Colloquium Neerlandicum 11 (1991)
(1992)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdHandelingen Elfde Colloquium Neerlandicum
[pagina 323]
| |||||||||||||
Land en Volk | |||||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||||
1. StaatshervormingEen van de belangrijkste politieke problemen die België en dus ook Vlaanderen het afgelopen decennium bezighielden, was ongetwijfeld de staatshervorming. De eerste wetten werden goedgekeurd nu precies elf jaar geleden, in augustus 1980; dit jaar werd geworsteld met de - voorlopige - voltooiing van die hervorming. Het is eigenlijk verwonderlijk dat het hele proces maar een goeie tien jaar in beslag heeft genomen. Een staatsapparaat een andere vorm geven, het reorganiseren, dat is geen geringe opgave. De aanzetten tot die gedaanteverandering van de Belgische staat werden dan ook veel vroeger gegeven. En hoewel die Belgische staat er wel degelijk anders is gaan uitzien, blijft de continuïteit groter dan je bij een oppervlakkige benadering zou vermoeden.
We hadden in België al sinds 1970 de zogenoemde culturele autonomie en we hadden ook al een begin gemaakt met de economische decentralisatie. Vergeet even niet dat het Belgische staatsmodel in hoge mate door dat van Frankrijk was geïnspireerd. Wel hadden en hebben we gelukkig geen republiek, maar de hele overheid was sterk jacobijns gestructureerd. Zoals een collega van me ooit eens zei, één en hetzelfde examen voor onderstationschef, van Arlon tot Veurne. U mag gerust weten dat dat idee mij erg aanspreekt. Die jacobijnse of, zoals hij algemeen werd genoemd, unitaire Belgische staat vertoonde dus al tien jaar haarscheurtjes voor hij ten gronde werd hervormd. Belgische politici, die al van voor de tweede wereldoorlog actief waren, zeiden zelfs dat in 1970 de federalistische stroming haar doel had bereikt. Zij dwaalden. In 1980 werd een staatsmodel voor België door het parlement goedgekeurd dat het mogelijk maakte steeds meer bevoegdheden en geld uit | |||||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||||
de centrale instanties weg te halen. Dat zat zo in elkaar. Er werd een verschil gemaakt tussen decentralisatie naar gewesten en decentralisatie naar gemeenschappen. Een gewest is per definitie gebonden aan een grondgebied. Een gemeenschap is per definitie gebonden aan personen. Dat onderscheid wordt niet gemaakt omdat we van byzantijnse discussies houden. Het is nodig omdat de taalgebieden in België niet netjes, zonder vermenging, naast elkaar liggen. Er is met name Brussel, toch een agglomeratie met één miljoen inwoners, waar twee talen door elkaar heen worden gesproken. Langs de taalgrens liggen de veel kleinere gebieden met beschermde minderheden. Voeren is het beroemdste voorbeeld, maar er zijn er veel meer.
De volgende structuur werd ontworpen:
Later, in 1989 pas, kwam daarbij:
Dat is al behoorlijk ingewikkeld, gewoon omdat België nogal ingewikkeld in elkaar zit. Bovendien zit er nog een asymmetrie in. Het Vlaamse Gewest en de Vlaamse Gemeenschap (tussen haakjes, historisch een monsterlijke benaming, het moet natuurlijk Nederlandse Gemeenschap zijn, maar zowat de eerste beslissing van de zelfstandige Nederlandstaligen stonk al van het provincialisme) hebben één regering. Die heet met een correct, maar aartslelijk woord, de Vlaamse Executieve. Maar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap hebben een afzonderlijke regering. De uitleg is heel eenvoudig. De verhouding Nederlandstaligen in de Vlaamse provincies/Nederlandstaligen in Brussel is er ongeveer één van 95 tegen 5; de verhouding Walen/Franstalige Brusselaars is er één van 80 tegen 20. En tenslotte hebben de Duitstaligen | |||||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||||
uit Eupen en Sankt Vith nog drie ministers, dus een heus eigen regerinkje. Die executieven hebben afzonderlijke bevoegdheden. Een typische Gewestbevoegdheid is bijvoorbeeld ruimtelijke ordening, of wegenbouw. Een typische Gemeenschapsbevoegdheid is bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg, of cultuur. De belastingen worden centraal geïnd, maar doorbetaald naar gewesten en gemeenschappen. In den beginne hadden gewesten en gemeenschappen haast niets te zeggen. Ze werden door journalisten smalend vergeleken met het stadsbestuur van Antwerpen. Dat klopte tamelijk goed, over meer centen beschikten ze toch niet. Maar dat is nu veranderd. Er zijn sinds 1980 veel meer bevoegdheden van de centrale staat overgegaan naar de onderdelen. Ik noem er maar twee, onderwijs en een goed deel van economische zaken. Met die bevoegdheden is natuurlijk ook het belastinggeld meegegaan, zodat je nu kunt zeggen dat de gewesten en gemeenschappen over zo'n veertig procent van het Belgische overheidsgeld beslissen.
