De historie vanden vier heemskinderen
(2005)–Anoniem Vier Heemskinderen, Vanden– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 29]
| |
Dat V capittel. Hoe coninc Karel sinen soen Lodowijc woude doen cronen coninc van Vrancrijc, ende hoe bisscop Tulpijn des niet en woude laten toegaen, ten waer dat die grave Aymijn hem mede croende ende te hove quam. Ende hoe om die grave geseynt was ende hoe die grave van sijn wijf geseit was dat hi vier kinder had, dat hem verwonderde, ende sloechse ridder ende gaf den joncsten Volbeyert.Ga naar voetnoot+1Het is geboert dattet ghinc tegen Pinxter, als dat coninc Karel hof 2hielt also hy gewoenlic was, so dat hi hevet alle de edelste bi hem 3doen comen, geestelic ende wairlic, als de paeus, die patriarch, 4bisscopen, coningen, hertogen ende graven ende sonderlinge deGa naar voetnoot4 5xii genoten. Ende als si al bi hem inder salen waren ghecomen, 6heeft coninc Karel een stilt doen bieden ende is opgestaen, seg-7gende: ‘Ghi edele hoge moghende baroenen, u is wel wetelic dat 8ic seer out van dagen worde ende mi dese pijnlicheit der werltGa naar voetnoot8 9swair wort, als dat ic voirt aen die wapen niet wel gebruken en 10mach, noch die grote heerlicheit ende digniteit daer ic in ben nietGa naar voetnoot10 11wel berechten en mach overmits grote moyenis de dair in is. DaerGa naar voetnoot11 12om wil ic ende begere dat ghijt consenteert ende volbrenct als datGa naar voetnoot12 13ic mijn soen Lodewijc overgeve mijn croen ende lant, ende dat gi 14hem croent ende set als gheweldich coninc ende erfhere, want hiGa naar voetnoot14 15een jonc vroem jongelinc is.’Ga naar voetnoot15 16Doe sprac bisscop Tulpijn voir alle de heren ende seide: ‘Heer 17coninc, het is waer ende het wair wel mogelic, mer ic wederseggeGa naar voetnoot17 18dat, want al is Lodewijc jonc ende scone ende tot redeliken oude, 19ten mach nochtans niet ghescien, want u hof en is noch niet vol-Ga naar voetnoot1920maect.’ Doe sprac coninc Karel met haestigen moede: ‘Wie is hier | |
[pagina 30]
| |
21gebrekende? Want ic hebbe hier binnen minen hove de voertba-Ga naar voetnoot2122riste edelste, als geestelic ende waerlic, van al kerstenrijc.’ Doe 23antwoerde bisscop Tulpyn den coninc weder ende seide met soe-24ten woirden: ‘Heer coninc, ic segge u voerwaer, hier breect een deGa naar voetnoot24 25vrijtste ende edelste man vander werlt, ende is vanden hoechsten 26geslachte ende een vry onbedwongen man, want hi en voert zijn 27goet van niemant te leen. Ende was van u gebannen xvi jaren 28ende vi weken, also dat hi menige overmoedige reyse op u volcGa naar voetnoot28 29dede mit feiten van wapen, want hi sloech al doot ende roefde 30ende brande in u lant, wast geestelic of waerlic. Ende dat gout 31daermen Gode mede dienden opten outair, dat sloech hi sijn 32paerden onder hare voeten.’ Ende als bisscop Tulpijn sijn woer-33den geeindt had, sprac coninc Karel: ‘Dit is Aymijn de oude, de 34hevet mi dicke menich verdriet ende laster ghedaen. NochtansGa naar voetnoot34 35ben ic bekennende ende weet dat hi wan metter hant de doernenGa naar voetnoot35aant. 36crone Ons Heren Jhesu Cristi de hem op sijn gebenedide hoeft 37was ghedruct, ende hi wan mede de nagelen dair Onse Lieve Here 38mede aenden cruce genagelt was doir handen ende voeten. Ende 39ick weet voerwaer dat hi myn doot gesworen heeft ende al dat 40van mi gecomen is. Ic segghe u waerlic ende ic beloeft Gode,Ga naar voetnoot40 41conde ic yemant van minen vrienden, magen of enige van minen 42heren bevinden dat si Aymijn enige hulpe of bistant deden, ic sou-43dese doen doden. Mer wist ic enige bode so stout, ic soude om 44Aymyn senden. Ende ic bid u, lieve here bisscop Tulpijn, wilt mi 45hier in raden wat hier best in gedaen is; ghi weet doch hoet mit mi 46staet.’ De bisscop antwoerde den coninc ende seide: ‘Heer co-47ninc, den besten raet die ic weet, dat is dat gi u feeste ende hof 48doet verlanghen xl dagen ende seynt ter stont om Aymijn eenGa naar voetnoot48 49bode met enen brief, inhoudende dat gi hem sweert vrede endeaant. | |
