Colloquium Neerlandicum 13 (1997)
(1997)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNederlands 200 jaar later. Handelingen dertiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 451]
| ||||||||||||||||||||||||||
Vrije Indirecte Rede: een vergelijkend onderzoek
Nederlands-Italiaans
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 452]
| ||||||||||||||||||||||||||
gesproken woordGa naar voetnoot2 waaraan in de vakliteratuur veel aandacht geschonken is: de Vrije Indirecte Rede (VIR). De resultaten van het onderzoek zullen voorafgegaan worden door een korte uiteenzetting over de kenmerken en de functies van de VIR. | ||||||||||||||||||||||||||
2. De Vrije Indirecte Rede2.1 KenmerkenDe VIR wordt gezien als een interessante vorm van weergave van gesproken woord of onuitgesproken gedachte, omdat zij een zekere ambiguïteit toont die het de lezer moeilijk maakt vast te stellen ‘wie ziet’ en ‘wie zegt’ (Bal 1978: 114).Ga naar voetnoot3 Deze onzekerheid kan natuurlijk vergaande gevolgen hebben voor het begrip van een tekst. Aan de hand van enkele voorbeeldenGa naar voetnoot4 zullen de voornaamste kenmerken van de VIR besproken worden. Om de bespreking te vereenvoudigen wordt ook een door mij geleverde reconstructie van de directe rede (DR) gegeven. | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 453]
| ||||||||||||||||||||||||||
(1) Verstard keek hij naar de neerregenende scherven. Wat een schoften! Waar moesten zijn ouders nu nieuw glas vandaan halen, er was toch zeker niks meer te krijgen! (Harry Mulisch, De Aanslag: 39) DR: Hij zei (of dacht): Wat een schoften! Waar moeten mijn ouders nu nieuw glas vandaan halen... (2) (...) iets meer naar links, achter de landjes, was de plek waar alles gebeurd was. Hij had hier niet moeten komen. Hij had nooit meer naar Haarlem mogen gaan, hij had het moeten begraven, zoals doden begraven worden. (Harry Mulisch, De Aanslag: 85) DR: Hij zei (of dacht:) Ik had hier niet moeten komen (...)
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 454]
| ||||||||||||||||||||||||||
Het belangrijkste kenmerk van de VIR is dat zij een deiktisch contrast toont; een oppositie tussen kenmerken die naar de verteller als het ‘deiktische middelpunt’ (Simpson 1993: 69) verwijzen en andere kenmerken die naar het personage als deiktisch middelpunt verwijzen. Hierdoor neemt de lezer twee gezichtspunten waar en ervaart hij de VIR als dubbelzinnig. De verleden tijd van het werkwoord en voornaamwoorden van de derde persoon scheppen een afstand tussen het spreekmoment van het personage en het moment van weergave; hier is de verteller aan het woord. Maar het gebruik van aanwijzende voornaamwoorden en bijwoorden die typisch van de DR zijn, en het persoonlijke register geven de visie van het personage weer. Er heeft zodoende een focalisatiewisseling plaatsGa naar voetnoot8, maar beide stemmen blijven doorklinken; was dat niet het geval, dan zouden we ons in de aanwezigheid van of een DR of een vertellerstekst bevinden. Door deze dubbelzinnigheid, ‘neither fully expressive nor fully referential’, zoals Toolan (1988: 129) het uitdrukt, onderscheidt de VIR | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 455]
| ||||||||||||||||||||||||||
