binnen een college Nederlandkunde tot stand kan
komen, werd hierboven reeds geïllustreerd.
Wat de taalverwerving betreft verwijs ik graag naar het reeds genoemde
interessante initiatief van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek
(Basisteksten Nederlands), een initiatief dat na de
bundel
Basis Poëzie van 1920 tot nu
(samengesteld door Theo Hermans),
uitgebreid zal worden met bundels voor (oudere) poëzie, proza en toneel. Het
basisidee ervan is het verzamelen van relatief eenvoudige teksten met een
langzaam oplopende lexicale moeilijkheidsgraad. Uit de reeds verschenen
bundel poëzie blijkt dat grote dichters als Van
Ostaijen, Gezelle, Marsman en vele andere, ook moderne dichters best gelezen kunnen
worden met kennis van een beperkte woordenschat.
Ik heb tot nog toe niet gesproken over literaire vertalingen.
Ik ben van mening dat literaire vertalingen grote diensten kunnen bewijzen
bij het literatuuronderwijs buitengaats. Ze kunnen een interessante
toegangspoort bieden voor beginnelingen. Voor het Franse taalgebied denk ik
hier aan
Max Havelaar
,
Het land van herkomst
,
De waterman
, stuk voor stuk goed vertaalde meesterwerken uit de Nederlandse
literatuur van de 19de en 20ste eeuw.
Bovendien kan een docent dankbaar gebruik maken van vertalingen bij bij
voorbeeld een college Nederlandkunde dat ook bedoeld is voor studenten die
geen taalcolleges volgen.
Aan het begin van dit artikel heb ik een aantal uitgangspunten geformuleerd
die houvast kunnen bieden bij het selecteren van schrijvers en boeken. Een
nog niet genoemd uitgangspunt is de ervaring van de docent. Iedere docent
zal na verloop van tijd wel weten welke auteurs en welke werken goed lopen
en welke niet.
Wat dit betreft leert mijn ervaring in Louvain-la-Neuve dat uit de genoemde
periode de volgende auteurs en werken zich goed lenen voor behandeling met
studenten: Bosboom-Toussaint (
Majoor Frans
of
Mejonkvrouwe de Mauléon
), Gezelle, Multatuli (
Max Havelaar
), Van de Woestijne (
De boer die sterft
), Elsschot, Van
Schendel (Hollandse romans), Van
Ostaijen, Vestdijk (
De koperen tuin
, bij voorbeeld) en Marsman.
Deze bijdrage bevat slechts enkele tips en ideeën, waarvan sommige reeds
uitgeprobeerd werden, andere niet. Hieruit moge blijken dat
literatuuronderwijs een hele waaier aan mogelijkheden biedt. De concrete
invulling van deze voorstellen is echter sterk afhankelijk van allerlei
bijkomende factoren zoals het aantal uren dat ter beschikking is, de
voorkennis over geschiedenis en cultuur en uiteraard ook de taalkennis. Dat
deze factoren van