Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 118] [p. 118] Tajotoren Trafalgar Door bressen, gaten, veegt de wind nu werv'lend zand; soemt langs de steen, rukt aan een luik. En zengend vreet de brand der zon in 't morsch gebint. Een mijl in 't rond geen boom, geen struik. Verlatenheid aan 't einde eener wereld, vergeten wacht. .... ginds Afrika. Maar na elke nacht klimt uit de woestenij in 't Zuiden koel, lichtroze als verdunde wijn, de dageraad en overgiet en baadt den loggen romp, steeds weer verjongd, nieuw opgericht, stralend in 't eerste zonnelicht. F.C.T. Vorige Volgende