Wat is centraal gebleven? Voor de hand liggende dingen: de frank en dus het financiële beleid; het leger; de sociale zekerheid; buitenlandse zaken. Maar ook daar wordt aan gemorreld. Als u dezer dagen in België hoort spreken over de derde fase van de staatshervorming gaat het onder meer daarover. Door die derde fase zouden een paar dringende problemen opgelost kunnen worden. Bijvoorbeeld het verdragsrecht. Er bestaat niet meer zo iemand als de Belgische Minister van Cultuur. Maar de Europese Gemeenschap erkent de Vlaamse Minister van Cultuur niet. Als die EG zich eens serieus met cultuur bezig begint te houden, wie gaat dan naar de ministerraad? Dat probleem dient een oplossing te krijgen. En er is de verkiezing van autonome raden. De executieven, dus de regeringen van gewesten en/of gemeenschappen worden natuurlijk gecontroleerd door een Vlaamse, Waalse, Franstalige, enz. [...] raad. Alleen worden de raadsleden niet rechtstreeks verkozen. In de Vlaamse Raad bijvoorbeeld zetelen de verkozenen uit de Nederlandse taalgroep van de Belgische Kamer en Senaat. In de Waalse Raad de Waalse verkozenen enz. Er zijn al twee uitzonderingen: de Duitstaligen en de Brusselaars beschikken over hun eigen, rechtstreeks verkozen raad. En die twee raden werken redelijk goed. Maar dat Vlamingen nu eens een Vlaams, dan weer een Belgisch petje op moeten zetten, dat vindt iedereen zeer moeilijk. Ik zal u niet vermoeien met de details van de oplossingen die worden voorgesteld. Ik zal u alleen zeggen dat de geestdrift voor die derde | |||||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||||
fase bijzonder lauw is. De Belgische burger haalt bij het horen van de woorden ‘derde fase’ verveeld de schouders op.
Als u nu denkt dat de nieuwe Vlaamse instellingen anders werken dan de Belgische, dan moet ik u teleurstellen. Minister Schiltz, een prominent en intelligent Vlaams nationalist, had het vroeger graag over een nieuwe politieke cultuur. Daarvan is niets in huis gekomen. De Vlaamse instellingen werken zoals de Belgische of slechter. Alle slechte eigenschappen van België werden overgenomen en dan nog een beetje meer bekrompen, fanatiek en dom toegepast. De Vlaamse politici bijvoorbeeld benoemen op een waarlijk debiele manier hun politieke vriendjes. Over bekwaamheid wordt niet eens meer nagedacht, alleen de politieke horigheid, slaafse gehoorzaamheid is van belang. De namen van de topambtenaren die de Vlaamse administratie leiden, waren al maanden voor hun benoeming bekend. Er werd niet over geroddeld, ze werden niet uitgeprobeerd, zoals dat heet, nee, ze stonden gewoon vast. Achteraf zei de Vlaamse premier Gaston Geens dat dat volkomen toevallig was, dat de Vlaamse Executieve eerlijk en onbevangen de beste mensen had uitgezocht, drie christendemocraten, twee sociaaldemocraten en één Vlaams nationalist. Allemaal komen die mensen uit de hofhouding van ministers, uit hun kabinet zoals wij zeggen. Ik weet best dat je zekere vormen van politiek evenwicht in acht moet nemen, maar in het Vlaamse Gewest worden ambtenaren in dienst genomen zonder één sollicitatiegesprek, alleen op voorstel van de hoofdkwartieren van partijen en van de beruchte kabinetten. Ook die kabinetten zijn een Belgische erfenis die gretig overgenomen werd. Zij bepalen het beleid in Vlaanderen; de Vlaamse Raad, die dat beleidswerk toch hoort te controleren, lijkt steeds beter op de Volkskammer van de DDR voor 1989. Elke beslissing waar overheidsgeld, belastinggeld