Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 149] [p. 149] Bekentenis van een kunstenaar We hebben d'opgeteerde driften - hondsch vermetel En valschlijk bovendien - op averechtsche maten, In ijzerdraadsche beelden, ach, in super sluw en Mathematisch gek verdraaide teekens, telkens Dan opnieuw als farce of hoogste spanningskunst Voor 't opgestopte oor, het beu gekeken oog Gevoerd. Hoe aartsvervelend! O, laat ons lang' En rechte gaanderijen bouwen! Laat, gekleed, Zoo sober als voornaam, ons daar dan wandlen Onvermoeid, en op en neer in rechte rijen. Zeker Zal dan elke kronkel, elke knoop, en elk complex Wel uit de ziel verdwijnen, zeker zullen dan Gedachten, struisch en onbewimpeld, hart en geest Bedwingen en vernieuwen! Eindlijk waardig, vrij Van spasmen, totems en contorsies, beelden wij De dun gelijnde, naakt geribde visies van Een al te cerebraal en overwijs geslacht - En sterven eindlijk, spelend nog de glorie van Een machtig, vroeger kunnen over diep gezonken Oogen, op de grauwe, uitgeteerde handen. F.J.H. Lousberg Vorige Volgende