Colloquium Neerlandicum 13 (1997)
(1997)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdNederlands 200 jaar later. Handelingen dertiende Colloquium Neerlandicum
[pagina 407]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordvolgorde in het Nederlands en de bevrediging van communicatieve
behoeftes
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 408]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
soorten communicatieve behoeftes bevredigt. Dit is instructief omdat het ons nog eens laat zien dat de mate waarin en de manier waarop woordvolgorde daarbij een rol speelt, van taal tot taal verschilt. Alvorens we op deze materie ingaan, dienen we deze bijdrage eerst binnen een theoretisch kader te plaatsen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Functies van woordvolgordeIn het voetspoor van de Franse functionalist Martinet beschouwen we de verbale interactie tussen de leden van een taalgemeenschap als het object van ons taalkundig onderzoek (1985: 16-17). We gaan ervan uit dat verbale interactie vooreerst en vooral dient ter bevrediging van communicatieve behoeftes (Martinet 1980: 20). Vanuit de zender (spreker of schrijver) geredeneerd, vindt deze bevrediging plaats door middel van een seriemeestal onbewust uitgevoerde - taalgebruikskeuzes. Wat het Nederlands aangaat, betreffen deze taalgebruikskeuzes naast de woordenschat en de prosodie soms ook de woordvolgorde. Soms, want veel uitingen bezitten een woordvolgorde die niet het resultaat is van een dergelijke keus. De vraag rijst nu hoe de behoeftes die door woordvolgorde worden bevredigd, zijn te karakteriseren. Ter beantwoording van deze vraag is het van belang na te gaan welke plaats de syntaxis inneemt in het model van Martinet. Bentolila (1977: 58), een van zijn leerlingen, maakt een onderscheid tussen factoren die bepalend zijn voor de totstandkoming van de syntactische structuur van een uiting en factoren die bepalend zijn voor de totstandkoming van de betekenisrelaties tussen de woorden van de uiting, binnen de beperkingen die de syntactische structuur oplegt. Deze redenering heeft twee consequenties voor de karakterisering van de communicatieve behoeftes. Opnieuw vanuit de zender geredeneerd, bestaat enerzijds de behoefte de hiërarchie tussen de woorden van een uiting aan te geven zodat de ontvanger (hoorder of lezer) tot een adequate syntactische interpretatie komt.Ga naar voetnoot1 Anderzijds bestaat de behoefte de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 409]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
betekenisrelaties tussen de woorden aan te geven zodat de ontvanger tot een adequate semantische interpretatie komt.Ga naar voetnoot2 Zoals we zullen zien, speelt in het Nederlands de woordvolgorde in beide een rol.
Voor de ingewijde in de Nederlandse taalkunde is dit eigenlijk niet nieuw. Zo'n kleine vijftig jaar geleden maakte De Groot reeds een onderscheid tussen taalverschijnselen die als syntactisch middel functioneren en taalverschijnselen die niet als zodanig optreden. Hierbij werd ook woordvolgorde als een van de mogelijke syntactische middelen aangewezen. Dat wil zeggen als een van de middelen die een bepaalde taal heeft om woorden te combineren tot groepen van bepaalde structuur (1949: 238). Opvallend is echter dat sinds De Groot zelden is gepoogd woordvolgorde als syntactisch middel systematisch te onderscheiden van woordvolgorde als niet-syntactisch middel. Wat het hedendaags Nederlands betreft, is Sturm (1986) bij ons weten een van de weinige consequente pogingen de syntaxis te zuiveren van allerhande niet-syntactische variabelen. Het resultaat is een minisyntaxis van het Nederlands die bestaat uit drie regels. Meer is volgens Sturm niet nodig omdat in zijn ogen de woordvolgorde in het Nederlands vanuit een syntactisch oogpunt vrij is. Dat deze laatste stelling onhoudbaar is, hebben we elders trachten aan te tonen (Pekelder 1993). Van der Horst (1996) is een andere poging de syntactische component van de grammatica op te schonen. Hij doet dit echter zo drastisch dat de syntaxis in feite wordt afgeschaft. In paragraaf 3 zullen we laten zien dat dit voorbarig is. Het zal blijken dat bij de bevrediging van communicatieve behoeftes met name woordvolgorde wel degelijk als syntactisch middel wordt ingezet. Dit neemt echter niet weg dat we het eens zijn met Van der Horst dat verschijnselen die vaak voor syntactisch worden aangezien, in feite niet-syntactisch van aard zijn.Ga naar voetnoot3 Hierop zullen we ingaan in de paragrafen 4 en 5. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 410]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Woordvolgorde als syntactisch middel: de behoefte hiërarchie aan te gevenAls men (1) en (2) aan natives voorlegt en hun vraagt voor beide uitingen de hiërarchie tussen de twee woorden te bepalen, dan komt het antwoord van de grote meerderheid erop neer dat niet in (1) en helemaal in (2) hiërarchisch het meest prominent zijn en helemaal in (1) en niet in (2) het minst.Ga naar voetnoot4 Anders gesteld: in (1) vervult niet de syntactische functie van kern en helemaal die van bepaling, terwijl dat in (2) precies omgekeerd is (syn staat hier voor ‘syntactische functie’).