dus, mee gemoeid is, wordt bijna uitsluitend op politieke gronden genomen. Let wel, ik ben géén voorstander van zakenkabinetten of regeringen van deskundigen. Ik ben een overtuigd voorstander van politieke regeringen, gecontroleerd door een parlement. Maar ook een politieke beslissing dient op deskundig advies te steunen. Telkens als je in Vlaanderen de hypothese van een politieke beslissing hanteert, begrijp je meteen hoe de vork in de steel zit. Waarom benoemen ze daar in godsnaam drie mensen? Drie? Je hebt er ééntje van elke partij nodig, zo simpel is dat. Beken je je als ambtenaar niet duidelijk tot een partij, dan krijg je de grootste moeilijkheden. Je baas probeert uit alle macht je tot bekentenissen te laten | |||||||||||||
[pagina 329]
| |||||||||||||
overgaan. Waar heb je gestudeerd? In Leuven? Dan ben je een christendemocraat. Nee? Hoezo dan? Wie heeft je dan benoemd? De Socialistische Partij soms? Nee? Je bent toch geen liberaal!? Je bent helemaal niets! De sceptische, wetende glimlach die je dan krijgt, de glimlach van ‘mij belazer je niet, ik kom er wel achter’. Nog liever heeft je directeur dat je van een hem vijandig gezinde partij bent dan van helemaal geen partij. Die tweede situatie kan hij niet hanteren en dat zul je geweten hebben. Ik blijf erbij, inzake ambtenarij en het bedrijven van politiek is België en zijn de nieuwe Gewesten en Gemeenschappen in België de laatste bastions van het Oostblok. | |||||||||||||
2. Katholieke kerk en zuilBelgië en vooral Vlaanderen staat bekend als een katholiek land. Op de lagere school leerden wij al dat we dankbaar moesten zijn omdat we woonden in ‘België, een schoon, rijk en katholiek landje’. Met dat katholicisme is het vreemd gelopen. Ik heb dit deel van mijn verhaal niet voor niets de titel kerk en zuil meegegeven. Want dat is niet hetzelfde.
Vanaf het midden van de jaren zestig en vooral in de jaren zeventig zie je in Vlaanderen het traditionele katholieke geloof afbrokkelen. De mensen gaan steeds minder naar de kerk op zondag, voor rooms-katholieken toch verplicht op straf van doodzonde. In Vlaanderen is het wekelijkse kerkbezoek gedaald tot zo'n 25% en er zijn geen tekenen dat het tij begint te keren, integendeel, vooral oudere mensen gaan nog wekelijks ter kerke. Als je jonge mensen concrete vragen stelt over Bijbel of overlevering, krijg je de raarste antwoorden, àls ze al iets weten te zeggen. Maar de rituelen staan nog glorierijk overeind: doopsel, kerkelijk huwelijk, kerkelijke begrafenis. Meer dan 80% van de mensen laten hun kinderen dopen, trouwen voor de kerk en laten zich kerkelijk begraven. De percentages van doopsel en huwelijk gaan achteruit. Bij doopsel komt dat gedeeltelijk omdat in Vlaanderen vooral mensen van Turkse of Marokkaanse herkomst nog veel kinderen krijgen. Bij huwelijk speelt de officiële leer van Rome een grote rol. Je mag maar één keer katholiek trouwen; het aantal echtscheidingen is explosief toegenomen, maar veel mensen willen het wel eens een tweede keer proberen. Dat wordt dan trouwen in het stadhuis; ze zouden wel graag in de kerk willen trouwen, maar dat mag niet. Het is zonder meer duidelijk dat die rituelen gedeeltelijk | |||||||||||||
[pagina 330]
| |||||||||||||
in stand worden gehouden onder sociale druk. Mensen die in god noch gebod geloven laten hun kind toch maar dopen, ze willen hun ouders niet verdrieten. En bij begrafenissen kàn het lijk natuurlijk niet protesterend uit de kerk weglopen.
