Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdHandelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. VormDe BRT-Instructieve Omroep en Radio Nederland Wereldomroep hebben in samenwerking met de Nederlandse Taalunie een radiocursus Nederlands voor Franstaligen ontwikkeld. Deze cursus, die wordt uitgezonden door de BRT-Wereldomroep, Radio Nederland Wereldomroep en de RTBF is een poging om Franstaligen op een leuke en eenvoudige manier te laten kennismaken met het Nederlands zoals dat ten noorden en ten zuiden van de Moerdijk wardt gesproken en geschreven.
Het concept van de cursus ziet er als volgt uit. Er zijn dertien lessen die elk bestaan uit een radiogedeelte en een handboekgedeelte. Het radiogedeelte is een aflevering van een hoorspel dat geschreven werd door de Amsterdamse auteur en publicist Dick Walda. Het is een schitterend Noord-Zuidverhaal waarin een Amsterdams restaurateur, Roelof Viergever, op weg naar Parijs zijn Antwerpse liefje, Lieve Fonteyne oppikt, met haar een ongeval krijgt in Parijs en daardoor in allerlei verwikkelingen terechtkomt. Elke aflevering duurt zowat 20 minuten en wordt aangevuld met een kort didactisch praatje. Daarnaast is er een handboek beschikbaar van L. Beheydt en J. de Geest dat nauw bij het verhaal aansluit, zelfs wat sfeerscheppende uitbreidingsdialogen biedt, tevens aansluitende teksten en verder elementaire grammatica en veel oefeningen. Bijzondere aandacht gaat daarbij naar de woordenschatverwerving die op een originele manier wordt aangepakt en naar simpele situationele dialoogjes die praktisch bruikbaar zijn.
De vier onderdelen: het hoorspel, het didactisch commentaar, het handboek en de audio-cassette vullen elkaar aan en vormen één geheel. Het hoorspel biedt een situationeel kader waarin het eenvoudige taalgebruik juist en aangepast functioneert. Het didactisch commentaar geeft toelichting van grammaticale en situationele aard en fungeert meteen als overgang van het spel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar het echte werk dat de leerder aan de hand van het leerwerk en de audio-cassette zelf moet doen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. MethodeEen radiocursus is uiteraard niet hetzelfde als een traditionele talencursus: die biedt andere mogelijkheden, maar heeft ook andere beperkingen. De twee belangrijkste karakteristieken van een radiocursus zijn enerzijds de afwezigheid van een begeleidend docent die de studenten individueel volgt en anderzijds de mogelijkheid om de studenten auditief levendig en levend taalgebruik aan te bieden. Die twee kenmerken maken een aparte aanpak van het leerproces noodzakelijk.
De afwezigheid van een begeleidend docent maakt dat de oefeningen van het gesloten type zijn en slechts één correct antwoord hebben; er is immers geen controlerende instantie waarbij men terecht kan met zijn vragen. En aangezien de oefeningen niet gecorrigeerd worden, verdient het aanbeveling dat er slechts één correcte oplossing is. Anderzijds biedt de audio-mogelijkheid de kans om de student op een natuurlijke manier vertrouwd te maken met de gesproken taal. Aangezien in recente receptieve methodes zoals de receptiefhandelingspsychologische benadering (C. Schouten-van Parreren, 1983) en de audio-lexicale aanpak (S. van der Ree, 1983 en E. Nieuwborg, 1984) een leerstrategie wordt aanbevolen waarin de nadruk wordt gelegd op het oefenen van luistervaardigheid in samenhang met leesvaardigheid, vooral in de aanvangsfase en waarin de woordenschatverwerving speciale aandacht krijgt, is voor deze cursus nauwe aansluiting gezocht bij deze respectievelijke methodes. Het didactisch primaat van luisteren, lezen en woordenschat in ‘Doet u mee?’ vinden wij verantwoord omdat wij ervan overtuigd zijn dat verwerving onbewust kan plaatsvinden via begrijpelijke ‘input’ (vgl. Schulz, 1986). De uitwerking van die receptieve methodologie ziet er dan als volgt uit. De student begint met de tekst op de bij de cursus geleverde audio-cassette. Deze tekst is meestal eenvoudig en bevat de ankerwoordenschat, dat wil zeggen de woordenschat die nodig is om de rest van de les te kunnen volgen. Dat is echter ook de woordenschat die als ankerpunt dient om de dialogen van de begeleidende hoorspelaflevering te kunnen volgen. Wie de woordenschat van de audiotekst kent - en die is ook in geschreven vorm in het handboek te vinden - kent meteen voldoende woorden om het verhaal van het hoorspel te kunnen volgen. Hij kan dan wel niet elk woord van de aflevering verstaan, maar hij moet in staat zijn om de draad van het verhaal te volgen. Hiermee doen we recht aan het bekende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
didactische principe van Krashen dat men voor een goed leereffect materiaal moet aanbieden dat zich iets boven het kennisniveau van de leerder bevindt (het zogenaamde i + 1 - niveau) (Krashen, 1981). Het voordeel van dit uitgebreide aanbod luister- en leesmateriaal is dat we zinvolle resultaten kunnen verwachten op korte termijn. De cursist krijgt meteen een indruk van praktische bruikbaarheid. Hij ervaart dat hij op weg geholpen wordt om reëel materiaal van radio, TV en lectuur te begrijpen.