zich van de andere weergaven van rede. De benaming ‘vrije’ rede kan nu op meer wijzen uitgelegd worden: zij verwijst niet alleen naar het ontbreken van een inleidende hoofdzin en een voegwoord, hetgeen de VIR syntactisch onafhankelijk maakt, maar ook naar de vrijheid die de lezer heeft om te beslissen of hier de visie van de verteller of die van het personage weergegeven wordt. Semantisch gesproken staat de VIR echter veel dichterbij de DR dan bij de IR, omdat zowel inhoud als woordkeus en stijl meestal dienen te worden toegeschreven aan het personage. Toolan (1988: 124) gaat zelfs zover dat hij dit mimetische karakter als voornaamste kenmerk van de VIR aangeeft, een karakter dat tot uiting komt in het register, de woordkeus en het gebruik van leestekens Taalkundige aanwijzingen kunnen ook ontbreken. Dan is het de inhoud zelf die de focalisatie weergeeft (vergelijk Toolan 1988: 126). De laatste twee zinnen in voorbeeld (3) zouden kunnen doorgaan voor een vertellerstekst in een boek over vliegtuigen. Niets taalkundigs wijst op een VIR, maar doordat we de passie van de jongen Anton voor vliegtuigen kennen en door de context waarin het verhaal zich afspeelt (zijn huis is net door de Duitsers in brand gestoken en hij is zijn ouders kwijt), wordt hier duidelijk de gedachtengang van de jongen weergegeven. (3) Voor het eerst van zijn leven zat hij in een auto. Vaag zag hij het stuur en de meters. In een vliegtuig zaten nog veel meer meters. In een Lockheed Electra, bij voorbeeld, zaten er wel vijftien; en twee sturen. (Harry Mulisch, De Aanslag: 38) | ||||||||||||||||||||||||||
2.2 FunctiesUit de vorige paragraaf komt duidelijk naar voren dat een schrijver voornamelijk voor een VIR kiest om een dubbele focalisatie in de tekst in te voeren. Er kunnen natuurlijk ook overwegingen van praktische aard in het spel zijn, zoals het willen voorkomen van herhaling van de inleidende zin, maar dit interesseert ons hier minder. De dubbelzinnigheid die het gevolg is van deze dubbele focalisatie, creëert | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 456]
| ||||||||||||||||||||||||||
een zekere spanning in het verhaal. Wat in dit samenspel precies het aandeel is van personage en van verteller blijft moeilijk vast te stellen, ook omdat het hier een continuüm betreft met veel ‘dubbelzinnige vormen’ (Chatman 1981: 218). Door focalisatie aan een personage toe te kennen laat de schrijver de lezer de wereld door diens ogen zien, hetgeen sympathie of antipathie voor een personage kan opwekken (Leech & Short 1981: 335). Zo toont de VIR in voorbeelden (1) en (3) ons Anton als een gevoelige jongen. Ook kan een personage volledig genegeerd worden door hem helemaal geen focalisatie toe te kennen. Dit proces kan op heel subtiele wijze plaatsvinden, juist omdat het niet altijd duidelijk is wiens versie weergegeven wordt. In de vakliteratuur komt de mogelijkheid tot ‘manipulatie’ die de VIR biedt dan ook vaak ter sprake.Ga naar voetnoot9 Met behulp van focalisatiewisseling kan de schrijver tevens een ironisch effect bereiken. De verteller filtreert de woorden van het personage en wordt als het ware een puppet-master (Fowler 1977: 100). Hierdoor is hij in staat subtiele kritiek op het personage uit te oefenen zonder dat hij een rechtstreekse beoordeling uitspreekt (zie voorbeeld (4)). (4) Avrebbe voluto anzi correre, buttarsi nella mischia anche lui e anche lui farsi uccidere, se avesse trovato morto Stefanuccio. Ma le gambe, le gambe! Che può fare un povero uomo quando non sia più padrone delle proprie gambe? (Luigi Pirandello, Novelle per un anno: 747) Hij had veeleer willen toesnellen om zich op zijn beurt in de strijd te werpen en zich ook te laten doden, als hij Stefanuccio dood had | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 457]
