Colloquium Neerlandicum 15 (2003)
(2003)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNeerlandistiek de grenzen voorbij. Handelingen Vijftiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 71]
| ||||||||||
De boekenplank van Anne Frank
| ||||||||||
[pagina 72]
| ||||||||||
scenarioschrijvers dan toch voor Dickens kozen, komt waarschijnlijk doordat ze in het dagboek gelezen hadden dat vader Otto Frank een verwoed Dickens-fan was en zelfs op een gegeven moment het hele gezelschap onderhield met een voorlezing uit The Pickwick Papers. Het echtpaar Goodrich en Hackett, bekende screenwriters onder andere van de beroemde Jimmy Stewart-film It's a wonderful life, moeten juist voor dit boek hebben gekozen, omdat dat speelt tijdens de Franse revolutie en de voorafschaduwing van zware tijden vergelijkbaar was met dat moment in de film over Anne Frank. Het citaat over de rustplaats en het droevige boek is toepasselijk en zet de toon. Helaas is het historisch niet juist.
Wat las Anne Frank dan wel? Had dit ook invloed op haar eigen werk? Hoe weten we dat? De informatie hierover is helaas niet altijd betrouwbaar en nogal eens terloops of indirect. Het ligt echter voor de hand dat een boek dat indruk heeft gemaakt, wel in haar dagboek terecht zal zijn gekomen, in een opmerking of oordeel. De eerste gegevens zijn afkomstig uit de periode voordat ze ging onderduiken in juli 1942. Op haar dertiende verjaardag, op vrijdag 12 juni 1942, krijgt ze een dagboek cadeau en boeken om te lezen. Daaronder de Camera obscura, de bekende Nederlandse klassieker van Nicolaas Beets en een boek getiteld Daisy's bergvacantie, een werk van de Zwitser Niklaus Bolt. Ze begint er meteen in te lezen en ze schrijft op zondag: ‘Het boek [...] is werkelijk heel mooi; het heeft mij diep ontroerd van het meisje dat zoveel weelde had en toch zo goed was en op het einde stierf, maar dit slot moest er aan komen en het is juist zo mooi.’ Op die zondag waren ook klasgenoten en vriendinnen gekomen en kreeg ze nog twee minder bekende jeugdwerken getiteld Goede morgen melkboer en Lydia's moeilijkheden. Van haar speciale clubje getiteld ‘De kleine Beer minus twee’, krijgt ze een prachtboek zoals ze zelf zegt. Dat was Nederlandse sagen en legenden door Joseph Cohen. Helaas hadden ze haar per ongeluk deel twee gegeven, zodat ze besloot de Camera obscura, die Margot al had, te ruilen tegen deel 1. Of ze de Camera ook heeft gelezen, blijkt niet uit het dagboek. Wel blijkt dat ze erg geïnteresseerd is in historische verhalen, want van gekregen geld en boekenbonnen koopt ze nog Mythen van Griekenland en Rome. De lijst van werken die uit haar dagboeken is op te maken, is niet compleet, omdat ze niet alles opschreef en omdat ze vaker alleen maar een titel geeft, zonder verdere informatie. Soms refereert ze aan boeken van haar mede-onderduikers, die zij waarschijnlijk zelf niet heeft gelezen of niet mocht lezen. Uit haar dagindeling | ||||||||||
[pagina 73]
| ||||||||||
van 20 maart 1944 kunnen we opmaken dat ze voornamelijk las van half 9 tot 9, van half 3 tot kwart voor 4 en van half 8 tot half 9. Wanneer ze op 16 mei 1944 een overzicht geeft van de interesses van de hele groep krijgen we ook een indicatie van haar eigen opvattingen en haar wat wijsneuzerige kritieken: Waar de Achterhuis-familie belang in stelt. (systematisch overzicht van leer- leesvakken). | ||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||
