Colloquium Neerlandicum 16 (2006)
(2007)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNeerlandistiek in contrast. Handelingen Zestiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 57]
| |||||||
De duivel in de Middelnederlandse exempelen
| |||||||
[pagina 58]
| |||||||
we in de traditie van de veertiende- en vijftiende-eeuwse schriften voornamelijk exempelen in het Latijn, die tijdens de preek door de predikant ad hoc in een andere taal werden vertaald. Reeds in de veertiende eeuw verschenen vertalingen van Latijnse exempelen in het Middelnederlands. Dat waren grotendeels teksten uit de bekendste bundels, zoals de Dialogus miraculorum van Caesarius van Heisterbach (bekend onder andere van een verhaal over de kosteres Beatrijs, dat later in het Middelnederlands werd bewerkt en als Maria-mirakel beroemd werd), de Vitae Patrum, de Legenda Aurea of Liber dialogorum van Gregorius de Grote. Sommige verhalen werden aan de Nederlandse omstandigheden aangepast, terwijl van andere de inhoud ongewijzigd bleef. Van een deel weten we niet zeker of het vertalingen zijn dan wel of ze misschien op basis van Latijnse verhalen door een Nederlandstalige predikant werden geschreven (De Vooys 1953: III-IV). De duivel komt in de Middelnederlandse exempelen opvallend vaak voor en men vraagt zich natuurlijk af waarom dit onderwerp in dit soort teksten zo populair was? Ik probeer in deze bijdrage hiervoor een korte verklaring te geven, maar mijn aandacht zal vooral gaan naar de figuur van de duivel zelf. Op welke wijze werd hij in de exempelen voorgesteld, welke eigenschappen waren typisch voor hem en hoe herkende men duivelse invloeden? De vele soorten van duivelse gestalten die in exempelen voorkomen, zijn moeilijk in een paar regels te vatten. Ik zal proberen een paar van de meest voorkomende vormen van het Kwade te onderscheiden. Mijn indeling gebeurt op basis van de gelijkenis met de mens: van de minst naar de meest op de mens lijkende gestalte.
Vooreerst wordt de duivel gepresenteerd als een boze gedachte, onzichtbaar dus. Dit type duivel is sterk verbonden met de vrije wil, die in de christelijke middeleeuwen een belangrijke dimensie van het geloof voorstelde. Alle slechte daden en gedachten werden aan de duivel toegeschreven. Dit betekent echter niet dat de mens zelf geen verantwoordelijkheid droeg. Hij was echter niet zozeer verantwoordelijk voor zijn daden, maar wel voor het luisteren naar de duivel die al het kwaad veroorzaakte. Voor de duivel was het alleen dan mogelijk invloed op de mens uit te oefenen, als hij diens (innerlijke) toestemming kreeg. Een voorbeeld van een exempel waarin de duivel tot het onderbewustzijn van de mens doordringt en hem boze daden influistert, is het verhaal van een vrome man die dagelijks de heilige Barbara aanbidt en bewogen door de duivel een vrouw verkracht. Hij wordt natuurlijk voor zijn daad veroordeeld en wordt gevangen gezet. Deze straf is echter niet het belangrijkste, het exempel maakt eigenlijk attent op het feit dat de man bezeten raakt en waarschuwt de luisteraars voor boze geesten. Het verhaal | |||||||
[pagina 59]
| |||||||
beklemtoont ook het belang van de biecht die na de zonde noodzakelijk is en de enige uitweg vormt voor een bevlekte ziel. Bij almaniën inden lande van hassien, in eender stat gheheeten wolfhaeghen, was een man die in grooter weerdicheit hadde die heyleghe ioffrouwe ende bruyt cristi sinte barbare, ende plach haer elx daghes een sonderlinghe ghebet te lesen, ende de vighieliën harer heilegher passiën te vasten ende haren dach te vyeren, welke overmids des duvels raet daer toe comen was, dat hi een wijf vercrachticht hadde, waer omme hi ghevanghen wert, ende na den rechte daer toe veroordeelt dat hi met eenen stocke gheslaghen doer sijn lijf, alsoe ghevesticht soude werden in die eerde.Ga naar eind1 De duivelse invloed, hoewel heel belangrijk in de handeling van de man, wordt slechts in enkele woorden aangeduid en vormt niet de eigenlijke kern van het verhaal.