Vanuit de zender geredeneerd, kunnen we stellen dat hij hier woordvolgorde als syntactisch middel inzet teneinde een belangrijke communicatieve behoefte te bevredigen, namelijk het aangeven welk van de twee woorden prominent is. De woordvolgorde in (1) en (2) is met andere woorden het resultaat van een syntactische taalgebruikskeus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 411]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stelling dat woordvolgorde in (1) en (2) als syntactisch middel optreedt, kunnen we nog verder verduidelijken aan de hand van het contrast met (3) en (4), waar woordvolgorde niet als zodanig optreedt. Als we (3) aan natives voorleggen en hun vragen de hiërarchie tussen de en man te bepalen, dan duidt men zonder aarzeling man als het meest prominente woord aan en de als het minst prominente woord. De kern staat dus opnieuw rechts. We mogen hier echter niet uit concluderen dat - opnieuw vanuit de zender redenerend - woordvolgorde in deze uiting als syntactisch middel wordt ingezet. De reden is dat er, gezien de ongrammaticaliteit van (4), geen sprake is van de bevrediging van een communicatieve behoefte door middel van de keus van een bepaalde woordvolgorde.
De communicatieve behoefte aan te geven welke van de twee woorden hiërarchisch prominent is, wordt in (3) bevredigd op het moment dat de zender ervoor kiest de woorden de en man te uiten. In tegenstelling tot niet en helemaal die beide zowel kern als bepaling kunnen zijn, bestaat er in het geval van de combinatie van de en man immers maar één | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 412]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mogelijkheid. In (3) wordt de zonder meer als het minst prominente woord geïnterpreteerd omdat het een lidwoord is en dus - per definitie - een bepaling, terwijl man als het meest prominente woord geïnterpreteerd wordt omdat het, hoewel het ‘slechts’ een potentiële kern is, in combinatie met een lidwoord altijd kern is.
Een tweede voorbeeld van woordvolgorde als syntactisch middel is te illustreren aan de hand van (5)-(8) (d.object staat hier voor ‘direct object’).
Natives blijken er weinig moeite mee te hebben aan te geven welke van de twee N's hiërarchisch het meest en welke het minst prominent is. De woordvolgorde geeft de syntactische prominentieverhoudingen tussen het direct object Marie en het subject Jan immers op systematische wijze aan. De meest prominente N staat links, terwijl de minst prominente N rechts staat. De volgorde tussen de N's is met andere woorden het resultaat van een syntactische taalgebruikskeus. We wijzen erop dat in een uiting als (9) de zaken anders liggen. De meest linkse N kan hier onder invloed van context en/of situatie eventueel als direct object geïnterpreteerd worden en de meest rechtse als subject.Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 413]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We merkten reeds op dat de mate waarin en de manier waarop woordvolgorde communicatieve behoeftes bevredigt van taal tot taal verschilt. We vergelijken de Nederlandse uitingen in (1) en (2) met de Franse uitingen in (10) en (11).
