Een hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid
(1565)–Anoniem Hantboecxken inhoudende den heelen Psalter des H. propheete Dauid, Een– Auteursrechtvrij
[Folio 119v]
| |
Op de wijse. O Herre Gott begnade mich. Oft op den C XIX. Psalm.GOdt bemindt die poorten van Zyoon,
Sy zijn gfondeert, op de bergen schoon,
Hoogher dan Jacobs Tabernaclen:
Heerlijcke dinghen seytmen pladt,
Altijts van u, o Heere Godts stadt:
Aen Rahab, wil ick ghedencken:
Dat is, dat gheheel Egypten landt,
Oock ben ick in Babylon becandt,
En in hun Steden wtuercoren,
Palestiner, en Tirianen,
En oock de swarte Morianen,
Die worden aldaer gheboren.
Men sal tot lof, en prijs, van Zyoon,
En op alle plaetsen segghen schoon,
Die Stadt, en sal niet gaen te niete:
De hoochste, diese optimmert gladt,
Die is gheboren in dese Stadt,
Hy bereytse hem sonder verdriete:
De Heer sal dat oock laten hupsch, en fijn,
In alle spraken schrijuende zijn:
Men sal hem dies oock verhueghen, (..)
Om dat dien daer in gheboren is:
De Sanghers oock aenden dansse ghewis,
Sullen singhen, met groote vruechde.
|
|