‘Ja moeder’.
Jejeta begon ijverig aan haar taak.
In het dorp was er een nieuwsgierige en gierige man die Anasi heette. Hij kende de moeder van Jejeta. Hij wist nog hoe zij huilde omdat ze een kind wou. Ook had hij haar achtervolgd toen zij naar lio (rivier) was gegaan. Dus had hij gezien hoe Jejeta uit de sukuma te voorschijn was gekomen.
Toen Anasi het gestamp hoorde dacht hij: ‘ha dat moet eten zijn. Wacht even, ik zal gaan kijken wat ik voor mijzelf kan krijgen’.
Bij Jejeta aangekomen, vroeg hij direct zonder te groeten: ‘Jejeta, Jejeta dam so pinda’(Jejeta, Jejeta geeft mij wat pinda)
‘Neen, mijn moeder gaat boos worden als ik jou wat geef’.
‘Jejeta, Jejeta dam so pinda’
‘Neen, mijn moeder gaat boos worden als ik jou wat geef’.
‘Jejeta Jejeta dam so pinda onso mio kai a yu gaan neng’(Jejeta, Jejeta geeft mij wat pinda, anders zal ik jou verboden naam gebruiken)
En omdat Jejeta niet wilde dat hij haar gaang neng zou noemen, gaf zij hem wat.
Anasi vertrok zonder dankjewel te zeggen
Na een paar dagen was Jejeta weer bezig pinda te stampen. En wie kwam weer op bezoek?
Anasi.
‘Jejeta, Jejeta dam so pinda’.
‘Neen, mijn moeder gaat boos worden als ik jou wat geef’.
‘Jejeta Jejeta dam so pinda’.
‘Neen mijn moeder gaat boos worden als ik jou wat geef’.
‘Jejeta, Jejeta dam so pinda onso mio kai au gaan neng’.
En omdat Jejeta niet wilde dat hij haar gaang neng zou noemen, gaf zij hem wat. Hierna vertrok Anasi weer.
Toen brak de dag aan waarop Jejeta het laatste restje pinda van haar moeder kreeg om te stampen. Zij nam toen de grote matta (stamper) en deed de pinda erin en begon te stampen.
Plotseling hoorde zij een stem achter haar die zei: ‘Jejeta, Jejeta dam so pinda onso mio kai ayu gaan neng’.
Die misselijke Anasi was er weer. Anasi was een gierige vent die altijd zijn zin wist te krijgen.
Dus gaf Jejeta hem wat. Maar deze keer ging Anasi niet direct weg maar vroeg om nog meer pinda