Colloquium Neerlandicum 15 (2003)
(2003)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNeerlandistiek de grenzen voorbij. Handelingen Vijftiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 97]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Literair vertalen tussen taalkunde en letterkunde
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| ||||||||||||||||||||||||||||
en letterkunde komt voort uit de noodzaak teksten die in een vreemde brontaal gesteld zijn, middels taalkundige analyse en letterkundige interpretatie te doorgronden teneinde tot een adequate vertaling in de doeltaal te komen, die recht doet aan de vorm en de inhoud van het origineel. Voor een vertaler aan zijn vertaling begint, dient hij de tekst grondig te analyseren. Daarbij spelen een groot aantal aspecten een rol. Ik zal me hier beperken tot twee aspecten die bij uitstek een beroep op zowel taal- als letterkunde vereisen. Ik denk daarbij enerzijds aan stijl en anderzijds aan taalvariatie, dus het omgaan met dialect en/of sociolect in literatuur. Hierbij maak ik gebruik van een even traditionele als effectieve methode. Ik vergelijk origineel en vertaling en bespreek aan de hand van twee literaire teksten en hun vertalingen ten eerste de vertaler als stilist en ten tweede de vertaler als sociolinguïst. Voor de stijlkwesties baseer ik me op de roman Philip en de anderen van Cees Nooteboom waarvan er twee Duitse vertalingen bestaan. Voor de sociolinguïstische problematiek maak ik gebruik van het verhaal Seelandschaft mit Pocahontas van de Duitse schrijver Arno Schmidt en de vorig jaar verschenen Nederlandse vertaling van Jan H. Mysjkin.Ga naar voetnoot1 | ||||||||||||||||||||||||||||
1. De vertaler als stilist Ga naar voetnoot2Zoals gezegd, er bestaan twee vertalingen van Nootebooms romandebuut Philip en de anderen uit 1955. De eerste - door Josef Tichy - verscheen al in 1958 bij uitgeverij Eugen Diederichs in Düsseldorf onder de titel Das Paradies ist nebenan. Nadat Nooteboom in het najaar van 1991 met Die folgende Geschichte (Het volgende verhaal) in Duitsland bestsellerauteur was geworden, kwam er in 1992 een pocketuitgave van Tichy's vertaling uit in de reeks suhrkamp taschenbücher. Deze heruitgave werd aangevuld met een nogal afstandelijk nawoord van de auteur, die eigenlijk liever niets meer van het boek moest hebben. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Dit voorjaar is er een volledig nieuwe vertaling verschenen van Helga van Beuningen, die immiddels bijna elke letter ooit door Nooteboom voortgebracht heeft vertaald. Naar aanleiding van Nootebooms zeventigste verjaardag stelt dit Suhrkamp in staat dit najaar met een op acht delen geraamde uitgave van zijn ‘Gesammelte Werke’ te beginnen.Ga naar voetnoot3 De roman Philip en de anderen waarmee Nooteboom in 1955 op 22-jarige leeftijd debuteerde, is een uiterst romantisch boek, een voortdurende grensoverschrijding tussen realiteit en fantasie, respectievelijk droomwereld. Deze dualiteit vindt onder andere haar neerslag in een stilistische tweestrijd tussen, aan de ene kant, laconiek taalgebruik en, aan de andere kant, zeer poëtische taal en vooral beeldspraak. Ik kan hier de aandacht alleen op een aantal bijzondere aspecten vestigen, waarbij ik me, wat mijn voorbeelden betreft, tot drie relatief korte fragmenten beperk. Voor alle hier besproken verschijnselen geldt echter dat er zonder enige moeite tientallen andere voorbeelden aan te wijzen zijn.