[pagina 31]
| |
50vaste geleye op Sinte Dyonijs lichaem, ende stelt te borge dat teGa naar voetnoot50 51houden xii de beste heren van uwen rijke. Al valtet u wat swaer 52ende verdrietelic, tis nochtans best ende eerlicste gedaen.’ AlsGa naar voetnoot52 53coninc Karel desen raet van bisscop Tulpijn gehoert hadde, doch-54tet hem goet ende seyde totten bisscop: ‘Waer soude ic yemant 55vinden so coen de soude dorren annemen de boetscap te doen?’ 56Doe sprac bisscop Tulpijn: ‘Ic salder vier kiesen die de last vander 57boetscap annemen sullen ende sullent gaerne doen.’ 58Doe ginc bisscop Tulpijn ende dede voir den coninc comen den 59stouten Roelant, Willem van Oringen, Bertram ende Bernaert. 60Als si voirden coninc quamen, vraechde hi hem of si die boetscap 61annemen wouden, welc si gaerne deden. Ende gaf hem een cier-62lick paert met costelic gereyde, want dat gerey was al van goudeGa naar voetnoot62 63ende side, ende een costelic hoetbant de gracioes ende suverlicGa naar voetnoot63 64was int ansien. Dese vier heeren gereiden hem om te reisen ende 65saten op haer paerden de hem coninc Karel gegeven had, die goet 66waren. Ende als si te punte saten ende cierlic toegemaect, wort elcGa naar voetnoot66 67gebrocht enen rijckeliken mantel ende enen telge van olive.Ga naar voetnoot67aant. 68Aldus reden dese vier edel heren met eenen bliden moede ende 69vroliker herten sonder enich merren nacht of dach so lange dat siGa naar voetnoot69 70quamen in Aymijns lant ende versagen Pierlepont, daer Aymyn 71op die tijt hof hilt met alle zyn vrienden, ende dair waren xxx 72vrome ridders. Ende Aymyn hadde de gewoent, als hi hof plach te 73houden, had hi altoes in zyn casteel vii hondert man die altoes 74gewapent waren ende wel versien van hernas. Die uutgenoemsteGa naar voetnoot74 75van zyn volc de namen ware dat casteel tot Aymijn voir verraet ofGa naar voetnoot75 76opstel. Soe geboerdet na dat die maeltijt ghedaen was, dat vrouGa naar voetnoot76 | |
[pagina 32]
| |
77Aye, de scone vrouwe, was voir een veijnster vander salen gaen 78staen ende sach in een valleye comen ridende de vier ridders. Doe 79sise gewaer wert comen ridende, mercte si met groten naerstenGa naar voetnoot79 80ende sorchvoudicheit wie si wesen mochten. Ten ketsten wert 81sise kennende ende seide in haer selven: ‘En is de een niet mijn 82neve grave Roelant, die ander grave Willem van Oringhen, den 83derden een stout ridder ende hiet Bertram? De vierde is heer Ber-84naert, so mi dunct. Begeren si hier te wesen, ick duchte dat si in 85haer doot riden. Ic woude dat si waren over dusent milen.’Ga naar voetnoot85 86Dye edel vrou riep de poertier ende seide tot hem: ‘Ganc haes-87telic tot geen vier heeren de ginder comen, ende bringe hem dese 88vier hoebanden. Den besten gevet minen neve Roelant ende segt 89hem datse zyn moye hem heeft gesent, de vrou is van dit lant.Ga naar voetnoot89 90Ende doet haer paerden te gemake, ende brengetse in die sale. SiGa naar voetnoot90 91comen voir den overmoedichsten man die in alle die werlt is. IckGa naar voetnoot91 92duchte seer voir hemluden. Ic woude wel dat si van hier waren.’ 