| |
| |
| |
Geschiedenis verzinnen Nelleke Noordervliet (Overveen)
Het is zes december 1981. Het Amerikaanse vliegdekschip de admiraal Nimitz
bevindt zich op volle zee. Opeens doet zich een wonderbaarlijk
natuurverschijnsel voor. Een verschrikkelijke combinatie van onweer en
wervelstorm zuigt het schip in een trechtervormig vacuüm. De bemanning klampt
zich angstig vast aan tafel, stuurwiel, kooi of deurpost. Hun oren tuiten, het
is of een geweldig gewicht hun borst verplettert; het waait, knettert, bliksemt
en dondert. Wat is dit? De dag des Oordeels? De wraak van de Vliegende
Hollander? Ogen sluiten zich. Gezichten staan vertrokken. In doodsnood wordt
gebeden. Dan is het even plotseling stil. Ze varen verder. De zee is weer kalm
en vlak. Maar al spoedig wordt duidelijk dat er iets is veranderd. Naarmate meer
gegevens via radio, radar en verkenningsvluchten worden verkregen, wordt de
conclusie onontkoombaar. De elektrische storm heeft het hele vliegdekschip door
een gat in de tijd-/ruimteschil gezogen en veertig jaar verplaatst. De Japanse
vloot ligt klaar om de desastreuze aanval op Pearl Harbour in te zetten, tenzij
... Wie of wat kan het tij keren? De USS Nimitz! Er openen zich caleidoscopische
perspectieven om de geschiedenis te herschrijven.
Een kleine greep uit de mogelijkheden: Amerika mengt zich - geschrokken -
eindelijk in de oorlog. Japan moet de voorgenomen expansie in de Stille Oceaan
en in Azië vooralsnog vergeten. Nederland behoudt ons mooi Insulinde. De strijd
in Europa wordt snel beslist, want Rusland, Amerika en Groot-Brittannië hebben
de handen vrij. Geen atoombom op Hiroshima, geen atoombom op Nagasaki, hoewel er
juist op die zesde december de beslissing tot aanmaak van de bom wordt genomen.
Minder slachtoffers in | |
| |
de concentratiekampen. De Koude Oorlog is van
de weeromstuit een stuk minder koud. Omdat er nog geen proef met de atoombom was
gedaan nemen de Amerikanen in 1961 de gelegenheid te baat een kleintje op Odessa
te gooien. Dat roept om wraak. Barcelona gaat plat. Het hek is van de dam. De
wereld vergaat op 21 april 1961 onder de ogen van Joeri Gagarin. Tijdens zijn
Space Odyssey passeert hij de grenzen van ons zonnestelsel, maar is dan al dood.
De bewoners van een verre planeet zien voor het eerst hun god. Maar in dat geval
zal er nooit een USS Nimitz zijn, die de voorwaarden voor dit Armageddon
vervult. Abort, retry, ignore.
Een ander scenario: Amerika blijft buiten de oorlog. De Duitse bezetting van
West- en Midden-Europa duurt voort tot de Russen zich ruim tien jaar later van
de verschrikkelijke verliezen in de winter van 1943 hebben hersteld. Inmiddels
zijn alle joden vermoord, evenals de zigeuners en de homoseksuelen. Hitler heeft
een hersenbloeding gehad en zit als een kwijlend kind in een rolstoel. Eva Braun
voert hem, en steekt regelmatig de lepel te diep in zijn keel als wraak voor zij
weet niet wat. Goebbels heeft de strijd om de macht gewonnen zoals Chroestjow
dat na de dood van Stalin deed. De situatie in Rusland en Groot-Duitsland is
vergelijkbaar. De mensen wennen eraan. Het verzet is gebroken. De meerderheid
van de bevolking kiest voor de machthebber of voor het zwijgen. Als tenslotte de
Russen - omdat zij nu eenmaal hebben gezworen de zegeningen van het communisme
aan alle volkeren te brengen - de Duitsers met hun rug tegen de Atlantikwall
hebben gedreven verandert er voor de bevolking niet zoveel. Of je nu door de kat
of door de hond gebeten wordt, zegt men. Elk jaar wordt het lente, elk jaar
wordt het zomer. Men vindt dat de winters strenger worden en vreest voor een
nieuwe ijstijd, maar dat is de kilte die om ieders hart ligt. De Amerikaanse
vloot bewaakt de Amerikaanse wateren. De USS Nimitz vaart zodoende op een dag in
de Stille Oceaan, als .... enzovoort.
