De ANS gaat niet expliciet in op dit thema. Uit de opmerking dat zinnen met een
indirect object op een enkele uitzondering na ook altijd een ander voorwerp
bevatten, kunnen we wel opmaken dat alle voorwerpen van divalente verba als
directe objecten worden beschouwd.
Een volgens mij inconsequente uitzondering is voor de ANS gehoorzamen, waarbij men het voorwerp als indirect object beschouwt.
Dit heeft als gevolg, dat men ook bij de passivering gehoorzamen als uitzondering moet vermelden, want het gedraagt zich gewoon
als een transitief werkwoord. Ook volgens de ANS (p. 1053) is namelijk de zin:
De ouderen wordt tegenwoordig niet meer gehoorzaamd.
uitgesloten, het moet luiden:
De ouderen worden tegenwoordig niet meer gehoorzaamd.
Tot zover de grammaticale feiten.
Bij mijn werkcollege ‘Inleiding in de syntaxis van het Nederlands’ gebruik ik het
boek van Pollmann en Sturm
(1977):
Over zinnen gesproken
, dat ik op veel punten juist ook voor anderstalige studenten een
geslaagde inleiding vind.
Wat de introductie van de voorwerpen betreft is het boek maar ten dele bruikbaar
voor het onderwijs aan Duitstaligen, omdat het zoëven geschetste probleem,
vanuit een Nederlands oogpunt volkomen terecht, verwaarloosd wordt.
In dit geval moet ik als docent duidelijk maken, dat de notie direct object in
het Nederlands door de morfologische vereenvoudiging een betekeniswijziging
heeft ondergaan en dat er daarom in het Nederlands transitieve werkwoorden zijn,
die in het Duits een intransitieve tegenhanger hebben. Omgekeerd zijn de
pogingen, die in dit boek gedaan worden om voor Nederlandstaligen het verschil
uit te leggen tussen directe en indirecte objecten veel te omslachtig voor
iemand die - bewust of onbewust - de zinnen vergelijkt met de Duitse pendants en
dan puur qua vorm kan beslissen of iets direct of indirect object is.
De contrastieve behandeling van de objecten in het Nederlands is dus aan de ene
kant didactisch noodzakelijk om bepaalde misverstanden en foute interpretaties
uit te sluiten, aan de andere kant geeft zij ook onder een algemeen linguïstisch
gezichtspunt de mogelijkheid, de gevolgen van naamvalsverlies voor de structuur
van een taal en voor het taalgevoel van de sprekers van die taal evident te
maken.
En zo zouden we nog veel voorbeelden kunnen geven, die het belang van de
contrastieve grammatica voor de didactiek van de taalkunde van een vreemde taal
duidelijk maken.