93Tot desen tiden sat Aymijn onder al sijn edele baroenen in 94scoon ende costelic bliaut van groender side, dat verciert was metGa naar voetnoot94 95menigen costeliken steen die seer genoechlic waren te sien, ende 96hadde dat een been op dat ander geleit. Bi hem in die sale saten 97vii hondert mannen, gewapent ende reden om vechten. AldusGa naar voetnoot97 98sat Aymijn met groter overmoet, al hadde hi here geweest over alGa naar voetnoot98 99kerstenrijc. Hy was oec so ontsien onder sijn baroenen datter nie-100mant en was, hoe hoge of hoe edel, de spreken dorste, ten was biGa naar voetnoot100 101oerlove of wille van Aymyn. 102Die vier ridders dair ic voir of seide, sijn gecomen in die sale.Ga naar voetnoot102 103Ende teerst dat si in de sale quamen ende si Aymyn gheware wor-104den, hebben si hem met reverencie ghegroet ende al dat binnen | |
[pagina 33]
| |
105der sale was. Dair en was niemant so stout in de sale die spreken 106dorst of seggen ‘Welcoem’. Doe vielen die vier heren over haer 107knien voir Aymijns voeten. Doe seide die grave Roelant met soe-108ten woirden: ‘Edele grave Aymijn, wy comen tot u als boden 109gesent vanden coninc van Vrancrijc, de ons bi u laet bidden dat 110ghi comen wilt tot Parijs ende cronen zijn sone Lodewijc. Want hi 111en kent niemant so edel of hoge geboren de hem sonder u machGa naar voetnoot111 112spannen de croen, ende heeft daer om zijn hof doen verlangen xl 113dagen.’ Aymijn, anhorende die tale van Roelant, en antwoerde 114hem niet ende sweech stille ende en woude niet opsien, mer al sijnGa naar voetnoot114 115bloet veranderde in hem ende sijn verwe ontginc hem, so dat hi 116dicwil bleec wort als hi sijn vianden so voer hem sach staen. Had 117hi se enichsins met eren mogen slaen, si en souden hem niet ont-Ga naar voetnoot117aant.118gaen hebben. Anderwerf seide Roelant: ‘Spreket tegen ons, edele 119grave Aymijn, dat bidden wi u vriendelic, ende segt ons u me-120ninge of gi Lodewijcke cronen wilt, want gi soudt op dusdanigerGa naar voetnoot120 121condicien antwoerde geven een misdadich of snode mensch.’ 122Aymijn en antwoirde noch niet ende sweech stille. Doe sagen die 123vier ridders op malcander seer droevich. 124Vrou Aye, de edele vrouwe, mercte dat ende nam een gouden 125scale ende goetse vol van den besten wijn ende seide: ‘Drinct, 126neve Roelant, de edel wijn; ic wil huden u scencker gaerne we-127sen.’ Dair gaf si Roelant den scale ende dair na die ander drie 128heren dat si drincken souden, ende hietse welcoem met een vro-129lick ghelaet. Dit belchde hem alte seer, Aymijn, daer hi sat. Do 130seide vrou Aye tot Aymijn: ‘Edel here, ic bid u vriendelic, wilt 131doch dese heren antwoerde geven, want het sijn u selfs magen 132ende de beste van kerstenrijc. Dat gi nu swicht, dats grote dorper-Ga naar voetnoot132133heit.’ Als Aymyn dese woerden van vrou Ayen hoirde, was hi met | |
[pagina 34]
| |
134toerne ontsteken ende sloechse mitter aefscher hant, dat si voerGa naar voetnoot134 135hem ter aerden nederviel ende dat bloet ten nasen ende tenGa naar voetnoot135 136monde uutscoet. Hierbi stonden de iiii ridders, als Roelant endeGa naar voetnoot136 137de ander drie, ende waren seer verstoert van binnen dat si daer 138waren gecomen sonder wapenen. Si hieven vrou Ayen vander 139aerden, ende als si tot haer selven quam, docht si in haer selven 140dat si de onminne breken woude van haer man ende seide: ‘GiGa naar voetnoot140 141heren, ic en heb genen noot.’ 142Si dwoech haer selven vanden bloede ende ginc met een vroli-Ga naar voetnoot142143ken ansichte tot Aymyn ende custen vriendelic an sinen mont 144ende omhelsden, seggende: ‘Edel here, ic bid u vriendelic, geeft 145dese heren antwoirde.’ Als Aymyns toernigen moet began te ver-146coelen, sprac hi tot hair, seggende: ‘Gheminde vrouwe, wat mach 147ic antwoerden? Wat mach ic seggen? Ic seg u certein dat ic ben deGa naar voetnoot147 148ongevallichste man die ye ter werlt quam. Ende gi sijt dat onge-Ga naar voetnoot148149vallichste wijf die ye lijf ontfinc.’ Doe antwoirde vrou Aye: ‘Waer 150om segdi dat, vercoren man?’ Aymijn seide: ‘Wairde vrou, icGa naar voetnoot150 151macht wel seggen, want ic heb u meer dan xx jaer gehadt ende 152God en verleende mi nie so veel gracien dat ic een kint hadde an uGa naar voetnoot152 153gewonnen dat mijn lant na mijn doot besitten mocht. Ende nu sal 154myn lant comen an de gene die mijn dootviant is, want ic wetetGa naar voetnoot154 155wel voerwair dat hijt mijn vrienden ontweldigen sel als ic doot 156ben. Ende nu willen si ende begeren dat ic hem cronen sal, des icGa naar voetnoot156 157niet doen en wil, want ic hate hem meer dan den vader. Want had 158ic yemant van sine vrienden begaen, ic soudese scaden daer ic 159mochte. Ende des gelijcs souden si mi mede doen, want worden siGa naar voetnoot159 160mi machtich dat si mi crigen, si souden mi doden.’ Doe seide vrou | |
[pagina 35]
| |
161Aye: ‘Edele here, oft waer dat gi kinder had luttel of veel, soudiseGa naar voetnoot161 162doden?’ Doe sprac Aymijn: ‘Wairde vrouwe, ic seg u certeijn, 163hadde ic kinder, ic soudese voeden, ophouden ende liefhebbenGa naar voetnoot163 164ende doen hem wes een vader schuldich is zijn kinder te doen.’Ga naar voetnoot164 165Doe seide dye edel vrou: ‘Voerwaer heer, so zijn de eden verloren 166de gi swoirt doen ic u eerstwerf besliep, als dat gi doden soudet 167alle die kinderen de ghi bi mi wont.’ Doe antwoirde Aymijn ende 168seide: ‘Waerde vrouwe, verbolgen of bedwongen eden en zijn vanGa naar voetnoot168 169geenre wairden. Had ic kinder, so mocht ic vrolic wesen, mer 170God betert, neen ic, dat mi leet is.’ Doe sprac de edel vrou Aye: 171‘Swert mi bi u ridderscap dat gi u kinder vrede doen sult - lichteGa naar voetnoot171 172ghi sulter enige vinden.’ Als Aymijn dese woirden van vrou Aye 173hoirde, hads hem vreemde, seggende: ‘Vrouwe, des wil ic gairneGa naar voetnoot173 174doen, mer ghi segt mi dat ic qualic gheloven mach, want ic weet 175wel dat ic nie kinderen en wan an u, mijn edele vrouwe.’ Doen 176nam de edele vrou Aye den grave Aymijn bider hant ende seide: 177‘Gaet met mi, ghi sultse sien.’ 178Aymijn verblide hem seer van die woerden de hi sijnder vrou-179wen hoerde spreken ende stont op ende ginc mit hair. So als hi 180voerbi de voerseide ridders liden soude, groete hise elc bi namenGa naar voetnoot180 181ende hietse wellecoem. Hi seide hi soude weder bi hem comen in 182de sale; dat si sijns ontbeiden, hi soude hem goede antwoirde ghe-Ga naar voetnoot182183ven, mer hi most nu eerst gaen ende besien sijn kinder, daer hem 184na verlangede. Als hi sijn woerden gheeyndt had, leyde hem die 185edele vrou voer een stenen camer daer si in waren. Doe bleef 186Aymijn een weinich voer de dore staen eer hi inginc. 187Ter wijlen dat Aymijn voir de doere der camere stont, die jon-188gelingen de daer binnen saten hier niet of wetende, so heeft Rei-189nout geseit mit enen overmoedigen sinne, want hi stout ende | |
[pagina 36]
| |