In het Frans wordt het hiërarchische verschil tussen (1) en (2) niet door woordvolgorde uitgedrukt. In (10) staat immers het meest prominente woord links, terwijl in (11) de meest prominente woorden rechts staan. Het verschil wordt hier lexicaal uitgedrukt door twee verschillende idiomen, namelijk du tout versus tout à fait. Wat (3) betreft, verschilt het Frans niet van het Nederlands. De vertaling van (5)-(8) in het Frans geeft een identieke links-rechts-ordening van de betreffende N's te zien. De ambigue uiting in (9) daarentegen heeft geen equivalent in het Frans. Daar waar het in het Nederlands afhankelijk van een bepaalde context en/of situatie mogelijk is de meest linkse N als direct object te interpreteren en de meest rechtse N als subject, is de volgorde subjects-N - direct objects-N in het Frans absoluut. Vergelijk (9) met (12) en (13).Ga naar voetnoot6 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 414]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De conclusie die we uit bovenstaande data dienen te trekken, luidt dat woordvolgorde, in tegenstelling tot wat Van der Horst suggereert, in bepaalde gevallen wel degelijk als syntactisch middel functioneert in het Nederlands. De zender zet woordvolgorde in om aan te geven dat het ene woord hiërarchisch prominenter is dan het andere woord. We hebben hier duidelijk met een taalteken te maken, omdat er sprake is van een arbitraire en onveranderlijke combinatie van een signifiant en een signifié. De signifiant is de zichtbare volgorde tussen de adverbia in (1) en (2) en de N's in (5)-(8). De signifié is datgene wat de native met die volgorde aangeeft, namelijk de prominentieverhoudingen tussen de betreffende adverbia en N's, ofwel de syntactische structuur. Iets onzichtbaars dus. Deze combinatie van signifiant en signifié is arbitrair omdat er geen enkele reden is voor de positie van het meest prominente adverbium rechts, noch voor de positie van de meest prominente N links. Deze posities zijn conventioneel. Het had net zo goed andersom kunnen zijn. Verder is de combinatie van signifiant en signifié in (1) en (2) onveranderlijk omdat binnen een adverbiale woordgroep het meest rechtse adverbium hiërarchisch altijd het meest prominent is. In (5)-(8) is de combinatie van signifiant en signifié onveranderlijk omdat binnen het middenstuk van de zin de meest linkse N altijd het meest prominent is. De volgorde tussen de N's in (9) mag daarentegen niet als een signifiant beschouwd worden, omdat datgene wat de native met die volgorde aangeeft afhankelijk is van de context en/of situatie en bijgevolg veranderlijk is.Ga naar voetnoot7
De Groot (1949: 67) wijst er terecht op dat woordvolgorde en syntactische | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 415]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
structuur verschillende dingen zijn. Woordvolgorde treedt lang niet altijd als syntactisch middel op. Bij verschil in woordvolgorde kan de syntactische structuur immers heel goed dezelfde zijn. We hoeven maar te kijken naar de verschillende woordvolgordes tussen de twee N's en de PV in (5)-(7) en (8). Ondanks de verschillende posities van de twee N's ten opzichte van de PV blijven de hiërarchische verhoudingen tussen deze N's en de PV constant. Gaat men er bijvoorbeeld met Van der Lubbe (1978: 107) vanuit dat het subject in (5)-(7) exocentrisch is verbonden met de PV, dan zal men moeten aannemen dat dit in (8) ook zo is. Neemt men aan dat het direct object in (5)-(7) endocentrisch is verbonden met de PV, dan volgt daaruit dat dit ook geldt voor (8).Ga naar voetnoot8 De twee volgordes tussen de twee N's en de PV mogen hier dus niet als syntactisch middel worden opgevat. Anders gesteld: deze woordvolgordes zijn niet het resultaat van een syntactische taalgebruikskeus.Ga naar voetnoot9 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Woordvolgorde als semantisch middel: de behoefte betekenisrelaties aan te gevenBehalve als syntactisch middel kan woordvolgorde optreden als semantisch middel. Ze kan met andere woorden in dienst gesteld worden van de semantische interpretatie. We gaan ervan uit dat de semantische interpretatie plaatsvindt binnen de beperkingen die de syntactische structuur oplegt. De Groot (1949: 247) stelt dat syntactische middelen onafhankelijk van context en situatie functioneren. Ons uitgangspunt is dat dit in principe ook geldt voor de semantische middelen. Laten we eens kijken naar (14) en (15) (sem staat hier voor ‘semantische functie’).Ga naar voetnoot10 Met betrekking tot de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 416]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hiërarchische verhoudingen tussen glas en bier stellen natives probleemloos vast dat glas in (15) prominenter is dan bier.Ga naar voetnoot11 Over wat het meest prominente woord in (14) is, bestaat onenigheid, zowel onder natives als onder taalkundigen. Het zou te ver voeren de discussie op deze plaats te heropenen. We nemen aan dat ook in (14) glas hiërarchisch het meest prominente woord is. Voor argumenten verwijzen we naar De Vooys (1947: 163), De Groot (1949: 82), Van der Lubbe (1978: 134-137) en Bennis (1990: 188).Ga naar voetnoot12
We constateren verder dat natives in staat zijn aan te geven wat het semantische verschil is tussen (14) en (15). Dit bevestigt het idee dat de woordvolgorde tussen glas en bier hier als semantisch middel optreedt. Vanuit de zender geredeneerd, stellen we dat hij hier woordvolgorde inzet teneinde een communicatieve behoefte te bevredigen, namelijk het aangeven van de betekenisrelaties tussen de woorden glas en bier. De | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 417]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woordvolgordes in (14) en (15) zijn met andere woorden het resultaat van een semantische taalgebruikskeus.