Uiteraard is er gezorgd voor zo authentiek mogelijk klinkende teksten om de cursist juist vertrouwd te maken met reëel taalgebruik. Maar om de toegang te vergemakkelijken is bij de audio-teksten de geschreven tekst mee bezorgd. Die moet vooral dienen om het correct segmenteren en discrimineren te bevorderen. De hoorspelaflevering fungeert dan als een iets moeilijker praktische toepassing, die echter intrinsiek motiverend is omdat het verhaal zo spannend is.
Wat de teksten van de audio-cassette betreft, is er gestreefd naar simpele maar authentiek klinkende dialogen waarin de situatie de betekenis kan helpen verduidelijken. De dialogen bestaan niet noodzakelijk uit volledige zinnen, maar - zoals echte spreektaal - uit flarden zinnen, korte antwoorden, beperkte reacties enzovoort.
De aansluitende, simpele luisteroefening verplicht tot aandachtig luisteren, zodat niet alleen de betekenis duidelijk wordt, maar dat tegelijkertijd de conversatieroutines de kans krijgen om met intonatie en al in te sijpelen en te beklijven.
Tot zover iets over de methode van deze cursus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. WoordenschatWat is er nu zo opmerkelijk aan de woordenschat in deze cursus? Twee dingen: ten eerste de selectie en ten tweede de aanbieding en inoefening. De selectie is apart omdat er niet alleen gestreefd is naar een lexicon dat te overzien is, maar omdab er bovendien een taalspecifieke selectie is. De cursus bestaat uit dertien lessen. Daarin is een woordenschat verwerkt van circa 2.000 woorden, ongeveer de woordenschat van het Basiswoordenboek Nederlands van De Kleijn en Nieuwborg. Daarbij is er echter voor gezorgd dat in de eerste helft van het boek, namelijk in de eerste zeven lessen, de woordenschat beperkt | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bleef tot de duizend meest gebruikte woorden van het Nederlands, zoals die te vinden zijn in de Woordenlijst elementaire kennis van Beersmans en Beheydt. Deze toch al zorgvuldige selectie wordt aangevuld met een beperkte verhaalgebonden en een brontaalspecifieke woordenschat. De verhaalgebonden woordenschat is de woordenschat die strikt noodzakelijk is om het verhaal te kunnen volgen en die in het verhaal voortdurend terugkeert. De cursist weet al dat het verhaal hier draait om een verhouding tussen een restaurateur en een eigenares van een antiekzaak. Het zal hem dan ook niet verwonderen dat in de cursus woorden als ‘schilderij’ of ‘antiekzaak’ voorkomen, maar die worden dan én contextueel én door middel van een tekening of plaatje ondubbelzinnig aangeboden. Wat de taalspecifieke selectie betreft, daar is het uitgangspunt geweest dat deze cursus geschreven is voor Franstaligen en dat die Franstaligen in hun moedertaal al over heel wat woorden beschikken die ofwel volledig overeenstemmen met Nederlandse woorden, of daar in klankstructuur, spelling en/of betekenis erg veel op gelijken. Deze zogenaamde ‘cognates’ zijn voor de leermiddelenontwerper meegenomen extra's. Een paar voorbeelden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uiteraard zitten hier een paar problemen aan vast met ‘faux amis’, ‘dwaalduiders’ die de leerder op een verkeerd spoor zetten of hem laten verdwalen, omdat bij voorbeeld het equivalent van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het Nederlandse ‘horloge’, in het Frans ‘montre’ is en niet het bestaande Franse woord ‘horloge’ of omdat aan de Nederlandse woorden ‘bal’ en ‘soep’ in het Frans telkens twee woorden beantwoorden namelijk ‘balle’ en ‘ballon’ en ‘soupe’ en ‘potage’, of omdat het Franse woord ‘lettre’ behalve ‘letter’ ook ‘brief’ betekent in het Nederlands. Maar dat zijn kleinere problemen, waar men wel op bedacht moet zijn, maar die gemakkelijk ondervangen kunnen worden. In elk geval levert deze contrastieve aanpak van het woordenschatprobleem een hoeveelheid extra woorden op die de leerder al bij voorbaat kent en die we dus op receptief vlak, dat wil zeggen in de teksten en dialogen vrijelijk kunnen gebruiken zonder hem voor problemen te stellen. Dat dit enorme mogelijkheden biedt voor de tekstvariatie en de verlevendiging van de dialogen behoeft geen betoog, als u bedenkt dat het bovenstaande lijstje alleen gebaseerd is op de eerste zeven lessen. Als u een illustratie wilt van die mogelijkheden, dan verwijs ik graag naar de leestekst ‘over restaureren’ op p. 109 van Doet u mee .
