En......... djjrip........ en Kabita was in dat gat.
Dagu dichtte het gat weer maar dan zodanig dat alleen de twee horens van zijn vriend uitstaken.
Hierna zwom Dagu naar de ander kant van de lio (rivier).
Hijgend kwam Bubu aangerend. Hij zag Dagu aan de overkant staan en riep: ‘Dagu, yu Dagu, als ik jou ooit te pakken krijg, zal ik jou doden.
‘Haahaaa’, lachte Dagu.
‘Wel Bubu’, antwoordde hij, ‘als je werkelijk zo kwaad op mij bent, kijk naast je op de grond dan zul je een ahala (aka tiki) vinden en gooi die op me.
Woedend rukte Bubu de ahala uit de grond en smeet die over de lio (rivier) op Dagu af. Toen hoorde hij boven de lio een luid storende Meeeh. Het was Kabita die begon te mekkeren toen hij door de lucht vloog. Oh, Bubu was razend. ‘Dagu, ik krijg je nog’. Hij liep op en neer van woede. Antobi(ik maak me niet druk), we gaan elkaar eens weer tegenkomen. Antobi, antobi het bos is groot ma bergi ku bergi hen na ta miti ma Bubu ku Dagu ta mitie, antobi (bergen komen elkaar in het bos niet tegen maar de Tijger en de Hond die komen elkaar wel tegen). Boos stampte Bubu met zijn zware poten. Hij brulde kwaad alsof hij daarmee Kabita kon terughalen.
Kabita was Dagu meer dan dankbaar. ‘Bedankt Dagu, meeeh meehemme, bedankt meeh’.
‘Ja, het is goed,’ zei Dagu lichtelijk gëirriteerd.
‘Nee, zei Kabita, ‘je hebt m'n leven gered, bedankt meehh, bedankt echt mmeeh’.
‘Kabitaaaaaa!!!!!!’
‘Goed, mag ik nog iets voor je doen?’.
Vermoeid antwoordde Dagu: ‘Jaaaaaa’.
En uit dankbaarheid vertelde hij Dagu dat die tegen buikpijn gras moest eten.
‘Grrras?’, vroeg Dagu verbaasd en keek Kabita vreemd aan. ‘Ik ben geen herkauwer’.
‘Oh maar het helpt, zei Kabita vol overtuiging. Maar nog steeds keek Dagu ongelovig.
‘Echte, echte je moet het proberen’, hield Kabita aan. ‘Omdat ik jou zo dankbaar ben, vertel ik jou dit. Het is een geheim van alle herkauwers’.
‘Goed’, zei Dagu, ‘ik zal het proberen, alvast bedankt’.
‘Nee, ik moet jou bedanken, je hebt mij gered’. Kwaad keek Dagu hem aan: ‘begin niet weer’.