U begrijpt, het is een dilemma voor de kapitein, gespeeld door Kirk Douglas, die
- omdat hij als krijgsheer van nature optimistisch is - een veel rooskleuriger
visioen van de toekomst krijgt. Mag een mens ingrijpen in de loop van de
geschiedenis. Jawel. Hij doet niet anders. Maar kan een mens | |
| |
dat wat
gebeurd is veranderen en toch zelf het resultaat blijven van de oorspronkelijke
geschiedenis. Wist hij niet zichzelf uit? Kunnen er twee geschiedenissen naast
elkaar bestaan? Het duizelt de officieren op het schip. De een is voor
ingrijpen: ze zijn immers soldaten en geroepen hun land te verdedigen. Hoeveel
levens kunnen ze niet redden? De ander is huiverig. De geschiedenis is heilig,
en dat Einstein-achtige gegoochel met de tijd gaat het arme marineverstand te
boven. De kapitein besluit het volgende in zijn ondoorgrondelijke wijsheid: One
step at a time, one step at a time. Pearl Harbour wordt vernietigd. En zo hoort
het ook. Maar die ontknoping was de makers van de film te tam en te
vanzelfsprekend. Het raadsel moest worden vergroot. Ergo: Een van de
scheepsofficieren besluit, om der wille van een mooie vrouw natuurlijk, in 1941
te blijven. Als de Nimitz opnieuw door de spiraal van de elektrische wervelstorm
is gegaan en tot ieders verbazing keurig teruggegooid op de veilige kust van de
eigen tijd, wie komen ze tegen op de kade? De gedeserteerde officier, veertig
jaar ouder. En dat kan natuurlijk niet. Hij kan niet al die jaren twee levens
geleefd hebben. Dat is de paradox van de relativiteitstheorie. Dat is de paradox
van ingrijpen in een geschiedenis die al heeft plaatsgevonden. Wat is geweest,
is onherroepelijk geweest, en blijft geweest zoals het is geweest. Er valt niets
meer ongedaan te maken. Ook niets toe te voegen. Je kunt jezelf nooit
tegenkomen. Of de hele keten van oorzaak en gevolg is een eindeloze herhaling
van zetten en het cyclische of het lineaire verloop van de geschiedenis een voor
het verstand onvatbare gigantische gelijktijdigheid, waarin verleden, heden en
toekomst samenvallen.
Geschiedenis herschrijven is iets anders dan geschiedenis verzinnen. Het eerste
is een vorm van science fiction. Wie het laatste doet, gebruikt dankbaar de
achterkant van het papier waarop de geschiedenis is geschreven, en schrijft
daarop zijn eigen drama, vlecht zijn verhaal tussen de feiten, omdat nooit
zoveel is geboekstaafd als is geleefd.
Het frustrerende van wetenschapsbeoefening is dat kennis wordt uitgebreid evenals
begrip - er wordt meer en meer verklaard en beschreven - maar dat | |
| |
veranderen is uitgesloten. Men kan niet zeggen: die wet van de zwaartekracht
bevalt me eigenlijk niet, voortaan val ik naar boven. De schepping zit in elkaar
zoals ze in elkaar zit. Zelfs genetische manipulatie, afgeschilderd als een
demonische ingreep in Gods eigen weefsel, is niets anders dan de toepassing van
natuurwetten. Daar kan niet aan worden getornd of we dat nu betreuren of niet.
De geschiedenis is eveneens een fait accompli, wat we over het algemeen
betreuren. We zijn gevangenen van de feiten, hoezeer we ook filosofisch ons best
doen feit en kennis op drijfzand te plaatsen, alsof de overtuiging dat kennis
niet mogelijk is ook de feiten opheft en vice versa en ons een vrijheid geeft,
waarmee we al evenmin weg weten.
