Een van de ouderen antwoordde: ‘we zullen een bericht sturen naar alle jongemannen in het land. Degene die met de dochter van de kabiteni wil trouwen, zal een kostgrondje moeten schoonmaken. We zullen op dat kostgrondje alle soorten mieren zetten.’
‘Hmm,’ viel een ander hem bij: ‘waka waka hansi, dandila, amana ghaide, noem maar op. Degene die dit kostgrondje helemaal kan schoonmaken zonder één mier te slaan, dus de mierenbeten kan verdragen, mag met de dochter van de kabiteni trouwen.’
‘Juist dat is het’ en de mannen gingen blij naar huis omdat ze het antwoord op het probleem van hun kabiteni hadden gevonden.
De derde dag kwam de kabiteni naar hen toe en vroeg hen om een antwoord. Ze vertelden hun kabiteni van hun plan. ‘Heel goed, mooi zo. We sturen het bericht gelijk het land in’. Het hoofd van de voorlichtingsdienst, de heer Hogi fou, arend, moest zich onmiddellijk bij de kabiteni aanmelden.
Hogi fou was het hoofd van alle vogels. Hij was erg streng en alle vogels waren bang voor hem. Zij voerden zijn opdrachten daarom altijd keurig uit.
Bij de kabiteni aangekomen, zei Hogifou: ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn lespeki (gerespecteerde) kabiteni?’, hij was namelijk erg beleefd.
De kabiteni vertelde hem het bericht welke hij moest doorgeven aan alle jongemannen in het bos. ‘Ahai kabiteni,’ antwoordde Hogi fou toen de kabiteni uitgesproken was en vertrok.
Hij liet alle soorten vogels die behoorden tot de voorlichtingsdienst zoals: papakai (papegaai), alala (raaf), vunvun(kolibrie), totombotie (specht), matuitui(meeuw), ganian (kip), noem maar op, bij zich komen. De altijd zo drukke vogels waren doodstil toen Hogi Fou de opdracht doorgaf. Zij voerden het allen nauwkeurig uit. De volgende dag was er geen jongeman die niet op de hoogte was van de voorwaarden om met de de dochter van de kabiteni te trouwen. De kabiteni dankte de totale voorlichtingsdienst.
De eerste jongeman die zich meldde was Bambi (sapakara). De kabiteni ergerde zich mateloos aan Bambi. Kan die jongeman geen twee woorden zeggen zonder zijn tong uit te steken? Het lijkt wel alsof hij boeboelaas voor me maakt. No, no, no, no, no die.... no, moet ik niet hebben.
De kabiteni begeleidde hem naar dat deel van het kostgrondje waar de meeste amanaghaide (draagmieren) zich bevonden. Die arme Bambi hield het geen tien seconden vol. Hij rolde zijn geelzwarte lijf over de grond. Toen hij echt niet meer kon, rende hij gillend het bos in. ‘Laaaat maaar ooh laat maar’ gilde hij al rennend het bos in. De kabiteni lag dubbel van het lachen.
‘Laat maar, hoe origineel,’ hikte hij nog na van het lachen. ‘Ik had het al gelaten na jouw eerste woorden’. Zo amuseerde de kabiteni zich met de diverse kandidaten. Je kon hem mijlenver horen bulderen van het lachen.