Ik begin met een sleutelpassage uit het tweede hoofdstuk. Philip ontmoet de gewezen monnik Maventer die hem over het Chinese meisje vertelt. Dit meisje vormt vervolgens de aanleiding voor Philips zoektocht door heel Europa - voor hij haar uiteindelijk in Krusaa in Denemarken zal vinden. Philip wordt door Maventers woorden zodanig meegesleept dat hij het meisje in levenden lijve voor zich ziet, hij spreekt zelfs met haar, wat - gezien het feit dat Maventer niets van deze verschijning waarneemt - tussen hem en Philip tot een kleine communicatieve storing leidt.Ga naar voetnoot4 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[1-O] Maventer keek mij weer aan. [1-V1] Maventer blickte mich wieder an. [1-V2] Maventer sah mich wieder an. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Deze passage is niet alleen inhoudelijk een sleutelpassage voor de verdere ontwikkeling van het verhaal maar in zeker opzicht ook voor de vergelijking van de twee Duitse versies. De diverse aspecten waarin deze van elkaar verschillen, komen er namelijk duidelijk in naar voren. Over het algemeen kan men zeggen, dat beide vertalingen op frappante wijze van elkaar afwijken, zo zeer zelfs dat we twee duidelijk verschillende vertaalopvattingen moeten constateren. Ik vat mijn bevindingen in zes punten samen: | ||||||||||||||||||||||||||||
1.V1 is duidelijk gekenmerkt door het bewuste vermijden van herhalingen met name op lexicaal niveau. In O (en V2) bevatten de 20 regels van deze twee door elkaar lopende gesprekken 19 verba dicendi, of preciezer: 19 vormen van 4 werkwoorden: fluisteren (1x), antwoorden (1x), vragen (5x) en niet minder dan 12 x zeggen. We vinden maar liefst 8 x zeggen in de laatste 6 regels, waarin duidelijk de draak gestoken wordt met al dat ‘gezeg’. In V1 daarentegen ontsluit de vertaler ons een rijk geschakeerd woordveld van niet minder dan 12 verschillende werkwoorden: naast flüstern (1), antworten (1) en fragen (5) - geheel overeenkomstig het origineel - gebruikt Tichy voor de 12 zeggen-vormen van Nooteboom slechts 4 maal sagen. Voor de overige vormen zijn wij getuige van zijn vindingrijkheid betreffende synoniemen: erwidern, erklären, finden, meinen, murmeln, beharren, sprechen en zelfs lügen. V2 daarentegen gebruikt op alle plaatsen de ‘rechtstreekse’ equivalenten, dus ook 12 x sagen. Het verschil is niet alleen een taalkundige of stilistische kwestie maar heeft vooral inhoudelijke gevolgen. Dit brengt me tot mijn tweede bevinding. | ||||||||||||||||||||||||||||
2.De vertaler van V1 voegt op het semantische vlak iets toe aan de tekst. Hij gebruikt woorden die een meer specifieke betekenis hebben. Hierdoor is er tot op zekere hoogte sprake van betekenisverschuiving, hetgeen tot een andere letterkundige interpretatie leidt of kan leiden. Een voorbeeld: ‘Nichts’, log ich [...] staat er daadwerkelijk, en in het vervolg beharrt de Duitse Philip op zijn leugen. O en V2 laten in het midden, of het gesprek tussen Philip en het meisje hardop heeft plaatsgevonden of dat het een soort ‘inwendige dialoog’ was, wat eerder voor de hand ligt. Door ‘lügen’ te gebruiken is de laatste interpretatie in V1 | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| ||||||||||||||||||||||||||||
vrijwel uitgesloten, hij moet iets hardop gezegd hebben, anders zou ‘lügen’ in deze context niet van toepassing zijn. Maar ook woorden als erklären, murmeln, beharren zijn semantisch specifieker dan zeggen en voegen interpretatieve elementen toe, die in de brontekst niet aanwezig zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||
3.De vertaler van V1 heeft duidelijk de strategie de tekst stilistisch te ‘verbeteren’. Dit gebeurt niet alleen - zoals we reeds zagen - door het veelvuldig gebruik van synoniemen in plaats van woordherhalingen, maar ook - en dat is misschien nog opvallender - door de keuze van stilistisch ‘hogere’ vertaalequivalenten op lexicaal vlak. Hij smukt de tekst op met alle stilistische gevolgen vandien. Voor een aantal voorbeelden verwijs ik naar de onderstreepte woorden in het volgende fragment [2]: [2-0] [2-V1] [2-V2] Weer gebruikt V2 (met uitzondering van ins Freie treten voor buiten komen) de meest voor de hand liggende equivalenten, terwijl V1 voor stilistisch ‘hogere’ woorden kiest: lopen wordt schreiten (V2: gehen), | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| ||||||||||||||||||||||||||||