De katholieke zuil staat ook sterker dan ooit. Meer dan 80% van de Vlaamse jongeren gaan naar roomse middelbare scholen. In de jaren zestig was dat maar 65%. De katholiek georganiseerde gezondheidssector heeft een quasimonopolie verworven. Zonder Caritas Catholica's fiat heeft geen enkele wet op ziekenhuizen ook maar een schijn van kans. Het katholieke ziekenfonds, de Christelijke Landsbond, is veruit de grootste van Vlaanderen en van heel België. In Vlaanderen zijn bijna 70% van de mensen bij dat ziekenfonds. Bij de laatste bedrijfsverkiezingen ging de katholieke vakbond ACV weer eens stevig vooruit. In de non-profitsector haalde de bond zelfs meer dan 90% van de stemmen. De katholieke jeugdbeweging bloeit. Ook zij heeft een quasimonopolie. Zelfs de JNM, dat zijn de jongens en meisjes die zich voor natuur interesseren, je zou zeggen een uiterst populair thema, vooral bij de jeugd, wel, die JNM heeft belachelijk weinig leden in vergelijking met Chiro of VVKSM, dat zijn de padvinders. En met belachelijk bedoel ik écht belachelijk, dus niet eens vijf procent. De BAC, de spaarbank van de katholieke arbeidersbeweging, is op twee na de grootste en één van de meest dynamische van het land. Dat werknemers van de zopas vermelde katholieke organisaties een beetje ongerief krijgen als ze hun salaris niet op een BAC-rekening laten storten, hindert niemand. De K.A.V., dat is de vrouwenafdeling van de katholieke vakbeweging, heeft 300.000 leden; wat wij de Boerinnenbond noemen, dus de katholieke plattelandsvrouwen, 200.000. Dat zijn organisaties voor vorming en cultuur. Het Davidsfonds, een cultuurorganisatie die wat meer Vlaams nationalistisch denkt dan de brede, katholieke zuil, is toch nog goed voor 80.000, sommigen zeggen 100.000 leden. Het op één na grootste cultuurfonds is ruim tien keer kleiner dan het Davidsfonds.
Vreemd genoeg beantwoordt het stemgedrag van de Vlaamse burger totaal niet aan dat verpletterende overwicht van de katholieke zuil. Wel is de CVP al sinds 1958 onafgebroken aan de macht, 33 jaar lang dus, afwisselend in coalities met socialisten en liberalen. Maar veertig jaar geleden haalde de christendemocratische CVP nog de volstrekte meerderheid in Vlaanderen. Ik herinner me dat de christendemocraten in sommige kiesomschrijvingen bijna | |||||||||||||
[pagina 331]
| |||||||||||||
Oostduitse resultaten haalden, meer dan 90%, in andere meer dan 80%, heel vaak meer dan 60%. Bij de verkiezingen die we normaal in januari 1992 krijgen, dreigt de CVP voor het eerst in haar bestaan onder de drempel van 30% te zakken. Het potitieke draagvlak van een reeks organisaties waar de grote meerderheid van de Vlaamse burgers lid van is, wordt dan wel bijzonder smal. Tot nu toe hadden die organisaties automatisch toegang tot de macht. Van ministers wordt vaak niet gezegd ‘hij is van de CV’ maar ‘hij is een minister van de christelijke arbeidersbeweging, een ACW-minister’, hoewel dat ACW niet deelneemt aan de verkiezingen. Maar wat zal gebeuren als de democratische legitimatie verdwijnt? Is er een alternatief als het politieke centrum, want daar situeert de christendemocratie zichzelf toch, wegsmelt? Kun je, met andere woorden, Vlaanderen en België besturen tégen de organisaties in, die sectoren als onderwijs, gezondheidszorg, cultuur, sociale zekerheid, jeugdwerk, spaarwezen, vakbeweging goeddeels beheersen? Ik denk dat we na de verkiezingen in 1992 eerst in België en daarna in Vlaanderen daar dringend over moeten nadenken. Want hoewel ik ook vind dat die katholieke organisaties bovenmatig veel subsidie opzuigen, hoewel ik ook vind dat de katholieke zuil wetten en decreten volgens haar behoeften laat schrijven, meestal zelfs in haar eigen studiediensten, hoewel critici het nijpende Belgische begrotingstekort gedeeltelijk toeschrijven aan de