Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Rood ven Een zomeravond. Wij hadden in 't ven gezwommen. Toen, omziend, geen twee honderd meter verder, was het plots een roode robijn, een plas bloed, en een ster - de eerste - hing er te beven. Met een kalmte als was hij de Goede Herder zei mijn vriend toen: nou wordt het goed! (Maar wat? De avond? Het leven?) Een paard liep in de dauwende wei, als boven de wereld, door wolken dravend. En een boerenjongen keek er als wij naar dat ven, zoo rood, zoo fonkelend fel. Hij wees erheen en zei bijna vroom: godverdomme...! En wij zeiden: genavend - want met de wijsheid van dichters en schilders, dat zagen we wel, moest je bij hem niet komme. Maar we stonden, als in een droom. Anthonie Donker Vorige Volgende