biografieën, droog of spannend, geschiedenisboeken, (romans & ontspanningslecture soms). In haar allerlaatste ontboezeming, drie dagen voor de arrestatie, op 1 augustus 1944, schrijft ze: ‘Zoals ik al zei, ik voel alles anders aan dan ik het uitspreek en daardoor heb ik de naam van jongensnaloopster, flirtster, wijsneus en romannetjesleester gekregen.’ Wat waren die romannetjes dan? En wat bedoelt ze met ‘ontspanningslecture’? We zullen terug moeten gaan naar het begin van haar verblijf in het achterhuis, omdat ze daar uitgebreider schrijft over haar leesgewoonten en haar boeken. In dat gedeelte vind je ook een weerspiegeling van de boeken die ze zelf las en haar schrijfgewoonten die zich aan het ontwikkelen waren. Ik wijs dan met name op de boeken van Cissy van Marxveldt waar ze in het begin van haar onderduik de meeste inspiratie uit put. Mijnheer Kleiman brengt om de week een paar meisjesboeken voor me mee / ik ben enthousiast over de Joop ter Heul serie. De hele Cissy van Marxveldt bevalt me in het algemeen bijzonder goed ‘een Zomerzotheid’ heb ik dan ook al vier keer gelezen en nog moet ik om de potsierlijke situaties lachen. Dit schrijft ze enthousiast op 21 september 1942. Wie nu datzelfde boek leest, moet ook lachen, maar ook tandenknarsen als de vrouwonvriendelijke en rolbevestigende dooddoeners over de pagina's vliegen. ‘Dat zwartje is aardig, hè’ zegt bijvoorbeeld het personage G.J. over een meisje met een donkere huid, die elders vergeleken wordt met een Somaliland-negerin. De zotheid van de titel ligt in het feit dat een groepje studenten op zomervakantie ergens op de Veluwe een groepje meisjes van 16 en 17, die in een huis in de buurt logeren, een poets wil bakken. Een van de studenten is van adel, en hij gaat voor chauffeur spelen, terwijl een andere student van boerenkomaf zogenaamd de jonker voorstelt. Een klassiek, vrij flauw rollenspel, met een Nederlands klassensysteem, waarbij de tuinman Janus in dialect mompelt, de studenten boordeknoopjes zoeken en de jonkheer Robbert Padt van Heyendaal heet. De dames doen weinig meer dan praten over de jongens en mogelijke verlovingen. Het lijkt ongeveer de boekenvariatie van Friends uit de jaren dertig te zijn. Anne Frank vond het echter ‘knal’ zoals ze zelf schrijft en inderdaad komt een paar keer in een dialoog het ‘knaleffect’ voor, typische meisjestaal voor die tijd. Ze begon zich voor | ||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||
meer Van Marxveldt-boeken te interesseren en een week later, op zaterdag 26 september 1942, schrijft ze: ‘Mijinheer Kleiman heeft vandaag Joop-van Dil-ter-Heul, en Joop en haar Jongen meegebracht, aardig is hij toch, hij brengt alles precies op tijd.’ Op 30 september 1942 heeft ze een ander boek gelezen: ‘De Kingfordschool heb ik uit maar ik vind ze lang niet zo als de andere boeken van Cissy van Marxveldt er zit niet pakkends in.’ Een week later (4 oktober 1942) heeft ze nog meer kritiek: Ik heb met Margot samen op de divan gelegen en in de ‘De Stormers’ gelezen het is wel leuk, maar het haalt lang niet bij ‘Joop ter Heul’ er komen trouwens ook meestal dezelfde woorden in voor dat is natuurlijk wiedes bij dezelfde schrijfster. Overigens schrijft Cissij van Marxveld knal. Ik zal ze beslist mijn kinderen ook laten lezen.’ Wie nu de Van Marxveldt-boeken leest, kan een geeuw niet onderdrukken, al zijn ze blijkbaar niet zo tijdsgebonden als men denkt, gezien de vele herdrukken tot nog niet zo lang geleden. Wel interessant voor de invloed op Anne's schrijfstijl is een van de werken getiteld De H.B.S.-tijd van Joop ter Heul. De identificatie van Anne met de diverse personages moet immens zijn geweest en met name de schoolactiviteiten worden breed uitgemeten. Op 21 september 1942 schrijft ze bijvoorbeeld in aanhef ‘Lieve Jettje (zal ik maar zeggen)’ en ondertekent ze met ‘Groeten allemaal en zoenen van Anne Frank’ en op de volgende pagina gedateerd ‘Dezelfde dag’ heet het ‘Ik heb vanavond nog tijd beste Emmy, daarom zal ik jou nog maar gauw een paar regeltjes schrijven [...]’ Een duidelijke indicatie dat ze haar latere formule, geadresseerd aan Kitty, nog niet te pakken had. De personen aan wie ze schrijft zijn divers en hebben allerlei namen uit de boeken. Neem bijvoorbeeld dit dagboekcitaat van 14 oktober 1942: ‘Lieve Phien Lang niets meer laten horen hé, maar ik wil jullie wittebroodsweken ook niet met mijn idiote geklets, zo vaak verstoren, of hindert dat niet? Heeft Bob zijn werk weer opgevat? En vertonen zich bij jou niet al de sporen van bevruchting [...]’ Die laatste vraag is nogal direct, om niet te zeggen brutaal. Dat heeft ze bij herlezen blijkbaar zelf ook gevonden want Anne heeft dit niet opgenomen in de door haarzelf verbeterde versie B. Ze is een goede editor als ze herschrijft en haar dagboek aan het omwerken is tot een roman, een autobiografisch memoir, wat misschien zelfs een ‘bildungsroman’ zou zijn geworden. Het was inderdaad profetisch toen ze schreef over het door haar | ||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||
genoemde Achterhuis ‘in mijn hoofd is het al zover af als het kan, maar in werkelijkheid zal het wel heel wat minder gauw gaan, als het wel ooit afkomt.’ Naast haar dagboek schreef ze ook korte verhalen en Anne heeft diverse schoolactiviteiten autobiografisch en met gevoel voor humor beschreven in haar verhaaltjesboek. Ze hebben een hoog Van Marxveldtgehalte. Dat ze daarnaast ook journalistieke neigingen had blijkt uit haar verhaal getiteld Mijn eerste interview, maar ook uit de opmerking van haarzelf: ‘Ik moet werken om niet dom te blijven, om vooruit te komen, om journaliste te worden, want dat wil ik. Ik weet dat ik kan schrijven, een paar verhaaltjes zijn goed, m'n Achterhuis-beschrijvingen humoristisch, veel uit mijn dagboek spreekt, maar [...] of ik werkelijk talent heb dat is nog te bezien. Eva's droom was m'n beste sprookje en het gekke daarbij is, dat ik heus niet weet waar het vandaan komt.’ Deze opmerkingen staan gedateerd op 5 april 1944, waarbij ze blijkbaar vergeten is dat ze anderhalf jaar daarvóór een boek had gelezen met een hoofdpersoon met dezelfde naam. Daarover had ze uitgebreid geschreven op 3 oktober 1942 in haar karakteristieke enthousiaste en ietwat uitdagende stijl: Ik heb nu zo'n leuk boek ‘Eva's jeugd’ heet het. Daar dacht Eva dat kinderen zoals appels aan een boom groeien, en dat de ooievaar ze er af plukt als ze rijp zijn en ze aan de moeders brengt. Maar de poes van haar vriendinnetje heeft jongen gekregen en die komen uit de poes, nu dacht ze dat de poes, net als een kip eieren legt, en daarop gaat zitten broeden, en de moeders die een kindje krijgen gaan ook een paar dagen van te voren naar boven en een ei leggen om er dan op te broeden, als het kindje er dan is zijn de moeders nog wat zwak van het lange hurken. Eva wilde nu ook een kindje hebben en toen nam ze een wollen sjaal, en legde die op de grond, daar zou het ei dan in vallen en toen ging ze op haar hurken zitten drukken. Ze begon erbij te tokken maar er kwam geen ei. Eindelijk na heel lang zitten, kwam er iets uit maar geen ei, een worstje. O, Eva schaamde zich zo. En de meid dacht dat ze ziek was. Grappig hè. Het boek dat ze bedoelt is Nico van Suchtelens Eva's jeugd, dat voor het eerst verschenen was in 1923, maar verschillende edities kende, tot | ||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||
minstens een vijftiende in 1942, die Anne gelezen kan hebben. Het verhaal gaat over een meisje, dat nog een baby is als haar alleenstaande moeder overlijdt. Haar grootvader is een aardige oude notaris die haar opvoedt tezamen met een vriendelijke oude dienstbode. We zien haar opgroeien en naar school gaan en we volgen haar jeugd, waarin ze net als Anne een uitgesproken mening heeft over van alles en nog wat, en een gezonde nieuwsgierigheid combineert met eerlijke, soms stoute teenagerkuren. De schrijver Van Suchtelen, die leefde van 1878 tot 1948, was een humanist in de geest van Erasmus, Spinoza en Freud. Hij nam deel aan het communaal samenwonen in Frederik van Eedens Walden. Als humanist met religieuze inslag was hij tevens overtuigd pacifist. Uitgave en verkoop van zijn werk was in de oorlog verboden. In de roman is een van Eva's meest geliefde vrienden een gewetensbezwaarde die daarvoor zelfs op het einde van de roman in de gevangenis terechtkomt. ‘Haar laatste gedachten dwaalden af naar haar “Ru” die nu gevangen zat omdat hij een held was, die deed wat hij doen moest.’ Het verhaal eindigt met Eva's goede voornemen om voor zichzelf te zorgen, zonder hulp van haar grootvaders erfenis, die er trouwens zo goed als geheel doorheen is gejaagd door haar oom Herbert. Dat zij en de dienstmeid bij deze oom gaan wonen getuigt nog eens van haar vergevingsgezindheid en grootmoedigheid. Ze gaat typen en stenografie leren op een of ander instituut. Het is ongetwijfeld toevallig dat ook Anne op dat moment steno aan het leren was. Minder toevallig zijn de citaten die Anne aanspreken. Ze schrijft: ‘In “Eva's jeugd” staan ook dingen over het verkopen van lichamen van onbekende vrouwen in straatjes, en er een schep geld voor vragen. Ik zou me doodschamen voor zo'n man. Verder staat er ook in dat Eva ongesteld is geworden, hè daar verlang ik zo naar, dan ben ik tenminste volwassen.’ Als ze een paar weken later refereert aan haar eigen mogelijk ongesteldheid zegt ze: ‘Ik kan het haast niet afwachten, het lijkt me zo gewichtig [...]’ lijkt het erop dat ze Eva bijna letterlijk citeert: ‘Maar nu het bij haarzelf zoover was, leek het zo vreemd-gewichtig, zoo [...] verantwoordelijk, zoo [...] plechtig.’ Enkele andere ideeën over zelfwerkzaamheid, niet trouwen uit oppervlakkige zinnelijke verliefdheid moeten Anne hebben aangesproken. Ik denk dan ook aan een zin als: ‘Noodig voor het nieuwe leven zijn moed om zichzelf te zijn en liefde om zichzelf te geven, onvoorwaardelijk, gansch en al.’ Het lijkt voor de hand te liggen dat ze dezelfde Eva voor ogen had, dan wel haar naam koos voor het korte verhaal Eva's droom. | ||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||
Het gevaar bestaat dat men een paar citaten uit zijn verband haalt en daar verregaande conclusies uit trekt. Las Anne voornamelijk gewaagde boeken? Nee, maar ze was duidelijk te groot voor het servet en te klein voor het tafellaken, met andere woorden: op de rand van de volwassenheid die zich in haar opgesloten toestand misschien sneller aandiende dan men besefte. Ze mocht trouwens niet alles lezen. Haar ouders vonden haar te jong voor een boek van Van Ammers-Küller: ‘Gisteren hadden we het erover dat ik haast niets lezen mocht, moeder heeft op het ogenblik “Heren, vrouwen, knechten” [...] en dat mag ik ook al niet lezen, omdat ik eerst meer ontwikkeld moet zijn, zoals mijn begaafde zuster.’ Op 17 maart 1944 schrijft ze: ‘[...] elk boek dat ik lees moet gekeurd worden. Eerlijk gezegd is die keuring helemaal niet streng en mag ik haast alles lezen..’ In de Bversie van haar dagboek, het gedeelte dat ze zelf had herschreven, is dit weggelaten, maar lezen we op 29 oktober 1942 (wat chronologisch dus niet helemaal klopt): ‘De laatste tijd mag ik wat meer volwassenen-boeken lezen. Ik ben nu bezig met Eva's jeugd van Nico van Suchtelen, het verschil tussen meisjesromans en dit vind ik niet zo erg groot. Vader heeft Goethe en Schillers' drama uit de grote boekenkast gehaald, hij wil me elke avond wat gaan voorlezen. Met Don Carlos zijn we we al begonnen.’ Ik denk dat Vader Otto Frank een klassieke Duitse cultuuropvoeding voor ogen stond, terwijl de interesse van zijn dochter uitgebreider en frivoler was. Ze vermeldt het wanneer Kugler met twaalf Panorama's komt aandragen en hij maakt haar ook enorm blij door elke maandag het blad Cinema en Theater mee te brengen. De titel voor een van haar verhalen De poel des verderfs haalt ze uit dat tijdschrift. Miep Gies gaat wekelijks naar de bibliotheek om boeken te lenen en soms leest Anne sneller dan gewoonlijk. Zo schrijft ze op 22 september 1942: ‘Ik heb Joop ter Heul zo gauw uitgelezen dat ik voor Zaterdag geen nieuwe boeken meer krijg, Als ik de laatste twee dan ook uit heb vraag ik aan Kleiman, of ik “Kees de Jongen” door Theo Thijssen, niet kan krijgen, ken jij dat?’ Helaas weten we niet of ze dat inderdaad gelezen heeft. Wel informatie krijgen we een tijd later, op 18 oktober 1942: Ik heb weer twee boeken van Kleiman gekregen, de Arcadia [Van Marxveldt]. Dat handeld over een reis naar Spitsbergen en De Louteringskuur, ze lijken me wel leuk. De Opstandelingen heeft ie ook mee gebracht. Dat is van Ammersküller. Dezelfde schrijfster als van Heeren, Vrouwen, Knechten. Dit | ||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||
mag ik nu ook lezen, fijn! Dan heb ik eeu heleboel liefde's romantoneelstukjes van Körner gelezen, ik vind dat die man leuk schrijft. B.v Hedwig, der Vetter aus Brehen [...] Vader wil dat ik nu ook Hebbel en andere boeken van andere welbekende Duitse schrijvers ga lezen. Het Duits lezen gaat nu al betrekkelijk vlot. Alleen fluister ik het meestal, in plaats dat ik voor mezelf lees. Maar dat gaat wel over. Twee dagen later is ze met het boek begonnen en vermeldt ze de juiste titel: De opstandigen is een knal boek. Het gaat over de familie Coornvelt die 14 kinderen hadden, waarvan 2 aan de pokken en 4 aan de stuipen gestorven zijn. De overige 8 zijn Nicolaas de oudste die ook de stuipen heeft, dan Keejetje die is gaan trouwen met Willem Wijsman en heeft 4 kinderen Willem, Lize, Agatha, Constance. Constance heeft ook al weer een kind. Dan komt Hendrik die is predikant en dan Koosje die bij Hendrik de weduwnaar het huishouden doet, Koosje heeft ook de pokken. Dan komt David die is Prof. en is getrouwd met Aleida en heeft Clara en Louis als kinderen Sophie, Betsy, Cateau, Coba. Dan is er nog een nichtje uit Parijs in het boek, Marie Elisabeth Sylvain, die een van de eersten is d(i)e meedoet aan de vrouwen emancipatie, dat is de strijd die er geweest is om de vrouw dat die ook wilde studeren en dezelfde rechten hebben als de man. Want vroeger als de vrouw niet getrouwd was kwam ze als oude hardwerkende sul bij een van haar broers in huis. Ik heb nog twee kinderen vergeten Naatje die niet getrouwd is een bij Abraham het huishouden doet en Abraham die 12 kinderen heeft waarvan 2 er al waren voordat hij getrouwd was. Men kan niet volhouden dat Anne een accurate beschrijving geeft van het boek, al is het wel zo dat de vrouwenemancipatie en de strijd voor de gelijke rechten van de vrouw centraal staan. De titel De opstandigen wijst daar ook op. De hier genoemde opsomming van al die namen lijkt ook veel werk, maar ze volgt gewoon de stamboom die gegeven staat in het boek zelf. Wat betreft Jo van Ammers-Küller moet nog gezegd worden dat ze met name in Duitsland zeer populair was. Dat zij zelf in dezelfde tijd, dat | ||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||
Anne haar las de zijde van de nazi's had gekozen is een van de ironieën van de geschiedenis. Haar boeken mochten na de oorlog een paar jaar niet verschijnen. Ze stierf in 1966.
Wie van Anne Frank overigens een groot voorvechtster van de vrouwenemancipatie zou willen maken, komt enigszins bedrogen uit, getuige deze opmerking van 2 november 1942: Ik ben gewoon verslaafd aan het boek “de klop op de deur” van Ina Boudier-Bakker. De familieroman is buitengewoon goed geschreven, maar wat er omheen is over oorlog, schrijvers of de emancipatie der vrouwen is niet zo goed, maar eerlijk gezegd interesseert het me niet zo bar. Deze roman uit 1930 beschrijft drie generaties Amsterdams familieleven en was een van de schrijfsters meest succesvolle werken. Ze schreef het overigens in Groningen aan de Noorderhaven 34. Tegenwoordig zegt men: De klop op de deur? Niet opendoen.