geeuwende geldhonger van de katholieke organisaties, hoewel nog andere critici niet ten onrechte zeggen dat de katholieken in België een parallelle staat hebben opgebouwd, zal niemand, zeker ik niet, beweren dat die organisaties slecht werken. Integendeel, zij zijn dynamisch, zij worden meestal efficiënt beheerd, hun dienstverlening is uitstekend en ze vernieuwen zichzelf. Dit jaar heeft bijvoorbeeld de KWB, dat is de christelijke werknemersbeweging, vroeger gewoon de Katholieke Werkliedenbond, een vormingsorganisatie van de vakbeweging, beslist dat per afdeling twee mensen zich met ecologische problemen zouden bezighouden. En als de KWB haar apparaat ten dienste stelt van een schoner milieu, dan zàl er iets veranderen, dat geef ik u op een briefje. | |||||||||||||
3. Het andere VlaanderenNa punt 2 van mijn verhaal zou u kunnen denken dat Vlaanderen een soort overblijfsel van de Pauselijke Staten is. Dat is natuurlijk niet waar. De | |||||||||||||
[pagina 332]
| |||||||||||||
socialistische zuil mag dan veel kleiner zijn dan de katholieke, zij is toch wel op de meeste plaatsen present. De socialistische vakbond ABVV bijvoorbeeld is bij de arbeiders en de ambtenaren een machtige machine. Vergelijk vooral de vakbonden in Nederland of Frankrijk of zelfs Duitsland niet met die van ons. De Belgische vakbeweging, christelijke en socialistische samen, is de machtigste van Europa, misschien met uitzondering van de Zweedse LO. Meer dan 80% van de werknemers zijn georganiseerd. In Nederland is dat amper 30%, 35% wellicht. Maar dat terzijde.
Veel Vlamingen willen niet meer bewust bij een zuil, welke dan ook, worden gerekend. En politiek is de meerderheid van Vlaanderen al lang niet meer katholiek. Krap een kwart van de burgers stemt voor de socialisten. In de jaren zeventig vergrijsde de aanhang van die partij zichtbaar. Het was een echte arbeiderspartij, met burchten in Gent, in Antwerpen, in Vilvoorde. Het was een anti-klerikale partij en, ondanks pogingen tot doorbraak, ondanks het feit dat de laatste twee voorzitters, Van Miert en Van den Broucke, duidelijk van katholieken huize zijn, is de partij wat wij noemen vrijzinnig, dus niet confessioneel, gebleven. Maar de partij heeft zich spectaculair verjongd, zowel in de leiding als in het kiespubliek. De oudste kiezers zitten nu vooral bij de CVP. Eén vijfde van de kiezers stemt voor de PVV, de liberalen. Ook die partij heeft de oude vrijzinnige gewaden grotendeels afgelegd, met meer succes dan de socialisten, die de katholieke arbeiders nooit hebben kunnen afbrengen van trouw aan hun ACW en dus ook hun CVP. De PVV heeft in de jaren tachtig samen met de CVP een hard besparingsbeleid gevoerd. Guy Verhofstadt, onbelgisch principieel, ontpopte zich, na woeste jaren als voorzitter van de liberale jongeren, tot een bekwaam minister van begroting, die probeerde te doen waar hij voor stond: minder staat, minder overheidsbemoeiing, minder belastingen. Alleen kun je in een recent boek van ex-Standaardjournalist Hugo de Ridder lezen door wie dat Thatcheriaanse beleid werkelijk werd gestuurd. Door de premier, Wilfried Martens, door de nu overleden voorzitter van de katholieke vakbond ACV, Jef Houthuys, door de grote baas van de katholieke arbeidersspaarbank BAC en door Martens' kabinetschef Verplaetse, een man van de katholieke vakbond. Zij bespraken alles in een Ardens buitenhuisje en voerden daarna ook uit wat ze beslist hadden. Drie van die vier werden op geen enkele manier democratisch gecontroleerd. Ze konden het alleen niet goed hebben dat Guy Verhofstadt | |||||||||||||
[pagina 333]
| |||||||||||||
achteraf overal zei dat hij dit waarlijk liberale beleid inspireerde. Beslissend was natuurlijk dat de machtige katholieke vakbond zich al die jaren koest hield. Daarvoor zorgde ACV-voorzitter Jef Houthuys.
