ga naar voetnoot189 190wie totter roetsen woude comen woenen, Reynout soude hem 191husinge geven ende daer toe vry houden al haer leven. Als dit deGa naar voetnoot191 192luden verhoerden, quammer veel volcs, also dat Reinout in cor-193ter tijt vergadert had bi hem xv hondert man. Sommighe warent 194ambochtsluden, sommige wonnen wyngaerden, sommich boem-195gaert enten sommich die coren wonnen ende lant eerden.Ga naar voetnoot195 196Reinout ontboet coninc Yewijn, zijn wijfs vader, dat hi tot hem 197quame. Als Yewijn de boetscap quam, voer hi derwert met zijn 198heren. Als die coninc op de roetse quam, seide hi tot Reinout: ‘Gi 199hebt een scoen ende starc castele gemaect ende wel versien oftGa naar voetnoot199 200noot dede. Segt, Reinout, hoe is sinen name?’ Reinout antwoirde 201den coninc: ‘Het is op een roetse gestaen de marbrijn is. Daer omGa naar voetnoot201aant. 202is sijn rechte naem Montalbaen.’ Doe seide die coninc: ‘Reinout,Ga naar voetnoot202 203gi hebt hem een goede ende gherechte name gegeven.’ Hier mede 204scheide Yewijn van Reynout. |
|