zien wordt zu Gesicht bekommen (V2: sehen), door elkaar wordt regellos (V2: kreuz und quer) en staan wordt sich scharen (V2: liegen). Zowel het vermijden van herhaling door synoniemen als het gebruik van woorden van een ‘hoger’ stijlniveau, is een verstrekkende ingreep in de stijl van de auteur. Beide precédés geven blijk van een vertaalopvatting die de - vermeende? - stilistische eisen van de doeltaal zwaarder laat wegen dan de stijl van het origineel. | ||||||||||||||||||||||||||||
4.De vertaler van V1 voegt niet alleen semantische informatie toe maar ook syntactische. Als we even teruggaan naar ons eerste fragment, dan zien we een aantal voorbeelden voor deze merkwaardigheid:
De motivatie hiervoor is me niet echt duidelijk, want de valentie van het werkwoord fragen vergt in het Duits net zo min als in het Nederlands een lijdend voorwerp aan de oppervlakte van de zin. De gevolgen van die toevoegingen zijn echter wel duidelijk voor de tekst. In de oorspronkelijke tekst lopen op een artistieke manier twee gesprekken door elkaar. Er wordt alleen gezegd wie wat vraagt maar juist niet aan wie de vraag is gericht. In V1 daarentegen worden de effecten van deze stilistische keus volledig opgeheven door expliciet de aangesprokenen te benoemen. | ||||||||||||||||||||||||||||
5.De in 4. getoonde tendens tot over-explicatie - zaken explicieter benoemen dan in de oorspronkelijke tekst - komt ook in andere vertaalstrategieën tot uiting. Enkele voorbeelden hiervan zijn in fragment [3] te vinden: [3-0] | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| ||||||||||||||||||||||||||||
[3-V1] [3-V2] De tendens tot over-explicatie uit zich niet alleen hier, maar ook op vele andere plaatsen in het boek
Het stilistisch gevolg van dit soort vertaalkeuzes is niet alleen dat de tekst langer wordt en daardoor aan pregnantie en vooral ook aan poëtisch karakter verliest. Hij wordt door dergelijke preciseringen ook ‘ondubbelzinniger’ en dus minder ‘open’ voor de lezer/interpreet. | ||||||||||||||||||||||||||||
6.V1 heeft de neiging om lange zinnen of zinsconstructies te splitsen - met alle stilistische en inhoudelijke gevolgen vandien. Een typerend voorbeeld voor Nootebooms stijl in Philip en de anderen is fragment 2. Syntactisch beschouwd hebben we weliswaar te | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| ||||||||||||||||||||||||||||
maken met een reeks zinnen, maar ze vormen niettemin een samenhangend geheel. De auteur plaatst immers pas op het eind een punt en gebruikt tussendoor andere leestekens - gedachtestreepje en komma's. Het effect dat dit soort aaneenrijgingen sorteert is dat van een gedachtestroom, een tot een hechte eenheid gevormde reeks van gedachten, mededelingen, observaties. Daardoor wordt het effect van het binnenperspectief nog versterkt. Dit perspectief gaat ten dele verloren door van deze eenheid drie aparte zinnen te maken. Daar komt nog bij dat de tekst een ander ritme krijgt. Hij verliest in zeker opzicht tempo en wordt trager. Conclusie: uit de aangehaalde voorbeelden is voldoende duidelijk geworden hoe hecht taal- en letterkunde samenhangen bij bijna alle problemen die met stijl te maken hebben. Dat de vergelijking tussen O en V2 veel minder opvallende bevindingen oplevert dan die tussen O en V1 hangt ermee samen dat Helga van Beuningen een heel andere houding ten opzichte van de brontekst aanneemt. Al met al zou men kunnen stellen dat zij het ‘adequaatsheidsprincipe’Ga naar voetnoot5 toepast, dat wil zeggen dat zij probeert qua taal en stijl ‘de specifieke eigenschappen en kenmerken van de brontekst zoveel mogelijk te bewaren’ (Van Leuven-Zwart 1992, 75). Josef Tichy daarentegen vertaalt eerder volgens het ‘acceptabiliteitsprincipe’. Dit houdt in ‘dat hij zich zoveel mogelijk richt naar de eisen die de doeltaal en de doeltaal-literatuur stellen’ (Van Leuven-Zwart 1992, 76). | ||||||||||||||||||||||||||||
