Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 150] [p. 150] Bekentenis van een geloovige Als laatste wanhoop, als de dwaaste, felste, kent Dit lang ontzenuwd hart dan nog de liefde. - Wij, Beschaafden als proleten, o wij allen zijn De dupe van den éénen Christus! O, Madonna, Eeuwen, eeuwen heeft het raadselachtig gif Der abstraheering ons de ziel doordropen, zoo, Dat, reddeloos subliem en duchtig uitgeloogd, Wij om geen vrouw meer vechten. Ah, we zitten met Voorname handen; snijden beelden, maken verzen, Of bidden om nog edeler geweten en Om vluchtiger verijling van den geest des vleesches. - Wij, vermetel in de deugd als Britten bij het spel, Wij allen toch beminnen en bezitten ééne Vrouw, dit zonder-zonden-vleesch, zoo iedren dag Als elk seizoen. Wij falen nimmer, deftig en Verheven en gelubden als we zijn. Doch soms Toch wenden wij den droeven blik tot 't woest, het on- Gebonden minnespel der redelooze dieren; En peinzen dan, en leeren zoo wellicht een nieuw’ En gansch onchristene needrigheid. F.J.H. Lousberg Vorige Volgende