waarvoor Spanjes economische structuur nog niet berekend was; het land zonk economisch in elkaar voor eeuwen, wat de Spaansche geschiedenis en het Sp. volk merkwaardige trekken heeft ingegrift (zie Geers, Unamuno en het karakter v.h. Spaansche volk, Wolters Groningen 1928). Het Humanisme, volgens Faguet ‘goût de l'art antique’ bloeide welig in dit tijdperk, maar was ook sterk nationaal: het Latijn kon geen scheiding tusschen de volkslagen brengen. Groote figuren zijn: Juan Luis Vives, Nebrija, Vergara, Francisco Sánchez ‘el Brocense’. Cervantes spotte met de humanistische schijngeleerdheid; er werd wel heel veel vertaald. Lope de Vega week bewust af van 't klassieke drama met ‘zijn schimmen, boden en koren’. De Reformatie had geen vat op Spanje, wat niets bewijst tegen een Spaanschen Renaissance-geest, want de Reformatie is geenszins ‘letzte Konsequenz des Renaissance-Denkens’ (Klemperer). Integendeel de Renaissancekultuur vond moeilijk weerklank in de protestantsche landen: in Nederland waren Grotius en Vondel dissidenten. De Reformatie zegevierde in Holland door dezelfde centralistisch-nationale oorzaken, waardoor ze in Spanje geen enkele kans had. Spanje stond bovendien geheel vrij tegenover den Paus als wereldlijk vorst. De kloosterorden werden door Kardinaal Cisneros streng gereorganiseerd, de Inquisitie stelde terstond de theologen onder censuur; het ‘erasmisme’ wordt in 1536 verboden, Aristoteles hersteld ten koste van Plato. Rationalisme, strafgezag en opgelegde eenheid zijn de kenmerken van de Contrareformatie en haar uiting in de kunst, het Barok. Zeker heeft Spanje de Renaissance in haar beperkte Romaansche beteekenis gekend, getuige figuren als Garcilaso de la Vega (1503-1536), Fernando de Herrera (1534-1597), Fray Luis de León en werken als de ‘Cancioneros’, ‘La Celestina’ en het epos ‘El Bernaldo’ van
Balbuena.
De kwestie is dat in andere landen deze eerste Renaissance hervat is in de 17e eeuw, in de Aufklärung en de Romantiek en dit is in Spanje niet gebeurd. Spanje is blijven stilstaan, ontwikkelde zich pas in onzen tijd tot modern kapitalisme en tot den cultus van den arbeid. Dit is sommigen zooals Wantoch een doorn in 't oog; andere vinden er juist Spanje zoo ‘interessant en sympathiek’ om (Cassoer, Panorama de la lilt. esp. contemporaine, Kra, Paris 1929). Beide groepen zien Spanje als iets statisch. De waarheid is dat de Italianiseerende Renaissance kort duurde, dat de Barok veel van de Middeleeuwen voortzette tot op heden toe. Dit Barok heeft schitterende dingen voortgebracht die Europa in de 17e eeuw genoeg beïnvloed hebben (Cervantes, Lope de Vega, Calderón, Quevedo, Tirso de Molina, Guillén de Castro, Ruiz de Alarcón), maar als Renaissance in de uitgebreide beteekenis van overgang naar het Moderne is zij uiterst langzaam voortgegaan.
De Heer Weerenbeck vraagt een verklaring van het feit, dat de Reformatie in Spanje geen succes had, de Heer Overdiep vraagt eenige inlichtingen over de Arabische invloeden op de Renaissance in Spanje.