Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 127] [p. 127] Verlangen O, om nog eenmaal naar uw bloemen-oogen mijn blik te heffen en den wilden mond die niet bedaren kon voor hij de zachte bogen van uwe brauwen tot geheime koelte vond. De dagen en de nachten worden warmer, de menschen worden blijder op de straat, maar mijn gedachten en mijn handen zijn nu armer dervend uws koelen lichaams teedre toeverlaat. Wat zal ik zeggen tot de blinde schimmen, zacht-zingend langs de uren van den nacht om 's menschen keerend eindeloos beminnen, wanneer ik, slapeloos, uw fluisteringen wacht of van uw hand het troostende beginnen als dauw over mijn hoofd en harenvacht. Louis de Bourbon Vorige Volgende