| ||||||||||||||||||||||||||
gevonden. Maar die benen, die benen! Wat kan een arme man doen als hij zijn eigen benen niet meer in zijn macht heeft? (Luigi Pirandello, Novellen voor een jaar: 81) De VIR biedt tevens de mogelijkheid om door middel van bepaalde syntactische modellen - zoals wel of geen transitiviteit of korte zinnen - en van een bepaald register het karakter van een personage te schetsen. Fowler (1977: 103) gebruikt hiervoor de term Mind-Style. In voorbeeld (5) geeft niet alleen de dubbele punt, maar vooral de keuze van het woord ‘meute’ aan dat de focalisatie aan Saskia's vader toegeschreven dient te worden die, zoals ook uit de tekst zelf blijkt, een nogal bekrompen mentaliteit heeft. (5) Saskia belde hem op en vroeg of hij hen niet wilde afhalen, dan konden ze eerst nog koffie drinken. Maar hij reageerde als de eerste de beste provinciaal: hem zagen zij niet in Amsterdam, wat dachten ze wel, zeker overvallen worden door een meute provo's. (Harry Mulisch, De Aanslag: 138) | ||||||||||||||||||||||||||
3. Overeenkomsten en verschillen tussen het Nederlands en het ItaliaansHet vergelijkend onderzoek Nederlands-Italiaans met betrekking tot de in paragraaf 2.1. genoemde kenmerken van de VIR heeft de volgende resultaten opgeleverd: I. Inleidende zin en voegwoord ontbreken in beide talen. Wel dient opgemerkt te worden dat er in de voorafgaande tekst vaak al een inleidende zin, werkwoord of andere markering staat, zodat de context de lezer helpt de juiste interpretatie te vinden. Zonder deze aanwijzingen zou een VIR dikwijls niet als zodanig herkenbaar zijn (Kullmann 1995: 316). Het betreft hier verba diciendi, sentiendi, declarandi en dergelijke, of een DR, die zich in de nabijheid van een VIR bevinden. Ook leestekens zoals dubbele punt of puntkomma kunnen in dit opzicht als hulpmiddel gezien worden. Een zekere voorzichtigheid is hier geboden, aangezien leestekens | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 458]
| ||||||||||||||||||||||||||
heel vaak achteraf door de uitgever aangebracht worden (Mortara Garavelli 1985: 131 en Sternberg 1991: 71). In voorbeelden (6) en (7) geven de werkwoorden ‘denken’, ’vragen’ en de dubbele punt aanwijzingen voor de daaropvolgende VIR: (6) Moe staarde Anton voor zich uit. Hij dacht aan Takes, en dat in het leven blijkbaar alles aan het licht komt vroeg of laat, afgehandeld wordt en ad acta gelegd. Hoe lang was het inmiddels geleden, dat hij bij de Beumers was geweest? (Harry Mulisch, De Aanslag: 176) (7) Neli si tirò Luzza in disparte e la pregò che avesse pazienza: sarebbe ritornato prima di sera e le avrebbe raccontate tante belle cose (Luigi Pirandello, Novelle per un anno: 703) Neli trok Luzza terzijde en vroeg haar geduld te hebben: hij zou voor de avond terugkomen en haar allerlei mooie dingen vertellen. (Luigi Pirandello, Novellen voor een jaar: 14) II. Waar in de DR een tegenwoordige tijd gebruikt wordt, staat het werkwoord in de VIR in de verleden tijd. Het Italiaans is, net zoals de meeste andere Romaanse talen, rijker aan werkwoordstijden dan het Nederlands. Tegenover één o.v.t. in het Nederlands staan er twee in het Italiaans: imperfetto en passato remoto.