De enige plaats waar wij ons een beetje los kunnen maken van onze grenzen en
beperkingen is de verbeelding. Daarin zetten we feiten naar onze hand en dromen
we naar hartelust van wat de werkelijkheid en het gezonde verstand ons
verbieden. De verbeelding is vrijplaats, uitlaatklep, toevluchtsoord, dump voor
geestelijke verontreiniging, louteringsberg, isoleercel. Soms zien we boven het
landschap een grote grijze sigaar hangen met letters op zijn lijf. Hij lijkt te
zweven, de wetten van de zwaartekracht te tarten, een belofte in te lossen. Daar
te zijn. O, zo te zijn. Los. Vrij. Maar komen we dichterbij dan zien we de dunne
lijnen waarmee de ballon in de aarde is verankerd. Zo is het met onze
verbeelding gesteld. Zij neemt een vlucht maar blijft verbonden. Zonder dat touw
zou zij wegzweven, hoger en hoger, verder en verder, tot onzichtbaarheid of
ontploffing komen. Hoe krankzinnig en onbeschrijflijk de wereld in die ballon
ook moge zijn, hij wordt gemodelleerd aan de wereld beneden. De fantasieën van
De Sade exploreren een erotisch universum, dat voor de meesten van ons
acrobatisch en moreel onbereikbaar lijkt, maar dat is samengesteld uit
herkenbare elementen. En vroeg of laat materialiseren de produkten van de
menselijke geest. Wat kan worden gedacht, kan worden gemaakt, zal worden gedaan.
Voordat ik inga op de manier waarop ik de geschiedenis verwerk in mijn boeken ben
ik u waarschijnlijk toch een theoretische stemverklaring | |
| |
schuldig.
Wat mag een schrijver doen met de geschiedenis? In principe alles. Er is geen
enkele literaire of morele of historische wet, die een schrijver verbiedt van
Napoleon een reus te maken, of van Cleopatra een oude heks, of het bestaan van
Jezus van Nazareth te ontkennen. Fictie is een vrije vogel, benijd door ieder
die niet vliegen kan. Maar die vrijheid heeft een prijs. Fictie wordt buiten de
grenzen van wetenschappelijke achtenswaardigheid gestoten. Zij mag fluiten en
kwinkeleren dat het een lieve lust is, en af en toe strijkt zij neer op de
schouder van een eerbiedwaardige hoogleraar om hem met haar gekweel van de wijs
te brengen, of laat zij een witte munt vallen in het oog van een journalist, die
zo graag naar de hemel kijkt, maar zij staat buiten het ernstige spel met de
werkelijkheid, waarin meningsverschillen blijven bestaan doch geen twijfel
heerst over de losbandigheid van de vogel.
Wat kan dat de vogel nu schelen? Waarom zou zij loden schoenen aan willen trekken
of zich laten kortwieken? Zij wordt immers benijd om haar vrijheid, haar wijde
blik, haar vermogen zich op de meest interessante plaatsen te nestelen: in het
oor van Mozart, onder de rokken van Nell Gwynn, in de aktentas van Bismarck. Zij
zal zelf de laatste zijn om te beweren dat zij de wijsheid in pacht heeft of een
abonnement op de hogere waarheid bezit. Zij zal grif erkennen dat zij speculeert
en zich onrechtmatig toegang verschaft tot ontoegankelijke geheimen, ja zelfs:
dat zij liegt, dat zij voor waar verkoopt wat niet waar kan zijn, althans niet
als zodanig kan worden bewezen. ‘Waarheid’, zegt zij, ‘is een mythe, die ik
graag vertel in vele versies.’ ‘Life is elsewhere’, zingt ze, ‘à la recherche du
temps perdu.’ Haar verhalen vertonen onmiskenbaar de sporen van haar
vergeetachtigheid en haar letterlijk fabelachtige kennis. En zij fladdert en
buitelt en schrijft onzichtbare patronen in de lucht.
