del latino’ voor die diphtongeering aan te nemen, stelt hij de volgende verklaring voor. Door de kracht van het accent tonique zouden de open klinkers e en o eerder den invloed van de respiratorische energie ondervonden hebben dan de correspondeerende lange klinkers, die hun oude kwantiteit waarschijnlijk nog niet geheel hadden ingeboet. Deze kwamen eerst later, en wellicht in andere condities, aan de beurt, om dien invloed te ondervinden. Daar de langer wordende open e en o, als er geen nieuwe differentiatie tusschenbeide was gekomen, ten slotte, ten gevolge van hun verlenging, ook naar de gesloten uitspraak moesten neigen, werden gedurende de langer wordende uitspraak de oorspronkelijk open klinkers e en o door geminatie of Brechung éè en óò. Er was nl., meent spreker, een soort herstel der oorspronkelijke uitspraak met open timbre ingetreden, zoodat het resultaat direct een werkelijke diphtong werd; het eerste element was nl. meer gesloten en had nog de toonkleur, die de klinkers bezig waren aan te nemen, terwijl het tweede element integendeel de zuiver open uitspraak aannam. Het eerste element kon zich nu door dissimilatie verder sluiten, resp. tot i(j) en u, zooals dat inderdaad het geval is geweest in de meeste Romaansche talen. Dit proces, dat natuurlijk niet noodzakelijk was, heeft zich niet voltrokken in het Siciliaansch, het Sardisch, het Portugeesch en het Provençaalsch.
Prof. Sneyders de Vogel vraagt, of de lange è uit ai geen bezwaar oplevert tegen de theorie van den Heer Weerenbeck, en of hij met Meyer-Lübke aanneemt, dat in woorden als matière de diphtongeering van laten datum is.