In het Frans worden de zaken op een andere manier opgelost. Zie (16) en (17).
Het blijkt dat, daar waar het Nederlands woordvolgorde inzet ter onderscheiding van het onderhavige semantische verschil, het Frans twee verschillende voorzetsels gebruikt, namelijk de en à.
De conclusie die we ten aanzien van het Nederlands dienen te trekken, luidt dat we in (14) en (15) opnieuw met een taalteken te maken hebben. De signifiant is de volgorde tussen glas en bier. De signifié is datgene wat de zender met deze volgorde aangeeft, namelijk bepaalde betekenis-relaties. Opnieuw is hier sprake van een arbitraire en onveranderlijke band tussen de twee delen van het taalteken. Het verschijnsel dat de N met de semantische functie ‘werkelijke inhoud’ rechts staat van de N met de semantische functie ‘houder’, terwijl de N met de semantische functie ‘bedoelde inhoud’ links staat van de N met de semantische functie ‘houder’, is immers niets meer en niets minder dan een conventie. Wat de onveranderlijkheid van het betreffende taalteken betreft, wijzen we erop dat ook hier een bepaalde woordvolgorde systematisch samenvalt met een bepaalde betekenisrelatie tussen de betreffende N's. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 418]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Woordvolgorde als pragmatisch middel: de behoefte aan focalisatieBehalve als syntactisch en semantisch middel wordt woordvolgorde soms nog op een derde manier ingezet door de zender. Er zijn verschillende contexten en situaties denkbaar waarin de zender de communicatieve behoefte heeft een of meer woorden extra onder de aandacht van de ontvanger te brengen, ofwel te focaliseren. We spreken voortaan van woordvolgorde als pragmatisch middel. We nemen aan dat de pragmatische interpretatie plaatsvindt binnen de beperkingen die worden opgelegd door de betekenisrelaties tussen de woorden (vergelijk Janssen 1992: 344). Er volgen nu twee voorbeelden. We geven eerst een voorbeeld van aanpassing van de informatiegeleding binnen de zin. Daarna geven we een voorbeeld van doorkruising van de semantische stratificatie binnen de NP.
Los van enige context en situatie is (18) voor natives acceptabeler dan (19). (18) ik heb de directeur in het zwembad ontmoet Dit ligt voor de hand omdat de informatiegeleding binnen de zin onder andere inhoudt dat definiete NP's, zoals de directeur, zo ver mogelijk vooraan staan in het middenstuk, omdat ze bekende informatie bevatten (Geerts e.a. 1984: 976). Plaatsen we (18) en (19) echter binnen een context, dan blijkt het verschil in acceptabiliteit te vervagen. In de context van (20) is de directeur nog steeds de bekende informatie, hetgeen verklaart dat (20)B dezelfde volgorde vertoont als (18) (pra staat hier voor ‘pragmatische functie’).Ga naar voetnoot13 In de context van (21) daarentegen vormt de directeur de onbekende informatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 419]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(20)
(21)
Dit verklaart dat deze NP, hoewel die definiet is, naar rechts mag verhuizen om te worden gefocaliseerd. De volgorde tussen de bepaling en het direct object in (21)B is het resultaat van een pragmatische taalgebruikskeus.