Taal maakt werkelijkheid, daar gaat elke schrijver vanuit. Naar analogie van het
feit dat wij de wereld met woorden beschrijven, speculeert hij op het omgekeerde
vermogen een wereld te vermoeden achter woorden. De schrijver maakt een bestek.
Geschiedschrijving is een bouwtekening achteraf van een gebouw dat al is
afgebroken. De plannen variëren van een | |
| |
kippenhok tot Umberto Eco's
bibliotheek. Niet voor niets betekent geschiedenis ook verhaal. ‘Vraye historie
ende al waar wil ic u tellen, hoort ernaar’, is de formule waarmee de leugen
wordt aangekondigd. Reconstructie. Constructie. Deconstructie.
Mijn keuze voor het gebruik van historische stof - of dat nu controleerbare
gebeurtenissen zijn uit een ver of een zeer nabij verleden (want alles is
verleden) - heeft te maken met fascinatie voor de verhouding tussen
werkelijkheid en fictie. Daar is al heel wat over afgefilosofeerd, en nooit het
definitieve of zelfs maar het voorlopig definitieve (het hoogste dat we van
wetenschap vandaag de dag kunnen verlangen) gezegd. Dat maakt iedere speculatie
in filosofische zin nogal vruchteloos, maar opent het terrein voor een geweldige
verkenningstocht in grensgebieden. Een onuitputtelijke bron van mysterie en
verrassing, waarvan ik hoop dat er nooit iets definitiefs over wordt gezegd.
De overtuigingskracht van de schrijver berust niet in de waarschijnlijkheid van
zijn onderwerp maar in de manier waarop hij erover schrijft. Art is what one can
get away with. De lezer - die overigens niet bestaat, maar voor het gemak gooi
ik u op een grote hoop - laat graag met zich sollen. Hij is bereid heel ver te
gaan bij zijn lering en vermaak. Binnen de spelregels van bepaalde genres
verdraagt hij veel nonsens, mits de schrijver zich ook aan de regels houdt, of,
indien hij die naar zijn hand zet, daar op de een of andere manier een
mededeling over doet. De lezer heeft er de pest in als hij bedonderd wordt. Als
hij denkt te klaverjassen, wil hij zich nog wel laten overhalen een bridgeregel
toe te passen op uitdrukkelijk verzoek van de auteur, maar wanneer die laatste
doodleuk op zijn eentje een patience blijkt te leggen, haakt de lezer af. Fictie
mag liegen maar niet bedriegen. Zo mag binnen de spelregels van een historische
roman Napoleon een reus zijn of ook Bismarck ontmoeten, maar alleen wanneer de
lezer de diepere bedoeling achter die ingreep in de bekende werkelijkheid kan
bevroeden. Die bedoeling kan diep-filosofisch zijn maar voor hetzelfde geld
hilarisch. Een dergelijke opzettelijke ingreep in de historische werkelijkheid
heeft alleen zin, wanneer dat overduidelijk is. Als ik in
Het oog van de
| |
| |
engel
zeg dat Jean Paul Marat in de Rue de l'Ecole de médecine woonde, dan
zou de opzettelijke verandering van zijn verblijfplaats vrijwel niemand opvallen
en dus zinloos zijn. Als ik het adres van Marat niet zou hebben gevonden, had ik
het achterwege kunnen laten, zonder de loop van het verhaal te schaden. Het
noemen van het detail en de wetenschap dat de informatie juist is maakt de
essentie en de charme uit van het schrijven van een historische roman, waarin
zonder enige hiërarchie feiten en verzinsels naast elkaar staan. De feiten mogen
niet zonder meer in verzinsels worden gewijzigd, maar elk verzinsel moet wel
sterk de indruk maken van feit. Elk boek stelt zijn eigen regels. Tot op zekere
hoogte kunnen die de conventionele regels oprekken. Er mogen zwakke plekken
zitten in de tentatieve nieuwe wet, die elk boek schrijft, maar een teveel aan
tegenstrijdigheid is strafbaar. Een waardevol werk is consistent, en wanneer
gebrek aan consistentie de trommel is waarop de schrijver slaat, dan moet hij
daarin consistent zijn. Een historische roman bevat controleerbare feiten, en
wie daarin teveel onopzettelijke fouten maakt, komt er niet mee weg. De vrije
vogel heeft wel degelijk een kooi.