2. De vertaler als sociolinguïstOver de problematiek hoe men dialect en sociolect in de literatuur moet vertalen zouden dikke boekdelen gevuld kunnen worden. Desondanks is er in de praktijk niet zoveel over geschreven.Ga naar voetnoot6 Taalkundigen gaan er kennelijk van uit dat het toch allemaal geconstrueerde taal is, die als zodanig buiten hun onderzoeksobject valt. Letterkundigen lijken beschroomd te zijn om iets over de vorm en functie van dergelijke taalvormen in de literatuur | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| ||||||||||||||||||||||||||||
te zeggen. De vertaler wordt op dit punt dus meestal alleen gelaten met zijn problemen. Toch zal hij moeten beslissen hoe hij met deze taalvormen omgaat. Ik beperk me hier tot een concreet voorbeeld en probeer opnieuw te laten zien in hoeverre taal- en letterkundige aspecten samenvloeien. Ik ga uit van een Duitse brontekst en zijn Nederlandse vertaling: Arno Schmidt, Seelandschaft mit Pocahontas respectievelijk Meerlandschap met Pocahontas, vertaald door Jan H. Mysjkin.Ga naar voetnoot7 Het volgende gesprek geeft een indruk van de manier waarop Schmidt socio- en/of dialecten gebruikt en op welke wijze Mysjkin dit probleem als vertaler probeert op te lossen. De situatie is als volgt: de ik-verteller en zijn vriend (en voormalig oorlogskameraad) Erich ontmoeten elkaar opnieuw, enkele jaren na de oorlog. Ze brengen een paar dagen samen door aan het Dümmermeer, niet ver van Osnabrück. Nadat Erich (= E) met zijn motorfiets is gearriveerd, ontspint zich het volgende gesprek tussen hem en de verteller (= V):Ga naar voetnoot8
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Ik vat een aantal observaties kort samen: Arno Schmidt heeft een fijn gehoor voor taal en taalverschillen. Hiervan getuigen de levendigheid en natuurlijkheid waarmee zijn dialogen op de lezer overkomen, zodra deze gewend geraakt is aan Schmidts ongebruikelijke en eigenaardige spelling. Deze natuurlijkheid komt niet in de laatste plaats voort uit de nauwkeurige, bijna fonetische weergave van de gesproken taal. Maar gesproken taal - en dat is in dit geval heel belangrijk - betekent niet automatisch dialect of sociolect. Er zijn drie verschillende taalvormen in de zogenaamde ‘Figurenrede’ te onderscheiden: | ||||||||||||||||||||||||||||
1.Gesproken standaardtaal, ‘hochdeutsche Sprechsprache’ - deze taal-vorm valt eigenlijk alleen op door de weergave van typische fonetische verschijnselen die zich in gesproken taal regelmatig voordoen. Voor de rest is het gewoon standaardtaal: voorbeelden: Ja, n Helles (V1), | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Leidestu immer noch so stark an vapeurs? (V2) Sieht aber fantastisch aus! (V4).Ga naar voetnoot9 In ons fragment gebruikt alleen de verteller deze taal. | ||||||||||||||||||||||||||||
2.De tweede taalvorm wordt gekenmerkt als substandaard. Ondanks het feit dat de meeste Duitstaligen haar onmiddellijk als Berlinerisch zullen identificeren, dient ze functioneel eerder als sociolect te worden beschouwd dan als dialect. Het substandaardkarakter wordt bijzonder duidelijk door afwijkende klinkers, ooch in plaats van auch, roochstu in plaats van rauchst du, fuffzehn en fuffzich in plaats van fünfzehn en fünfzig, uffrüsten en druff in plaats van aufrüsten en drauf. Maar ook op morfologisch en syntactisch vlak zijn er talloze voorbeelden aan te wijzen waardoor het substandaardtalige karakter van deze taalvorm duidelijk wordt. Qua functie symboliseert het vooral proletarische taal. Er is er maar één die deze taal gebruikt, de elders in het boek zo genoemde ‘rode’ Erich. En wat vooral belangrijk is: er is een wereld van verschil tussen de taal van de ik-verteller en die van Erich. Maar klopt het werkelijk dat deze proletarische taal door niemand anders dan Erich wordt gebruikt? Als we nog even naar V5 kijken, dan constateren we dat ook de verteller, door een enkele keer het woordje ooch te gebruiken, laat zien dat hij zich op een speelse manier van dit register kan bedienen, als hij dat wil. In dit licht is het natuurlijk geen toeval dat in dezelfde zin naast ooch ook het woord proletarisieren voorkomt. | ||||||||||||||||||||||||||||