Grote moeilijkheden ondervinden aan het eind van de jaren tachtig de Vlaamse nationalisten van de Volksunie. Hoewel ze sinds 1988 in de regering zitten, een eer die deze partij bijna nooit te beurt valt, krijgen ze in de opiniepeilingen voortdurend slechtere cijfers mee. Ze slagen er echt niet meer in de kiezer voor het Vlaamse nationalisme te interesseren. Voor jongeren is alles wat de Vlaamse emancipatiebeweging in de loop der jaren heeft verworven zo vanzelfsprekend, dat ze zich nauwelijks nog kunnen voorstellen dat het ooit anders was. Nieuwe thema's heeft de Volksunie nooit echt tot de hare kunnen maken. Op het ogenblik probeert ze, door Vlaamse Vrije Democraten aan haar vertrouwde naam toe te voegen, zich naar het linkse liberalisme, stijl D'66, te bewegen. Ik denk dat de partij teveel van de oude nationalistische thema's meesleept om in die richting enig succes te halen; aan de andere kant vrees ik dat ze die oude thema's nodig heeft om haar traditionele aanhang niet kwijt te spelen.
Groot succes heeft daarentegen het Vlaams Blok en bepaald niet omdat deze onversneden rechtse partij de Vlaamse zaak beter verdedigt dan de Volksunie. Het Vlaams Blok is op het einde van de jaren zeventig ontstaan omdat enkele Vlaamsgezinden vonden dat de Volksunie de Vlaamse zaak te slap verdedigde. Het Vlaams Blok wil dat België verdwijnt en dat alle Nederlandstaligen in één staat samen zouden kunnen leven. Daarbij vindt het Vlaams Blok dat Nederland nu te links is, ten prooi aan moreel verval en laakbare toegeeflijkheid. Ook vindt het Vlaams Blok, dat is weinig bekend, dat Frans-Vlaanderen en historisch Nederlandstalige delen van Duitsland geannexeerd dienen te worden. Friesland dan weer niet, dat is een ander zaak. Ik denk dat die thema's bijzonder weinig mensen interesseren, op een harde kern van ouderwetse Vlaamsgezinden na. Je moet het belang van die kern niet onderschatten, er zitten bijvoorbeeld wat zakenmensen bij, maar het succes van het Vlaams Blok moet je elders zoeken. In de loop van de jaren tachtig groeide het Vlaams Blok snel uit tot een partij tegen gastarbeiders. Door dat thema naar voren te schuiven bij verkiezingen haalde het Blok het ene succes na het andere. In Antwerpen kwam het bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen als derde partij uit de stembus, nauwelijks kleiner dan de | |||||||||||||
[pagina 334]
| |||||||||||||
christendemocraten. En algemeen wordt verwacht dat het Vlaams Blok bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen veruit de grootste partij zal zijn, sterker dan de aloude Antwerpse sociaaldemocratie. Dat is op het eerste gezicht vreemd. Er wonen niet zo geweldig veel Marokkaanse en Turkse gastarbeiders, want over die gaat het, in Antwerpen. Ik geloof dat 10% van de Antwerpse bevolking een buitenlands paspoort heeft. In Brussel is dat 27%; in Brussel is meer dan 10% Turks en Marokkaans. Toch heeft het Blok (of het Front National) maar weinig Brusselse kiezers mee. Maar onze grootste havenstad heeft een probleem van wanbeheer. Dezelfde coalitie maakt er al zeventig jaar de dienst uit en is compleet uitgehold. En in het héle land is nooit een behoorlijk beleid inzake gastarbeiders gevoerd. Ook dat speelt natuurlijk een rol. Pas toen bij de laatste parlementsverkiezingen het Vlaams Blok spectaculair won, werd panisch een Koninklijke Commissaris voor de migranten aangesteld, een dame uit de christelijke arbeidersbeweging, mevrouw Dhondt, ze was al een paar keer minister geweest. Naar die mevrouw Dhondt werd nauwelijks geluisterd, hoewel ze een opmerkelijk sterk rapport heeft geschreven over de problemen én de remedies. Pas toen in het voorjaar in Brussel rassenrelletjes uitbraken - iedereen die ook maar iets van het probleem afwist had zoiets voorspeld - kon ze zeggen: ‘Zie je wel, ik had gelijk’ en nogmaals haar waarschuwingen laten horen. Opiniepeilingen gaven het Vlaams Blok een opzienbarende winst - in Antwerpen. Ik vrees dat het Vlaams Blok nog wel een paar verkiezingen zal winnen voor politici echt naar mevrouw Dhondt gaan luisteren. Intussen merk je in Brussel, waar ik woon, dat gastarbeiders, vooral jongeren, alles wat Vlaams is, al wie Nederlands spreekt, beginnen te haten.