Laat mij eerst benadrukken dat voor mij de klassieke, beperkte definitie van een
historische roman veel van zijn geldigheid heeft verloren. Hoe brengt men een zo
bont gezelschap als Oorlog en Vrede, Lotte in Weimar,
Mevrouw Bentinck, Salammbo, the Passion en Hawksmoor onder een noemer? Ze lopen aan alle kanten over de
definitie heen. Het enige dat met zekerheid valt te zeggen is dat in al deze
romans een historische werkelijkheid een kenmerkende rol speelt. De relatie met
een reële werkelijkheid mag ten dele worden gelegd. Er is een touw tussen de
ballon en de wereld. De geschiedenis is in sommige gevallen bijna een personage,
in andere gevallen het bepalende decor. Soms is er sprake van letterlijk
sprekende feiten, soms van een confrontatie tussen feit en fictie, dan weer
vormen de feiten de springplank voor een waaghalzerige sprong van de
verbeelding. Er is dus ruimte. Maar een andere ruimte dan in reguliere fictie,
hoewel ook hier de grenzen vloeiend zijn en ik de ruimte in the
Passion veel meer in de fictie zie getekend dan in de historische
werkelijk- | |
| |
heid. De historische roman onderhoudt een pendeldienst
tussen twee ruimten en twee tijden. Verzorgt het grensverkeer. Is een
smokkelroute. Heeft, zo u wilt, een dubbele bodem, bestaat zowel in de wereld
van de verbeelding als in de wereld van de werkelijkheid. Maar het is een
kwestie van gradatie. De verhouding tussen fictie en werkelijkheid is per slot
van rekening een complicerende factor in ieder verhaal.
Wat nu doet een romanschrijver die zich bezighoudt met geschiedenis? Hoe verzoent
hij de innerlijke tegenspraak tussen werkelijkheid en fictie? Welke pretenties
heeft hij? Wat is zijn kennis van het verleden waard? Hoeveel kennis moet hij
hebben? Afstand in tijd hoeft voor het vergaren van kennis niet bezwaarlijker te
zijn dan afstand in ruimte. Het is makkelijker gegevens over de lakenhandel in
Haarlem in de achttiende eeuw te verzamelen dan erachter te komen hoeveel mensen
in de Chinese provincie Sechuan jaarlijks de hongerdood sterven. Cijfers en
feiten zijn voor de romanschrijver geen doel, maar een middel. Dat geldt echter
ook voor de meeste historici. Wat is dan het verschil? Hier kom ik in de
verleiding een onderscheid aan te brengen tussen kennis en begrip, waarbij
begrip een op kennis volgend stadium vertegenwoordigt. Ik ben niet erg zeker van
mijn zaak, en ik deel u dus mijn gedachten onder voorbehoud mee. Historici
zullen terugschrikken voor de stap naar begrip. Het causale verband waarin
kennis zich hult dwingt de werkelijkheid tot gehoorzaamheid aan logica, een
reductie die greep op de chaos geeft. Begrip daarentegen incorporeert in de
kennis het irrationele en onverklaarbare, het onuitsprekelijke. Het heeft te
maken met zoiets griezeligs als identificatie en verwantschap. Begrip is moreel
geladen. Voor je het weet is de gevaarlijke grens naar medeplichtigheid
overschreden. Kennis over de shoah mag niet leiden tot begrip voor de daders,
maar uitsluitend tot begrip voor de slachtoffers. Ik ben cynisch genoeg om te
beseffen dat die imperatief met de tijd zal vervagen. Om partijdigheid en
eenzijdigheid, die ware kennis in de weg staan, te vermijden, vermijde men
begrip. Begrip is besmet met de eigenaardigheden van het begrijpend subject en
diens tijd. Op het niveau | |
| |
van het begrip, waaraan ook een historicus
bij het vertellen van zijn verhaal niet helemaal ontkomt, ontstaat een
verhouding tussen heden en verleden, die alle kenmerken heeft van een
menselijke. Vol voetangels en klemmen, vol misverstand. De verhouding met het
verleden dient geen ander en hoger doel dan een plaatsbepaling voor het nu. Waar
ben ik? Wie ben ik? Niet het verleden krijgt zijn coördinaten maar het heden.