In (23) zien we een voorbeeld van de doorkruising van de semantische stratificatie binnen de NP. Los van enige context en situatie is (22) voor natives acceptabeler dan (23).Ga naar voetnoot14 (22) een vervelende dikke man Ook dit ligt voor de hand omdat de semantische stratificatie der adjectiva inhoudt dat relatieve adjectiva als dikke volgen op subjectieve adjectiva als vervelende (Roose 1956: 103, Van der Lubbe 1978: 19). Plaatsen we (22) en (23) echter binnen een context, dan blijkt het verschil in acceptabiliteit opnieuw te vervagen. Binnen de context van (24) wordt vervelende distinctief gebruikt in de zin van Van der Lubbe (1978: 119). Distinctief | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 420]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gebruikte voorbepalingen staan bij voorkeur links van niet-distinctief gebruikte voorbepalingen, hetgeen verklaart waarom (24) dezelfde volgorde heeft als (22). (24) (ik heb niks tegen dikke mannen, maar)
(25) (ik heb niets tegen vervelende mannen, maar)
Binnen de context van (25) daarentegen wordt dikke distinctief gebruikt, hetgeen verklaart waarom dit adjectief, hoewel relatief, naar links mag verhuizen om te worden gefocaliseerd. De volgorde tussen de adjectiva in deze uiting is het resultaat van een pragmatische taalgebruikskeus.
We kijken tenslotte nog een keer naar het Frans. Het verschil tussen de uitingen (18) en (19) wordt ook in het Frans uitgedrukt door middel van woordvolgorde. Uiting (26) is los van context en/of situatie de meest acceptabele uiting. (26) j'ai rencontré le directeur à la piscine Binnen de vraagcontext van hierboven is (26) acceptabel als antwoord op de waar-vraag, terwijl (27) acceptabel is als antwoord op de wie-vraag. Wat (22) en (23) betreft, staan de zaken er in het Frans enigszins anders voor. Zeer bondig geformuleerd komt het complexe probleem van de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 421]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
plaatsing van de Franse adjectiva erop neer dat bepaalde adjectiva altijd of bij voorkeur rechts staan van het zelfstandig naamwoord en andere altijd of bij voorkeur links. Dit is onder andere afhankelijk van de lexicale betekenis en/of het aantal lettergrepen van de adjectiva. Er zijn echter ook adjectiva die zowel links als rechts kunnen staan. In dat geval zijn er verschillende mogelijkheden. In bepaalde gevallen hangt de semantische interpretatie af van de ingenomen positie, zoals in (28) en (29). In de eerste uiting krijgt het adjectief een meer figuurlijke en/of subjectieve interpretatie, terwijl het adjectief in de tweede uiting een meer letterlijke en/of objectieve interpretatie krijgt (Grevisse 1975: 367-370). In andere gevallen is er geen sprake van betekenisverandering maar van focalisatie, zoals in (30) en (31). In de tweede uiting wordt extra de aandacht gevestigd op het adjectief bas. (28) un simple soldat (30) des prix bas De vertaling van (22) en (23) in het Frans zorgt voor de nodige problemen, omdat we in deze uitingen twee adjectiva hebben. Het zou te ver voeren hier nu op in te gaan.Ga naar voetnoot15 We wijzen slechts op het bekende feit dat de volgordemogelijkheden tussen adjectiva in het voorveld van N in het Frans beperkter zijn dan in het Nederlands. Dit neemt niet weg dat er een tendens is subjectieve adjectiva links te zetten van relatieve adjectiva onder andere op voorwaarde dat ze hetzelfde aantal lettergrepen hebben. Zie de oordelen van Franstalige natives in (33) en (34). Vergelijk echter (35) en (36) die als equivalenten van (22) en (23) beschouwd kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 422]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er zijn aanwijzingen dat het pragmatische onderscheid ‘distinctief-descriptief’ in NP's met twee adjectiva, in het Frans uitgedrukt wordt door distinctief gebruikte adjectiva in het achterveld van N te plaatsen. Deze achteropplaatsing is echter aan verschillende voorwaarden gebonden (No̸lke 1996). Zie de oordelen van Franstalige natives in (37)-(40).