In een binnenkort te verschijnen artikel over Anne's Mooie zinnenboek schrijft Gerrold van der Stroom dat Anne in 1944 weliswaar minder over haar boeken vertelt in haar dagboek, maar dat ze wel degelijk nog veel leest en daarover schrijft in haar aparte schrift waarin mooie zinnen en door haar gekozen citaten voorkomen. Hierin staan bekende namen en werken als Multatuli's Vorstenschool, Shakespeare's Julius Caesar (in het Duits), Andre Maurois Byron (in het Duits), Thomas More Utopia, Jacob van Maerlant Eerste Martijn, Justus van Maurik, Gulbranssens En eeuwig zingen de Bossen, een roman over het leven van Rubens, Vestdijks vertaling van Eric Lowe's De geschiedenis van Robin Stuart, Galsworthy The Forsyte saga en Oscar Wilde An ideal husband. Al hoeven we Anne Frank nou niet meteen tot genie te verklaren, het is toch een indrukwekkende verzameling van iemand met brede interesses en natuurlijk ook met een heleboel noodgedwongen tijd om te lezen. Daarnaast is het echter ook zo dat ze bijvoorbeeld Het boek voor de jeugd las, waarin allerlei verhalen van Andersen, Grimm, Jack London, Mark Twain, Jules Verne en H.G. Wells stonden. Dat waren interessante bloemlezingen die voor een breed publiek waren samengesteld, een boek voor het hele gezin. Er bestaan uitgaven van 1937 en 1938 en het werd in menig huisgezin aangetroffen. Het klinkt | ||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||
allemaal heel intellectueel, maar de buitenlandse schrijvers werden vereenvoudigd vertaald, andere gedeeltes ‘opnieuw bewerkt’ zoals de inleiding zegt. Deze uitgave van de Arbeiderspers was verzorgd door een speciale commissie waarin onder andere de onderwijzer en schrijver Cor Bruijn zat, alsmede zijn collega-schrijver-onderwijzer Theo Thijssen. Ik vermeldde eerder dat Anne Frank de wens uitsprak om Kees de jongen van deze schrijver te lezen. In Het boek voor de jeugd, uitgave 1937, staat het schitterende verhaal ‘Postzegels’ uit Kees de jongen, over Kees die postzegels verzamelt en dagdroomt over grote zegels en er voor zeven en een halve cent een zogenaamde ‘Grote Pers’ koopt. De droomwereld van Kees zou Anne wel eens herkend kunnen hebben en het lijkt niet vergezocht om te denken dat dit fragment haar interesse gewekt heeft. Theo Thijssen heeft in dezelfde bundel ook gedeeltes uit Van de Vos Reynaerde en Tyl Uilenspiegel ‘oververteld’. Het aandeel oorspronkelijk Nederlandse literatuur is heel bijzonder en zo heeft Anne kennis kunnen nemen van klassiekers als Saïdjah en Adinda, De Japanse steenhouwer, Jantje zag eens pruimen hangen van Hieronymus van Alphen, sneldichten van Huygens, een Falklandje van Heijermans, De hond van de schoolmeester, Boerke Naas van Guido Gezelle en Kinder-lijk van Vondel.
Al deze kennis is niet aanwijsbaar in haar dagboek te vinden, al zouden haar eigen verhalen eens nader bekeken kunnen worden op mogelijke invloed, een idee voor een plot of een aardige uitspraak. Ook is in het dagboek een ontwikkeling aan te geven van een beginnend schrijfster, waar ze talent voor had en wat duidelijk haar ambitie was. Dat ze daarbij uit grote voorbeelden putte mag worden aangenomen. De studie van haar boekenplank geeft tevens een aardig inzicht in de tijd en de opvattingen en bepaald ook de stereotypie die gebruikt wordt in de meisjesboeken en de familieromans. Anne Frank heeft zich duidelijk geïdentificeerd met de zorgeloze bakvissen uit de hogere middenklasse en haar dagboek krijgt er volgens mij daardoor ook een dimensie bij. Haar korte verhalen en ook het mooie-zinnen-boek zijn nog niet voldoende geapprecieerd, al zouden titels als Wie is interessant?, Het geluk, of Angst toch de nieuwsgierigheid moeten opwekken. Het zijn schoolvoorbeelden van een ontluikend schrijftalent, met alle gebrekkige probeersels en overdreven pathos van dien. Wie net als ik gedacht had dat we alles over Anne Frank en haar werk nou wel weten, zal moeten toegeven dat daar nog geen sprake van is. | ||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||
Bibliografie
|