In andere exempelen worden duivels in de hel beschreven. Men zou kunnen zeggen dat dit hun natuurlijke omgeving was, hoewel ze meestal op aarde tussen de mensen aan het werk waren. De plaats van herkomst én de plaats van activiteit behoren echter allebei tot iemands natuurlijke omgeving. Daarom moeten we zowel de ondergrondse wereld als de aarde als het duivelse milieu beschouwen. In elk geval gebeurt het vaak dat de mensen in dromen of visioenen de hel of het moment van het oordeel over de menselijke ziel te zien krijgen. De duivels vechten met de engelen om de zielen van de zondaars die ze in de afgrond van hun duivels rijk willen meesleuren. Er zijn ook verhalen over de zondaars zelf en over het ellendig lot dat hen te wachten staat in het helse vuur. Meestal worden dergelijke verhalen gebruikt ter lering van de mens die voor een keuze staat, en het visioen dient als waarschuwing om het juiste pad te volgen. In een van dergelijke exempelen zien we een hiërarchie in de duivelse gemeenschap. Tijdens een vergadering in de hel, waarop de duivels de veroverde zielen presenteren, worden ze naar rang geordend. De duivel die de ziel van een kluizenaar te pakken heeft gekregen, wordt gekroond als diegene die het meeste heeft bereikt: Ende daer die vianden vergadert waren, ende een die boven al sat ende een crone up sijn hoeft hadde, ende an horde als een heere wat de viant toe ghebrocht hadden. Eeneghe quame voert, ende seide hoe dat sijn groten st[r]oem hadden ghemaect, datter vele verdroncken. Also adde sy vele zielen vercreghen. Die andere hadde manslacht toe ghebrocht, ende | |||||||
[pagina 60]
| |||||||
hadden oec vele zielen vercreghen. Ende dese viant, die dese ermyte verwonnen hadde, die cam oec toe ghelopen, ende seide hoe hij XL jaer over den ermyt gheweest hadde heer hine conste bringhen tot eenre fornicacien ghebrocht hadde. Als dat die rechter hoerde, hij verblide hem zeere, ende hem dochte dat die viant dat alre beste ende meeste werc ghedaen hadde. Ende hij stont up wt sine setel ende stelde desen viant daer in, ende nam die crone van sinen hoefde ende steldese desen viant up syn hoeft, ende dede hem groete eere, om dat hi dese gheestelike mensche daer toe ghebracht hadde (De Vooys 1953: 111). De duivelse maatschappij wordt gepresenteerd als een gezelschap aan het hof, met een rangorde en met een leider die door de kroon op zijn hoofd aan een koning doet denken. De duivels die zich op aarde bewegen, kunnen verschillende gedaantes aannemen. Het kunnen duivelse figuren zijn, die in de exempelen niet heel duidelijk worden beschreven. Dit hangt samen met de al eerder vermelde korte vorm van dit genre. Het is ook niet uitgesloten dat een predikant een eigen beschrijving ten beste gaf, gebaseerd op eigen kennis. Of er zoiets als een ‘topos van de klassieke duivel’ bestond, is moeilijk uit te maken. Hij wordt meestal afgeschilderd als een zwart of donker wezen, heel lelijk, maar een precieze beschrijving is in de exempelen nauwelijks te vinden. Bestond er een topos van de ‘klassieke duivel’ in de verbeelding van de mensen? Wat voor beeld hadden ze voor ogen wanneer ze aan de duivel dachten? Op basis van tekeningen en schilderijen en ook van andere middeleeuwse teksten kan men zich wel een idee vormen van de duivel als een wezen dat gedeeltelijk aan een mens doet denken, maar toch ook veel dierlijke invloeden vertoont. In ieder geval trad de duivel in de exempelen vaak op als degene die met de mens een pact sloot. Hoewel de mens er zich van bewust was dat hij praatte met een vijand van de hemel, nam hij toch de weloverwogen beslissing om met de duivel samen te werken. Een dergelijk contract tussen een duivel en een meisje maakte haar tot een heks, maar ook mannen vroegen duivels om hulp en gaven daarvoor in ruil hun ziel of de ziel van iemand anders. Een voorbeeld hiervan is het verhaal van een rijke man die alles kwijt is geraakt. Hij ontmoet op zijn weg een duivel die hem rijkdom belooft als hij in ruil afstand doet van God en Maria: Het was een clerc rijc van guede mer onreyn van leven Ende brochte alle sijn guet over in sonden Ende doe hi niet en hadde doe was hi harde drovich Ende ghinc alleen wanderen wt den luden in enicheit Ende en wiste niet wat hi beghinnen of doen soude om guet weder te crighen Doe | |||||||
[pagina 61]
| |||||||
quam die duvel tot hem ende seide. ‘hoe bistu aldus drovich?’ Die clerc vertelde hem wat die sake was Doe seide die duvel ‘wilstu minen raet doen ic sel di guets ghenoech gheven’ Die clerc seide ia hi woudet gaerne doen Doe seide die duvel ‘so moetstu versaken dijns gods ende sijnre moeder maria’ Doe versaecte hi sinen god mer alte node quam hi daer an dat hi maria die moeder gods versaecte Mer nochtans versaecte hise om des guets willen Doe gaf hem die duvel veel guets ende hi levede een langhe tijt in groten sonden.Ga naar eind2 Er wordt niet gezegd hoe die duivel eruit ziet, maar de mens herkent hem onmiddellijk. We kunnen dus aannemen dat hij in een duivelse gedaante aan hem verschijnt.