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 459]
| ||||||||||||||||||||||||||
Een afwisseling tussen passato remoto en imperfetto kan in het Italiaans een focalisatiewisseling tussen verteller en personage aangeven. In het Nederlands, dat slechts één o.v.t. kent die beide functies in zich verenigt, dient dit contrast op een andere wijze uitgedrukt te worden. In voorbeeld (8) heeft de vertaler door het werkwoord ‘voelen’ te kiezen in plaats van ‘zijn’ het contrast weten te behouden. (8) Michele storse (pass. rem.) la bocca, si alzò (pass. rem.), girò (pass.rem.) per il boudoir, con le mani in tasca, guardando i banali acquarelli che pendevano dalle pareti; era (imperf. van het werkwoord ‘zijn’) irritato ed eccitato. (Alberto Moravia, Gli Indifferenti: 59) Michele vertrok zijn mond, stond op en liep met zijn handen in zijn zakken door het boudoir, langs de banale aquarellen aan de muren. Hij voelde zich nerveus en geïrriteerd. (Alberto Moravia, De onverschilligen: 49) Het Italiaans heeft tevens een speciale synthetische vorm, de condizionale, om de onvoltooid en voltooid verleden toekomende tijd uit te drukken. Het Nederlands moet zich bij de vorming van deze tijden behelpen met het imperfectum van het hulpwerkwoord zullen. Hoewel de o.v.t.t. en de v.v.t.t. ook een tijdsaanduiding kunnen bevatten, drukken ze over het algemeen een modaliteit uit: respectievelijk een onzekerheid of een veronderstelling, en een niet-werkelijkheid of een onvervulde voorwaarde. Het gebruik van deze tijden komt in beide talen in grote lijnen overeen.Ga naar voetnoot11 We komen ze veelvuldig tegen in de VIR, waar zij - in combinatie met een wel of nietuitgesproken verbum sentiendiGa naar voetnoot12 - de subjectieve wijze van zien van het | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 460]
| ||||||||||||||||||||||||||
personage benadrukken, zijn ‘onirische fantasieën’ (Bertinetto 1986: 520). (9) Con occhi brillanti di gioia e di tenerezza ella si sarebbe seduta di fronte al suo caro ragazzo...; si sarebbe informata dei suoi piccoli amori, l'avrebbe fatto arrossire. (Alberto Moravia, Gli Indifferenti: 53) Haar ogen schitterend van teer geluk zou ze daar tegenover haar lieve jongen zitten...; ze zou hem naar zijn verliefheden vragen, hem doen blozen. (Alberto Moravia, De onverschilligen: 44) Het Nederlands lijdt onder de eentonigheid van de vormen met zullen. Om een stilistische niet fraaie opeenstapeling van o.v.t.t.- en v.v.t.t.-vormen te voorkomen, nemen schrijvers en vertalers dikwijls hun toevlucht tot de o.v.t. of laten zij in een opsomming herhaling van het werkwoord zullen achterwege (zie voorbeeld (9)). Omgekeerd kan een vertaler naar het Italiaans de condizionale gebruiken, daar waar de schrijver die in het Nederlands vermeden heeft. In voorbeeld (10) vinden we in het Italiaans vier maal de condizionale.Ga naar voetnoot13 (10) Meneer en mevrouw Beumer waren misschien te oud geweest om nog doodgeschoten te worden, maar hoe had Peter verder moeten leven? Hij was intussen in militaire dienst geweest; (...). (Harry Mulisch, De Aanslag: 99) Il signor e la signora Beumer sarebbero stati forse considerati troppo anziani per venir fucilati, ma come avrebbe poi continuato a vivere Peter? Nel frattempo sarebbe andato a fare il militare; (...). (Harry Mulisch, L'Attentato: 70) | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 461]
| ||||||||||||||||||||||||||