Ten aanzien van het Nederlands trekken we de conclusie dat noch de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 423]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgordes tussen het direct object en de bepaling in (18) en (19), noch de volgordes tussen de adjectiva in (22) en (23) als taalteken mogen worden beschouwd. In de eerste plaats is er geen sprake van een onveranderlijke band tussen een bepaalde volgorde (de signifiant) en een signifié. Mits de prosodie enigszins wordt aangepast, kan de uiting in (18) namelijk als antwoord op de genoemde wie-vraag geïnterpreteerd worden en de uiting in (19) als antwoord op de waar-vraag. Dit betekent dat de volgorde tussen het direct object en de bepaling in (18) niet bindend is voor een waar-interpretatie, terwijl de volgorde in (19) niet bindend is voor een wie-interpretatie. We kunnen een soortgelijke redenering volgen voor (22) en (23). Als de prosodie wordt aangepast, kan dikke in (24) en vervelende in (25) zonder meer distinctief geïnterpreteerd worden.Ga naar voetnoot16 In de tweede plaats is er geen sprake van een arbitraire band tussen een signifiant en een signifié omdat de volgordes niet conventioneel zijn. Ze weerspiegelen namelijk vrij algemene principes die te maken hebben met hoe mensen denken. Men spreekt wel van iconiciteit (Van der Horst 1995: 143-145). We doelen op het verschijnsel dat mensen over het algemeen de neiging vertonen het onbekende te benaderen vanuit het bekende en op het verschijnsel dat mensen geneigd zijn zaken die nauw met elkaar verbonden zijn of als zodanig gepresenteerd worden, dichter bij elkaar te plaatsen dan zaken die minder nauw met elkaar zijn verbonden (Van der Horst 1995: 158-164). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. ConclusiesHet is van fundamenteel belang een onderscheid te maken tussen de verschillende functies die woordvolgorde in het Nederlands kan vervullen. Woordvolgorde als syntactisch middel geeft de hiërarchie tussen woorden | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 424]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan, terwijl woordvolgorde als semantisch middel de betekenisrelaties tussen woorden aangeeft. Maakt de syntacticus dit onderscheid niet, dan loopt hij het risico syntactische structuren te poneren waarin allerhande semantische variabelen een rol spelen. De generativiste Wiers merkte al eens op dat het riskant kan zijn een syntactische structuur voor te stellen uitsluitend op grond van een woordvolgordeverschijnsel (1978: 71). De Groot waarschuwde er nog veel eerder voor dat woordvolgorde niet verward dient te worden met syntaxis (1949: 67). Zoals we constateerden, is het desondanks nog steeds courant om woordvolgordeverschijnselen zonder meer te projecteren op syntactische structuur.
Woordvolgorde als syntactisch en als semantisch middel dient als taalteken beschouwd te worden, omdat we in beide gevallen te maken hebben met een arbitraire en onveranderlijke combinatie van een signifiant en een signifié. Er zijn echter ook woordvolgordeverschijnselen die niet als taalteken optreden, namelijk als woordvolgorde een pragmatisch middel is. Onder invloed van context en/of situatie kunnen een of meer woorden gefocaliseerd worden. Deze tweedeling tussen woordvolgorde als taalkundig verschijnsel en woordvolgorde als pragmatisch verschijnsel, heeft uiteraard gevolgen voor de karakterisering van de communicatieve behoeftes. Vanuit de zender redenerend, stellen we vast dat hij enerzijds gebonden is aan de regels van het taalsysteem. Hij kan niet heen om de keus voor een bepaalde hiërarchie en ook niet om de keus voor bepaalde betekenisrelaties. Anderzijds laat het taalsysteem hem een zekere vrijheid. De keus om door middel van een bepaalde woordvolgorde een of meer woorden te focaliseren hoeft immers niet per se te worden gemaakt.
We hopen in deze bijdrage te hebben aangetoond dat een systematisch onderscheid tussen woordvolgorde als syntactisch, semantisch en pragmatisch middel tot een scherper inzicht leidt in de verschillende rollen die hiërarchie, betekenisrelaties en focalisatie spelen bij de bevrediging van de communicatieve behoeftes van de Nederlandstalige native. Zoals we aan de hand van het Frans zagen, kan het scenario voor die rollen echter van taal tot taal verschillen. We schreven het al: talen zijn niet gelijk maar wel gelijkwaardig. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 425]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 426]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|