Het Vlaams Blok haalt in Vlaanderen lang geen tien procent van de stemmen. Het heeft twee kamerleden. Veel meer succes hebben de Groenen van de partij Agalev, Anders Gaan Leven. Volgens de opiniepeilingen zouden ze boven de tien procent uitkomen en zelfs de Volksunie achter zich laten. Het Belgische parlement was het eerste in Europa waar Groenen in zaten, wat de Duitsers ook mogen beweren. Deze partij is niet gebonden aan een zuil of aan een Vlaamse beweging. Ze wordt gesteund door de mensen uit de steeds wisselende actiegroepjes voor het milieu. Het gastarbeidersprobleem werd verwaarloosd en het Vlaams Blok groeide; het milieuprobleem werd verwaarloosd en Agalev groeide. Die analyse hoor je steeds vaker. Maar er is een sociologisch verschijnsel. Net zoals de liberalen katholieke kiezers die de | |||||||||||||
[pagina 335]
| |||||||||||||
CVP te heterocliet vonden, aantrokken, net zoals de Volksunie Vlaamsgezinde katholieke kiezers die de CVP te Belgisch vonden, aantrok, oefende Agalev een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit op jonge, vooral katholieke kiezers die alle partijen en allereerst de CVP te duf, te grijs, te gecompromitteerd vonden. De vreselijk verwaarloosde milieuproblemen in het dichtbevolkte, ruimtelijk steeds slechter geordende Vlaanderen met zijn stinkende rivieren, zorgden voor de rest. Je kon je kiezers een duidelijk, laten we het maar toegeven, zéér goed in de markt liggend, thema aanbieden en je was zeker dat je de eerste jaren geen beleidsverantwoordelijkheid hoefde te dragen. Je haalde je kiezers overal, maar in de eerste plaats daar waar ze te halen waren, in de grootste zuil, de katholieke. Het is dan ook niet verbazend dat de modale Agalev-kiezer een katholieker profiel heeft dan de modale CVP-kiezer. Meteen heb ik ook een verklaring gegeven voor de afkalving van de CVP waar ik het al eerder over had. | |||||||||||||
4. En de restVlaanderen is een van de meest welvarende gewesten van de wereld. Wel is de werkloosheid nog te groot, maar de angstaanjagende cijfers uit de eerste helft van de jaren tachtig halen we gelukkig niet meer. De bevolking is hooggeschoold, de produktiviteit van de werknemers is legendarisch hoog, hoger dan in Japan of Duitsland, het woonklimaat is, hoewel ik vind dat het land zijn open ruimte vernield heeft, volgens buitenlanders schitterend. Je vindt overal ruime, sterke huizen en de tijd dat we nauwelijks badkamers hadden, het begin van de jaren zestig, is lang voorbij.