Voor kennis is aandacht en een goed geheugen nodig, voor begrip inlevingsvermogen
en een kiem van verwantschap. De historicus zal op de eerste eigenschappen
vooral een beroep doen, de romanschrijver op de laatste. Zoals ik al heb gezegd
is begrip een dubieuze term. In zijn drift het verleden tot leven te roepen
dwingt de auteur soms verwantschap af van een object dat daar niets tegenover
kan stellen, geen protest kan laten horen. De geschiedenis is niet in de positie
een verhouding te weigeren.
Het verleden heeft geen wil. Alleen degene die kent heeft een wil. Hij kan die
wil in dienst stellen van een idee of een instituut, een hypothese of een hobby,
een roman of een wetenschappelijk essay, in dienst van het avontuur of het
experiment. De belangstelling voor bepaalde perioden in het verleden wordt
bepaald door toeval, mode, verwantschap, behoefte aan troost en vergelijking.
Het is allemaal om het even. Er is geen hiërarchie. Er is alleen oprechtheid en
bedrog. Het verleden zelf is op superieur onverschillige wijze machteloos. Het
laat met zich doen. De historie is een hoer en de literatuur is haar pooier,
terwijl de historicus een fatsoenlijke vrouw van haar tracht te maken.
Ik realiseer mij dat ik al bladzijden lang het moment uitstel waarop ik u volgens
de opdracht vertel hoe ik historische gebeurtenissen in mijn romans verwerk. Als
ik u zeg, dat zulks geheel afhankelijk is van het thema, van de gebeurtenis, van
de aard van de historiciteit die ik nastreef, enfin, dat het er maar van
afhangt, dan is dat een dooddoener, een open deur, maar tegelijkertijd heel erg
waar. De roman over het leven van Everdine Douwes Dekker-van
Wijnbergen schuurt zo dicht tegen de werkelijkheid aan, dat ik bij
vrijwel iedere alinea in een zelfgegraven kuil kon vallen. Bij | |
| |
het
schrijven verkeerde ik in een gelukzalige onwetendheid, omdat het voor mij op
dat moment niet meer was dan een gedachtenexperiment. Ondanks controle van het
manuscript door een gerenommeerd Multatuli-kenner
zijn er helaas was ongerechtigheden blijven staan. De vrijheid, die ik mij heb
gepermitteerd, ligt voornamelijk op het psychologische vlak. Tine spreekt. Tine
denkt. Tine legt rekening en verantwoording af, zoals ze dat zou hebben kunnen
doen. Wie niets weet van Multatuli, leest het boek als fictie en mist de dubbele
bodem. Een geringe tot matige kennis van het leven van Dek verhoogt het genot
van het boek. Maar een grote kennis van de biografie staat mijns inziens de
waardering van het boek als werk van de verbeelding in de weg, omdat de dubbele
bodem dan ook niet werkt.
In het geheel fictionele Millemorti zijn historische
gebeurtenissen gebruikt, zoals een schrijver nu eenmaal regelmatig leentjebuur
speelt bij de werkelijkheid, haar vervormt en verknipt. De waardering van het
boek hangt niet af van het leggen van de relatie met de werkelijkheid,
integendeel er wordt van alles aan gedaan die werkelijkheid te verhullen: namen
zijn veranderd, personages onherkenbaar gemaakt, protocollen gewijzigd.
