Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 124] [p. 124] Avond Dat gij ons smetteloos nu dunkt O groote nacht, En dat, verheven, gij ons wenkt, En voert den geest der grootheid en Van vrêe, wekt namenloos verblijden. Ik wend tot u, tot u mijn hart. Hoe klaar is thans uw teeken - Maar ach hoe lang toch zal uw vrêe Dit angstig hart bedaren? Doch wijl ge smetteloos nu waart Dees eene stond, Zijn pijn en haat bedaard, Dees eene stond. F.J.H. Lousberg Vorige Volgende