190onvervairt was: ‘Ondanc moet hebben de geen de hier is hof-Ga naar voetnoot190191meester ende drossaet ende dient ter tafelen van eten of drincken,Ga naar voetnoot191 192want wat gerechten dat hi hier brenct, hebben eerst op ander ta-193felen geweest ende sijnder ofgenomen, ende wi en hebben gheen 194wijn de doech. Had ic hier den bottelgier ende scenker, ic segt uGa naar voetnoot194 195voerwaer, ic soudese slaen dat si nymmermeer op en stonden 196ende des nemmermeer doen en souden.’ Doe antwoirde de coene 197Adelaert Reinout ende seide: ‘Broeder, ic bid u dat gi van dier 198talen ophout. Wi seggen dat geen dat ons gelieft. Ghi weet wel 199dat ons moeder ons bevolen heeft dat wi stil wesen souden. Al 200weten wi wie ons moeder is, wi en kennen onsen vader niet, want 201ons moeder en wilt ons niet seggen, ende ic segt u certein, 202sloechdi Aymijns drossate, bottelgier ende scencker, hi is so wreet 203ende homoedich van sinnen, hi soude u doen doden mitten alder 204hertsten doot diemen man doen mochte. Gewapent volc hi altoes 205heeft inder salen ende opten castele. Daer bi, broeder, laet sulckeGa naar voetnoot205 206woerden meer te spreken; gi hebt onrecht.’ Als Reinout deseGa naar voetnoot206 207woirden van zyn broeder hoerde, sprac hi met toernigen moede: 208‘Soude mi doen doden Aymyn, de oude grise hont, des moeste deGa naar voetnoot208 209duvel wouden, ic en gave om alle sijn gewapende luden niet eenGa naar voetnoot209 210caf! Ic soude hem so slaen met mijnre vuysten dat hi nemmer-211meer op en stonde.’ 212Dese woirden hoerde Aymyn dair hi voir de doere stont ende 213verblide hem dair om in sijn herte, seggende tot sijnre vrou: ‘Ic 214seg u voerwaer, dat kint es mijn, dat hore ic wel, mer vanden 215anderen twifelt mi.’ Doe sprac de grave Aymijn, de stoute man: 216‘Ic wil proven haren moet of si oec vroem sijn van herten.’ HiGa naar voetnoot216 217heeft met sijn voet op de dore gestoten mit sulcker cracht dat si 218ontween brac ende viel neder in de camer op die vloer. Reinout | |
[pagina 37]
| |
219spranc op met groten haest ende mit dat Aymijn in de camer 220quam, werp hi hem over enen banc dat hi ter airden viel, seg-221gende tot Aymijn: ‘Wat doetstu hier, du oude grisaert? Ic seg u 222voirwair, wi hebben gegeten, ende waerdi eer gecomen hier, giGa naar voetnoot222 223mocht van onser caritate hebben genomen.’ Doe quamen de an-224der drie broeders toegelopen. Als dat Aymijn siende wert, so ver-225vaerde hi hem dat hi ter aerden lach ende Reinout over hem stont 226met een wreet aensicht. Doen riep Aymijn mit groten haest ende 227seide: ‘Edele jongelingen, en wilt mi niet slaen: ic ben u vader 228ende ic sal u alle van avont ridders maken.’ Doe sprac Reinout: 229‘Sidi onse vader, here oude grise, soe waer mi leet dat ic u hadGa naar voetnoot229 230geslagen.’ Ten eersten so custe Aymijn Wridtsaert an sinen mont, 231daer na de stoute Adelairt ende Ridsairt. Ende als hi Reinout 232custe, dructe hi zyn aensicht herde an tsine, so dat Reinouts lip-233pen bloeden. Des was Reinout toernich ende seide: ‘Wat doet di, 234here oude grise? Ic seg u, also helpe God, en waerdi mijn vader 235niet, so geschiet u evel. Ic soude u slaen met mijnre vuyst; u sterf-Ga naar voetnoot235236dach lage daer an.’ Doe sprac Aymijn: ‘Soen, des ben ic blide datGa naar voetnoot236 237gi die gracie hebt van Gode dat ghi nut daer toe sijt dat gi wapen 238dragen moget. Ic sal u noch huden ridders maken.’ Doe sprac 239vrou Aye: ‘Edel here, wes si behoeven sullen van ridderliker wa-240pen, dat heb ic hem alle doen maken cierlic ende puntelic. AldusGa naar voetnoot240 241so moechdi met groter eren riden met u kinderen tot myns broe-242ders hove, want hi heeft u gesworen vrede ende dat gevestigetGa naar voetnoot242 243met xii die besten van kerstenrijc.’ Op dese woerden die vrou 244Aye sprac, sweech Aymijn. | |
[pagina 38]
| |
|