Duivels vertonen zich ook vaak in de gedaante van een mens, wat het makkelijk maakt rond te reizen op de aarde. De gestalten die ze kiezen, kunnen van verschillende aard zijn. In tegenstelling tot in andere middeleeuwse teksten wordt in exempelen de antropomorfe duivel door de mensen meestal niet herkend. Hij heeft geen fysieke gebreken en verschilt niet van gewone mensen. Een bekend voorbeeld hiervan is Mariken van Nieumeghen, waarin Moenen, de duivel, in de gedaante van een jongeling opduikt, maar dan met slechts een oog. Zo kan een duivel in menselijke gedaante veertien jaar lang aan het hof van een ridder leven, wachtend op een ziel. Al die jaren wordt hij niet herkend, hij heeft dus een perfect menselijke gestalte. Maar de mens werd door God geschapen en in andere literaire teksten uit de middeleeuwen was het voor de duivel niet mogelijk om dezelfde perfectie te bereiken. Er zijn ook exempelen waarin een jonge man op een zwart paard de mens kwaad wil toebrengen: Het was een ionghelinc, die soude des nachts tot sijnre amiën gaen. Doe quam hi op een water, daer ghinc een brugghe over, die was te broken. Doe quam daer een man ghereden op een swart peert, ende vraechde hem waer hi woude. Die ander sprac: ‘Ic waer gheern over’. Doe sprac hi tot hem: ‘Sittet after mi op; ic sal di oever voeren’. Doe sat die ionghelinc op, ende die ander spranc neder int water mitten peerde, ende verdrencte den ionghelinc. Doe was daer ziel ende lijf verloren om der oncuysheit wille (De Vooys 1953: 20). Hij lijkt te vertrouwen en biedt hulp aan, maar dat blijkt een valstrik. In dit soort verhalen krijgen we in de tekst zelf geen informatie over de duivelse herkomst van de jongeling, maar het lijdt geen twijfel dat hij de mens schade toebrengt en dat | |||||||
[pagina 62]
| |||||||
hij een vertegenwoordiger is van de heer van het hellerijk. Het zwarte of donkere hoort bij zijn uiterlijke kenmerken. De hoogste trap in de volmaaktheid verwerft de duivel door de gedaante aan te nemen van een heilige persoon, bijvoorbeeld van Maria. In die vorm verschijnt hij bijvoorbeeld aan een monnik, een getrouwe dienaar van de Moeder Gods. Wat hij vervolgens vertelt, past echter niet bij de heiligheid van de Maagd en de monnik begint te twijfelen. Hij kan niet met zekerheid vaststellen dat deze persoon niet Maria is en pas nadat de monnik werd misleid, laat de duivel zijn ware gezicht zien: Daer was een broeder ende diende maria der moeder gods 26d seer devotelic Ende dat benyde die duvel ende quam tot hem in die ghedaente van onser liever vrouwen maria ende seide hem veel dinghen Ende die broeder twivelde daer an.Ga naar eind3 De monnik twijfelt aan wat de duivel zegt, het moeten dus uitspraken zijn die niet bij Maria passen. In de laatste twee gevallen, waarin de duivel de gedaante aanneemt van een persoon, hetzij van een gewoon mens hetzij van een heilige, zijn er enkele methodes om te controleren of zich achter die mooie figuur niet de heer van de hel verschuilt. Als men, zoals in het laatste voorbeeld, te maken heeft met een verschijning van Maria, dan kan men de echtheid controleren door een belediging uit te spreken. De echte Maria zal in al haar goedmoedigheid de mens vergeven, maar de duivel zal kwaad worden en zichzelf daardoor verraden. Daarnaast is er natuurlijk ook wijwater dat de boze krachten verdrijft. Typisch voor de duivel is eveneens dat