III. Aanwijzende voornaamwoorden en bijwoorden van tijd en plaats blijven hetzelfde als in de DR. Vergelijkend onderzoek naar deze deiktische elementen toont aan dat er geen complete overlapping tussen het Nederlandse en het Italiaanse deiktische systeem bestaat. Terwijl in het Nederlands het aanwijzende voornaamwoord deze/dit een sterke deiktische kracht heeft en dus niet voor een minder nadrukkelijke verwijzing gebruikt kan worden, geldt deze beperking niet voor het Italiaanse questo (Snel-Trampus, in druk). Het is dus niet zo vreemd dat we in vertalingen vaak die/dat tegenkomen, waar in het Italiaans questo (letterlijk deze/dit) staat (zie voorbeeld (11)) (11) ecco, egli era dovunque così, sfaccendato, indifferente; questa strada piovosa era la sua vita stessa, (...) (Moravia: 135) Altijd en overal was hij eender, leeg, onverschillig, die straat in de regen was zijn leven zelf, (...) (Alberto Moravia, De onverschilligen: 109) Daaruit volgt echter wel dat waar het Nederlands deze/dit gebruikt, de markering die inherent is aan deze voornaamwoorden binnen een VIR, niet over het hoofd gezien mag worden. De vertaling van de eerste zin in voorbeeld (12) heeft minder nadrukkelijk het karakter van een VIR dan de zin in de Nederlandse brontekst. De tweede zin daarentegen is in beide talen duidelijk een VIR. (12) Anton beloofde dat hij gauw weer langs zou komen, maar hij wist, dat hij deze mensen nooit terug zou zien. Nooit meer ging hij naar Haarlem. (Harry Mulisch, De Aanslag: 102) Anton promise che sarebbe ritornato presto a salutarli, ma sapeva che non avrebbe mai più rivisto quelle (letterlijk die) persone. No mai più a Haarlem. (Harry Mulisch, L'Attentato: 72) Vergelijking van de bijwoorden van plaats en tijd levert identieke problemen op. Ook hier overlappen de systemen in verschillende talen elkaar niet volledig, net zoals de frequentie van bepaalde deiktische | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 462]
| ||||||||||||||||||||||||||
bijwoorden per taal kan verschillen. Naar aanleiding hiervan merkt Kullmann (1995: 320) op dat het Frans in de weergave van de rede regelmatig niet-deiktische bijwoorden gebruikt, terwijl dit in het Duits zelden voorkomt. Hoewel mijn onderzoek een andere Romaanse en Germaanse taal betreft en bovendien beperkter van opzet is, valt wel op dat in de door mij onderzochte vertalingen het Nederlandse deiktische bijwoord dikwijls niet letterlijk vertaald wordt. Zo wordt de zin ‘Hij had hier niet moeten komen’ (voorbeeld (2)) in het Italiaans ‘Meglio se non fosse venuto al festino’ (letterlijk feestje) (Harry Mulisch, L'Attentato: 61). Ook in voorbeeld (13) verliezen zowel de aanwijzende voornaamwoorden als de bijwoorden hun oorspronkelijke deiktische kenmerk van nabijheid: (13) Het verhaal speelde dus niet in deze tijd, of niet op dit continent. Want wie droeg er hier en nu nog zulke epauletten? (Cees Nootenboom, Het lied van schijn en wezen: 9) Il racconto non si svolgeva quindi nel (lidwoord) presente, oppure non nel nostro (bezittelijk voornaamwoord) continente. Chi, infatti, portava lì e allora (letterlijk daar en toen) spalline simili? (Cees Nootenboom, Il canto dell'essere e dell'apparire: 15) IV. In beide talen staan in de VIR voornaamwoorden van de derde persoon tegenover persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden van de eerste en tweede persoon in de DR. V. Inhoudelijk gaat het om persoonlijk taalgebruik en uitingen van emotiviteit. Al meermalen is duidelijk geworden dat de VIR gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van een aantal stemmen. De syntactische middelen die gebruikt worden om aan te geven dat de focalisatie richting personage schuift, zijn hierboven besproken. Wanneer deze syntactische signalen echter ontbreken, kunnen de volgende semantische kenmerken aangeven dat in de tekst de stem van het personage doorklinkt: a) spreektaal (voorbeeld (5)) - waaronder onderbroken of niet perfect | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 463]
| ||||||||||||||||||||||||||