Het oog van de engel
heet een historische roman, omdat de geschiedenis een rol speelt in het
leven van de personages, omdat er historische personages herkenbaar in optreden,
omdat er een poging is gedaan de mentaliteit van een tijdperk, waarvoor ik niet
bij mijzelf te rade kan gaan, naar waarheid te vangen. Dat is in essentie niet
anders of ingewikkelder voor mij dan mij in te leven in de wereld van de
autosport, of een fundamentalistische islamiet. Ik realiseer mij heel wel, dat
wanneer er een Elisabeth Lestevenon zou zijn geweest zoals ik haar beschrijf, er
sporen zouden zijn te vinden van haar bestaan. Zij is in mijn versie van de
geschiedenis geen naamloze. Ik voeg haar toe. Dat is wellicht de belangrijkste
ingreep. Het is immers niet ongebruikelijk een bestaande, zij het vrijwel
onbekende figuur toe te rusten met een leven, met daden, met meer dan een naam
in de marge van een politierapport, of een van de miljoenen naamlozen stem en
gezicht te geven, maar een persoon bij te schrijven, alsof de annalen een
collectieve blinde vlek vertoonden op haar plaats, is | |
| |
een correctie
die de geschiedenis eigenlijk niet verdraagt. Maar art is what you can get away
with. En welke bezwaren ook naar voren zijn gebracht: niet dit bezwaar!
En tenslotte in deze kleine rondgang langs mijn romans:
De naam van de vader
. Een zogenoemde eigentijdse historische roman. De invloed van de
belangrijke historische gebeurtenissen van de afgelopen vijftig jaar op de
levens van de hoofdpersonen is een van de thema's van het boek. De historische
stof wordt verwerkt alsof de lezer moet worden ingelicht zoals hij moet worden
ingelicht over gebeurtenissen die honderd jaar geleden plaatsvonden. De eigen
tijd wordt vervreemd.
Bij het verzinnen van geschiedenis, dat wil zeggen het aanbrengen van bijna
onzichtbare lasnaden tussen verbeelding en werkelijkheid, is de historische
sensatie een belangrijk instrument. Het - gevaarlijke - inlevings - vermogen
vindt daar zijn oorsprong. Kort geleden wilde ik iemand, om te illustreren dat
ik een sentimentele, romantische ziel ben, de twee keisteentjes laten zien, die
ik op de oprijlaan van Coppet, het manoir van Madame de Stael, heb opgeraapt. Ik
kon ze niet vinden op de plaats waar ze behoorden te liggen en ik schrok. Ofwel
mijn hulp had die stomme stenen eindelijk in de vuilnisbak gekieperd, ofwel, en
dat was veel erger, ikzelf had in een vlaag van rationele verstandsverbijstering
de stenen herkend voor wat ze waren: onverschillig grind dat daar wellicht
vorige week was gestort en in het geheel niet was bereden door de koets van
Benjamin Constant, laat staan gezien of opgemerkt of aangeraakt door hem. De
stenen symboliseren mijn verbondenheid en mijn geloof. Ik wil geloven dat die
stenen tweehonderd jaar terugreiken en dat ik in die stenen de tijd van toen
aanraak, zoals Julian Barnes wilde geloven dat van alle opgezette papegaaien die
ene papegaai de echte papegaai van Flaubert was. De ervaring van verbondenheid
gaat niet van het ding uit, maar van het ‘ik’.
Binnen het domein van de historische sensatie zijn veel soorten te vinden. De
oppervlakkige, grof-stoffelijke, die via een voorwerp rechtstreeks naar | |
| |
het lichaam van een historisch persoon leidt: een pen, een
snuifdoos, een gedragen hoed, een kamerpot, een kwispedoor. Het ding haalt de
geest naar ons toe. Dan is er de omgekeerde beweging waarin wij onszelf in het
verleden projecteren, als soldaat op het slagveld van Waterloo, als hongerlijder
in een plaggenhut of als rijk koopman in een patriciërshuis. Een derde vorm is
de historische sensatie door middel van de taal. Teksten uit een tijdperk,
zinswendingen, woordkeus, uitroepen verbreken de grenzen van ruimte en tijd. Het
lezen van Le neveu de Rameau was voor mij een historische
sensatie van het begin tot het eind. Er sprak iemand rechtstreeks tot mij en
uitsluitend voor mijn oren.
