Helikon. Jaargang 2(1932)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Arabeske Waar zij in 't morgenzonlicht treedt - zoo zacht, zoo stil, zoo als een kind, dat niets van 't eigen zijn nog weet en zich omringd door wondren vindt - langs struiken van magnolia, nog in hun prillen bloesemstaat, deint 't witsatijnen sleepgewaad zacht ruischend als een golf naar na. Zij ziet nog vaag een bleeke maan en hoe de bloemen in het licht van 't ijle morgenglanzen staan, hun kelken nog gevouwen dicht. En uit de rhodondendrons zwol een vogellied van zoetheid vol, dat teederhelle glanzing had als van een dauwdrup op een blad. Lang leunt z'aan 't bekken der fontein die, roekeloos omhooggetrild, als gouden regen zich verspilt in marmerkoelte van 't bassin. Dan lokt haar schaduw van het bosch op fulpenzacht en veerend mos en doolt zij heen langs tronk en stam als dwaalde daar een zilvervlam. Johan de Molenaar Vorige Volgende