lopende zinnen en herhalingen (voorbeeld (2) en (14)) - of persoonsgebonden taal vaak verrijkt met situationele tussenwerpsels, zoals ‘ja’ of ‘nee’ (voorbeeld (14)). (14) quella luce speciale (...) dava un senso piacevole e lievemente angoscioso di sicurezza. (...) si non c'era dubbio (...) ella era nella sua stanza, nella sua casa. (Alberto Moravia, Gli Indifferenti: 46) het speciale (...) licht (...) dat een prettig, vaag beklemd gevoel van veiligheid gaf (...) ja, er was geen twijfel aan, ze was in haar kamer, in haar huis. (Alberto Moravia, De onverschilligen: 38) b) emotionele uitingen, gekleurde beeldspraak, vloeken, krachttermen en emotieve tussenwerpsels (voorbeeld (1) en (15)): (15) Aveva innanzi a sè due giorni per finire di stendere quella lezione che gli stava tanto a cuore. Voleva che fosse formidabile. Ogni parola doveva essere una frecciata per quel tedescaccio von Grobler. (Luigi Pirandello, Novelle per un anno: 712) Zoals uit de voorbeelden blijkt, is er geen wezenlijk verschil tussen het Italiaans en het Nederlands in het gebruik van spreektaal. Natuurlijk kunnen er wel verschillen zijn in de mate van heftigheid waarmee een volk zich uitdrukt. Om deze reden kunnen de stilistische effecten van emotioneel taalgebruik verschillen. Problemen van grotere omvang rijzen bij een vergelijkend onderzoek naar dialect en sociolect. Ten eerste valt er niet altijd een duidelijke scheiding te trekken tussen spreektaal, sociolect en in mindere mate dialect. Ten tweede kan de plaats van deze scheiding per taalgemeenschap verschillen, net als de waardering en dientengevolge de frequentie van de diverse | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 464]
| ||||||||||||||||||||||||||
taalvariëteiten. Aangezien er in de vakliteratuur veel over geschreven isGa naar voetnoot14, zal ik me hier tot enkele opmerkingen beperken: c) dialect of streektaal. Grote Italiaanse schrijvers zijn niet teruggedeinst voor het gebruik van dialecten in hun romans, maar in Nederland komt dialect eigenlijk alleen voor in streekromans en die worden niet zo hoog aangeslagen.Ga naar voetnoot15 In voorbeeld (16) is de uitdrukking ‘benedetta figliuola’, hoewel geen echte dialectische vorm, toch duidelijk Zuid-Italiaans gekleurd, in de zin dat de frequentie van het bijvoegelijke naamwoord benedetta (letterlijk gezegend) in die streken hoog ligt en de betekenis ‘meisje’ voor figliuola (letterlijk dochtertje) daar algemeen aanvaard is. (16) Ah che sollievo sarebbe stato per lui se questa benedetta figliuola si fosse maritata, magari con qualche altro giovane, se non proprio col La Rosa! (Luigi Pirandello, Novelle per un anno: 734) O, wat een opluchting zou het voor hem zijn als dat goede kind trouwde, al was het eventueel met een andere jongeman dan juist La Rosa! (Luigi Pirandello, Novelle voor een jaar: 63) d) sociolect, de taal van een bepaalde sociale klasse of beroepsgroep. In de Italiaanse literatuur komt men minder sociolect tegen dan in de Nederlandse, ook omdat in Italië het dialect een belangrijker plaats inneemt in de maatschappij. Interessant is dat er in het Italiaans een verschuiving waar te nemen is van dialect naar sociolect. Zie de moderne schrijver Brizzi, wiens boeken vol jongerentaal staan: (17) E allora, cazzo, era deciso: tornato a casa, quel pomeriggio le avrebbe scritto una lettera (...). (Enrico Brizzi, Jack Frusciante è | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 465]
| ||||||||||||||||||||||||||
uscito dal gruppo: 58)En dus, verdomme, het stond vast: eenmaal thuis zou hij haar die middag een brief schrijven (...). (eigen vertaling) | ||||||||||||||||||||||||||
4. ConclusieHoewel de vormgeving van de VIR in het Nederlands en het Italiaans in grote lijnen overeenkomt, blijkt uit mijn onderzoek dat er toch enkele verschillen bestaan. Deze verschillen betreffen voornamelijk de volgende categorieën: werkwoordstijden, waarvoor het Italiaans een rijker systeem heeft dan het Nederlands; deiktische voornaamwoorden en bijwoorden, waarvan de systemen elkaar niet perfect overlappen; en het verschillende gebruik van dialect en sociolect. Erkenning van deze verschillen is een belangrijke voorwaarde voor een goed begrip van een literaire tekst in een vreemde taal. | ||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 466]
| ||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 467]
| ||||||||||||||||||||||||||
|
|