De historische sensatie laat zich over het algemeen niet verleiden op de voor de
hand liggende plaats en tijd, maar overvalt je veelal wanneer je er niet op
verdacht bent, op een tochtige hoek, kaal, naakt en onappetijtelijk, want denk
niet dat zij alleen maar vreugde geeft, dat zij een verheven communie is met het
Alleven of de Wereldziel. Dat ervoer ik bij een bezoek aan Berggasse 19 in
Wenen. Ik heb niet veel op met Freud. Ik bewonder hem knarsetandend. Ik erken
het grootse van zijn systeembouw, zoals ik in de Sint Pieter onder de indruk ben
zonder ontroerd te zijn. Werkstudenten ontvangen de bezoekers en reiken een
klapper uit waarmee je een tocht langs de uitgestalde voorwerpen en foto's kunt
maken. De echte divan was er niet. Die is in Londen. Ik herkende van alles, maar
er gebeurde niets, ondanks het gekraak van het parket, een geluid dat heel sterk
het vermogen heeft een wereld op te roepen. Pas toen we het huis hadden verlaten
en de zon door de oude ramen in het stille trappenhuis scheen en schaduwen van
gietijzer wierp op uitgesleten treden, en we op het binnenplaatsje keken, waar
een stoffige plant stond, werd ik een patiënte die zich na een sessie met Freud
omgewoeld en weerspannig voelt, die zich heeft uitgeleverd aan zijn bijzondere
persoonlijkheid, betoverd en begoocheld werd door hem, gevleid, maar zich daar,
los van hem, op merkwaardige manier bezoedeld weet, omdat ze zijn argumenten
niet kon weerleggen, zoals iemand in een heilzame geloofscrisis door het vuur
van een dwingende dominee aan zijn twijfel gaat twijfelen.
| |
| |
Dan is er nog de historische sensatie die ons overvalt op een anonieme plaats:
een tuin met buxushagen, landbouwgrond omkaderd door muurtjes van gestapelde
stenen, lichtval door een hek, de stilte verdiept door het tikken van een
pendule in een oud huis op een warme zomermiddag. Dan zijn daar tegelijk
naamloze anderen aanwezig. De mensen die naast de geschiedenis staan, maar haar
onherroepelijk meemaakten. Peter Ackroyd zegt in Hawksmoor:
‘We leven vanuit het verleden. Het zit in onze woorden en lettergrepen. Het
weerkaatst in onze straten en pleinen, zodat we ons nauwelijks over de stenen
kunnen bewegen zonder herinnerd te worden aan hen die daar voor ons liepen; de
eeuwen die aan de onze voorafgingen zijn als een zonsverduistering die de
klokken en uurwerken van onze huidige handwerkslieden uitwist en in die
duisternis verdringen de generaties elkaar. Het is het holst van de Tijd waaruit
wij voortkomen en waarin wij zullen terugkeren.’ Voelt men zich opgenomen in een
zinvol geheel? Troost de sensatie? Onzin. Het geeft veeleer een franjeloos en
amoreel besef van zijn, en op dat elementaire niveau ligt het contact met het
verleden: te weten in zijn gelijk te zijn, twijfel, geloof, liefde, hoop, goed
en kwaad te delen. Niets verandert ook al blijft niets gelijk. Dat probeert
literatuur voelbaar te maken. Dat probeer ik te laten zien bij het verwerken van
historische stof.
Het is dertig augustus 1994. Boven Antwerpen ontlaadt zich een onweer.
Bliksemschichten doorkruisen de zaal, waarin een groep Neerlandici zich heeft
verzameld. Breekt de hel los? Verschijnt de Almachtige op een wolk? Rijden de
zeven ruiters? In doodsangst klampt men zich aan elkaar vast. Dan wordt het
stil. Er is niets veranderd. Of toch? Kiest u maar: in welke tijd stranden
wij?
|
|