3.Taalvorm nr. 3: In V3 geeft de verteller Erich en de lezer te verstaan dat hij zich ook van een dia- of sociolect zou kunnen bedienen. Hij maakt er echter in het hele boek alleen gebruik van in de zin: ‘Wenn ich ma wer' 200 Eier im Monat haben’. Deze zin doet denken aan een soort oostelijk Duits. Aangezien we weten dat Arno Schmidt vanaf 1928 - hij was toen 14 - tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog in Silezië woonde, is deze regionale variant vrij eenvoudig te lokaliseren. De functie in onze context is alleen maar om aan te duiden: Beste Erich (en beste lezer), als ik zou willen zou ik ook zo'n taal kunnen spreken, maar voor de rest hou ik het liever bij de standaard-taal. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Het verschil tussen de drie geschetste taalvormen is van cruciaal belang voor de typering van de personages. Het is belangrijk voor de figuur van de ik-verteller en zijn positie binnen het verhaal, en voor de lezer tot wie de verteller zich richt. We zien dus ook hier weer de wederzijdse afhankelijkheid van taalkundige aspecten aan de ene en de letterkundige interpretatie aan de andere kant. Laten we dan nu eens kijken hoe de ‘ik’ en de ‘Erich’ in de Nederlandse vertaling spreken. Uit de aangehaalde passage komt duidelijk een aspect naar voren dat ook voor de rest van het boek geldt. In de vertaling is er geen sprake van een verschil in taalgebruik tussen beide personages. Beiden spreken dezelfde taal.Ga naar voetnoot10 Ik wil deze taalvorm hier niet in detail analyseren noch problematiseren. Desondanks is het duidelijk dat wij hier eerder met dialect dan met sociolect te maken hebben. Ook Ton Naaijkens heeft in zijn recensie van de vertaling erop gewezen dat ‘dat sterke dialect als zodanig niet voorkomt in het origineel’ (Naaijkens 2002, 61). Waar het mij echter in de eerste plaats om gaat, is het feit dat er geen differentiatie plaatsvindt. Noch tussen de personages - ze gebruiken beiden hetzelfde ‘lage’ register - noch binnen het taalgebruik van de ik-verteller, die in het Nederlands kennelijk niet over verschillende registers beschikt. Op het letterkundige vlak is het gevolg van dit taalprobleem dat de Nederlandse ik-verteller gedeeltelijk een ander personage wordt dan de Duitse ik-verteller. Hij komt veel minder over als intellectueel en heeft veel minder soeverein de touwtjes van het verhaal in handen, mede doordat er ook qua taal veel minder afstand tegenover de overige personages bestaat.Ga naar voetnoot11. We mogen hieruit de algemeen geldige conclusie trekken dat het voorkomen van taalvariatie in literatuur een taalkundige en een letterkundige benadering vergt. De gekozen taalvorm levert immers altijd een bijdrage als het gaat om de letterkundige typering van de personages. Met name bij het vertalen dient men bijgevolg met deze dubbele benadering rekening te houden. | ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||
ResuméIk heb geprobeerd duidelijk te maken dat er ondanks de grenzen en confronterende tendensen tussen taal- en letterkunde nog altijd raakvlakken tussen beide disciplines bestaan. Daartoe behoren onder meer de twee hier behandelde aspecten: taalvariatie en stijl. Met name de stilistiek vormt van oudsher een schakel tussen taal- en letterkunde, zij het een schakel die binnen de neerlandistiek sinds lang verwaarloosd wordt.Ga naar voetnoot12 | ||||||||||||||||||||||||||||
BibliografiePrimaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||
Secundaire literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||
|
|