hij, nadat hij werd herkend en van de aarde verdwijnt, een verschrikkelijke stank achterlaat, die zijn helse afkomst bevestigt. De menselijke gestalte maakt het voor de duivel makkelijker om tussen mensen te verblijven zonder herkend te worden. Dit is waarschijnlijk ook de reden waarom de duivel in deze gedaante vaak voorkomt in de exempelen. Hij kan vermomd zijn als monnik of als non, als wijze man of als mooie vrouw. In een van de exempelen uit zijn Der Byen Boeck vertelt Thomas van Cantimpré dat hij de duivel zelf heeft gezien in de gedaante van een metgezel op reis: Jck sath vp den bedde ende sach mit apenen oghen den duuel staende vor den venster in ghelijcnisse myns ghesellen mit enen kalen houde de em alte vnschemelicke gheblotet hadde rechte of he sijn water maken wolde (Stutvoet-Joanknecht 1990: 252). | |||||||
[pagina 63]
| |||||||
Het feit dat Thomas zelf de duivel ziet wordt hier als autoriteitsargument gebruikt. Dit doet denken aan de antieke vorm van de exempelen, waarin belangrijke personages het verhaal een grotere geloofwaardigheid moeten geven. Men zou nog tal van soortgelijke voorbeelden kunnen geven, vele boeiende verhalen over duivelse handelingen werden in de exempelen beschreven en dienden ter waarschuwing van de mens. Enkele van de hier geanalyseerde exempelen zijn varianten op eenzelfde verhaal, waarin slechts details werden veranderd om het de predikanten makkelijker te maken ze in sermoenen voor verschillende luisteraars te gebruiken. Zo gaat een duivel die een monnik probeert te verleiden, in een andere bewerking van hetzelfde verhaal een prins of een burger betoveren. Soms duikt de duivel binnen één verhaal in verschillende gedaantes op. In een exempel werd hij eerst uit een bezeten mens verdreven om daarna in de vorm van een pelgrim op zoek te gaan naar een nieuw slachtoffer: Het was een helich bisscop, die quam tot eenen besetenen mensche, ende verlosten vanden viant. Als de viant huten mensche was, so verschiep hij hem ghelijc eenen pelgrim, ende ghinc achter straten, ende seide: ‘Dese bisscop die ghij haudt over eenen goet man, hij heeft mij gheiaecht huut mijnder eerberghen’. Daer was een man, die seide: ‘Heeft hu dese bisscop huut huwer eerberghen gheiaecht? Comt tonsent; ic sal hu eerberghen’. De viant, dat een pelgrim scheen, ghinc met dien man in huus. Des havonts nam hij een van des mans kinderen, ende wierpt int vier, ende trac wech (De Vooys 1953: 50). De duivel maakt een soort reis van de ene gestalte naar de andere. Hij is ook in staat om schijnbeelden te scheppen die zelfs aan Christus kunnen herinneren, maar dat is niet meer hetzelfde als een welbepaalde gedaante aannemen. Dankzij de rijkdom aan duivelse gestalten in de middeleeuwse exempelen kunnen we aannemen dat de vijand Gods een grote betekenis had in het leven van de gelovigen. Zijn afschuwelijke gestalte kon hij gemakkelijk verbergen achter mooie figuren. Daardoor kon hij zijn listige handelingen moeiteloos uitvoeren. Hij was gezonden om de zielen van de gestorvenen naar de hel te halen en kon op een belangrijk moment in het leven van de mens een beslissende rol spelen. Hij maakte de mensen bang, symboliseerde het kwaad dat overal ter wereld aanwezig was, en daarom moest ten strengste voor hem gewaarschuwd worden. Het genre van de exempelen was daarvoor uitstekend geschikt. | |||||||
[pagina 64]
| |||||||
Bibliografie
|
|