Nederlanders vinden dat de leerlingen op onze scholen veel gedisciplineerder zijn dan in Nederland. In elk geval weet ik dat je op onze middelbare en lagere school echt iets leert. Frans bijvoorbeeld, hoewel dat een probleem wordt, of wiskunde of zelfs geschiedenis. Het is gelukkig normaal bij ons dat van werknemers met enig niveau de kennis van drie talen wordt geëist. Jammer is dan weer dat de kennis van het Nederlands heel gebrekkig is en blijft. Ik moet dat even nuanceren. Kennis van spelling en spraakkunst is doorgaans goed; taalbeheersing slecht. De Vlaamse overheid doet haar uiterste best om het allerslechtste Nederlands te schrijven dat ooit geschreven is. Haar decreten en besluiten worden zo papperig geformuleerd dat zelfs juristen er niet meer wijs uit raken. Je mag | |||||||||||||
[pagina 336]
| |||||||||||||
het jonge Vlamingen dus niet al te kwalijk nemen dat ze slecht spreken en schrijven. Toen laatst de dappere heer Van Velthoven, voorzitter van de Vlaamse Raad, ons eigen parlement dus, een colloquium organiseerde over het taalgebruik van de Vlaamse overheid, zaten in de zaal drie politici en ruim honderd neerlandici, zo groot is de belangstelling van de geëmancipeerde, Vlaamse politicus.
Voor de rest zijn onze autowegen goed, onze telefoonlijnen bar slecht, onze treinen verwaarloosd, onze files elk jaar langer. Het familieleven blijft hechter dan in onze buurlanden, hoewel onze jeugd natuurlijk dapper meedoet aan pop, punk, rock, funk, reggae, folk en wat dies meer zij. Seksueel zijn zij zo geëmancipeerd als hun Hollandse of Deense of Franse vriendjes en vriendinnetjes. Over 't algemeen wordt er bij ons zoveel vreemd gegaan als in de buurlanden. Alleen houden wij het wat stiller, maar daar staat dan weer tegenover dat we er niet moraliserend over liggen te zeuren. Er zijn in vergelijking met Nederland minder vrouwenpraatgroepen, maar meer crèches, meer warme maaltijden op school en dus ook meer werkende vrouwen, die dan weer gemiddeld veel minder verdienen dan de mannen. Onze ambtenaren zijn soms erg soepel, soms dan weer hopeloos bureaucratisch, op een manier die thuishoort, alweer, in het vroegere Oostblok. Er is in de praktijk nog altijd zwijgplicht. Je kunt het nog altijd meemaken dat op tv een ambtenaar met zijn hoofd verborgen in een emmer, als was hij een Guatemalteek die doodseskaders vreest, onthullingen doet over corruptie of malversaties van zijn meerderen of van politici. Achteraf wordt dan altijd gezocht naar de onverlaat die die onthullingen gedaan heeft, nooit wordt de corruptie aangepakt. En je kunt de grootste last krijgen op je werk, met botte afdreiging, eindeloze pesterij, groffe vernederingen, als je iets naar buiten brengt. Op dat gebied zijn Vlaanderen en België nog Tsjechoslovakije, anno 1988. Gelukkig kun je vrij in- en uitreizen en heb je een tamelijk vrije pers, dat maakt een groot verschil.
Over pers, radio, tv, kranten, heb ik het hier trouwens niet gehad. Ik ben daar zelf zeer nauw bij betrokken en mijn verhaal zou te makkelijk beschouwd kunnen worden als een oratio pro domo. Desgevraagd wil ik daar wel iets over zeggen, maar dat dient dan beschouwd te worden als mijn eigen mening. In het voorgaande heb ik geprobeerd zo objectief mogelijk de zaken te benaderen. Ook al klonken sommige formuleringen misschien een beetje | |||||||||||||
[pagina 337]
| |||||||||||||
kras, zoals mijn verwijzingen naar het vroegere Oostblok, geloof me, ik weet waar ik het over heb, zowel in België als in dat Oostblok.
Toch woon ik graag in België. Ik hou van onduidelijke, gemengde landen, vooral als die, zoals België, hun problemen vreedzaam en democratisch proberen op te lossen. Ik woon rustig en goedkoop in een ruim huis met een tuin. Dat huis staat in een wanordelijke stad, in Brussel, waar officieel twee talen worden erkend, Frans en Nederlands, maar in het dagelijkse leven hoor je veel meer talen, zie je veel meer dan twee culturen. En dat is een luxe die ik niet graag opgeef. |
|