Niet alleen de selectie van de woordenschat, ook de aanbieding en de inoefening ervan ligt wat buiten het gewone. Bij de aanbieding is er bij voorbeeld nauwkeurig voor gezorgd om - vooral in de eerste lessen - de nieuwe concreta waar mogelijk met een begeleidende tekening of foto in te voeren. Andere woorden worden cursief gezet en krijgen een Franse vertaling in de marge. Heel wat van de woordenschat wordt overigens via plaatjes ingevoerd en dan nog veelal thematisch en/of functioneel (cf. p. 17, p. 33, n.a.v. de kleuren; p. 38, n.a.v. de klanken; p. 44 n.a.v. de partitieve genitief en i.v.m. eten; p. 56 n.a.v. de beroepen; p. 64 n.a.v. pictogrammen; p. 66-67 n.a.v. de bijvoegelijke naamwoorden; p. 96 n.a.v. het thema ‘eten’; p. 87 n.a.v. het thema ‘lichaam’). Die woordenschat wordt na invoering zo vaak mogelijk herhaald in diverse contexten, zowel teksten als dialogen, zodat hij de kans krijgt via de herhaling in het lange geheugen door te dringen (cf. Beheydt, 1985). Verder worden er woordenschatoefeningen aangeboden die via allerlei attributen de te leren woorden oproepen en hopelijk ook doen beklijven (cf. bijlage). Alle principes van de handelingspsychologische leerstrategie zijn hier aangewend: de leerder wordt verplicht tot mentaal omgaan met de woorden via pregnante contexten (p. 14), via voorstellingen (p. 17, p. 33, p. 79), via grammaticaoefeningen (p. 62) en conversatieoefeningen (p. 70). Het voortdurend werken aan het beoogde lexicon moet leiden tot een retentie van een afgebakende woordenschat. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. GrammaticaHoe zit het nu met de grammatica in deze cursus? Ook hier zijn weer verschillende principes vooraf vastgelegd en zo strikt mogelijk gevolgd. Ze zijn samen te vatten in de woorden ’minimaal’, ‘expliciet’, ‘aanschouwelijk’ en ‘contrastief’. Een paar woorden ter toelichting zijn hier wellicht noodzakelijk. ‘Minimaal’ betekent dat hier gestreefd is naar het minimumpakket dat voor een elementair gebruik en begrip van de taal noodzakelijk is. Uitzonderingen en speciale gevallen komen dus nauwelijks aan de orde en er is maximale generalisering en simplificering betracht. De enkele algemene regels die dan wel gegeven worden, worden voor de eenvoud in het Frans geformuleerd en - waar mogelijk - met behulp van een didactische tekening geïllustreerd. De grammatica wordt echter wel ‘expliciet’ aangeboden, dit vanuit de overweging dat volwassenen, en zeker volwassenen die zelfstandig zonder leraar een taal leren, behoefte hebben aan cognitieve steun en expliciete, duidelijke regelschema's om de regelmatigheden te leren. Men kan er niet van uitgaan dat een radiocursist op grond van het beperkte taalaanbod gemakkelijk zelf de regels inductief zal achterhalen. De grammatica is opgesteld vanuit een contrastief standpunt, dat wil in concreto zeggen dat aspecten van de grammatica die van het Nederlands verschillen of die voor Franstaligen een bekend probleem vormen meer aandacht en oefening krijgen. Zo is bij voorbeeld bekend dat het bezittelijk voornaamwoord in het Frans congrueert met het substantief dat erop volgt en niet zoals in het Nederlands met de bezitter. Dat wordt contrastief aangeboden met behulp van twee tekeningen waaronder staat:
En daaronder staat in een kadertje: En néerlandais, le pronom progressif est déterminé par le possesseur. (p. 27-28) Op die manier hopen wij de basisregels die traditioneel problemen opleveren vlot over te brengen. De meteen aansluitende oefeningen moeten dan zorgen voor het inslijpen van de regels. Uiteraard zijn de oefeningen hier weer van het gesloten type, aangezien de controlerende instantie van de leraar ook hier weer noodgedwongen ontbreekt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. De taalTen slotte nog een woordje betreffende de taal in deze cursus. In woordkeuze en grammatica is gekozen voor een ondubbelzinnig algemeen Nederlands, dat wil in concreto zeggen een Nederlands dat noch door de gemiddelde Noordnederlander, noch door de gemiddelde Vlaming als specifiek Noordelijk of Zuidelijk taalgebruik wordt ervaren. Anderzijds is ervoor gezorgd dat de Hollanse personages uit het hoorspel echte Noordnederlanders waren en dat de Vlaamse personages Vlamingen waren. De stem van Roelof wordt ingesproken door een Amsterdams acteur, terwijl Lieve door een Vlaamse actrice vertolkt wordt. Op die manier wordt recht gedaan aan de articulatiebasissen van het Nederlands. Een enkele keer was er wel een specifieke taalaanpassing nodig volgens het personage, maar het ging hier meestal toch om details. Zo vond de Amsterdamse acteur dat hij onmogelijk ‘ze’ over de lippen kon krijgen om te verwijzen naar een broek en dus werd ‘Die broek is toch niet vuil en ze zit zo gemakkelijk’ herschreven als ‘Die broek is toch niet vuil en hij zit zo gemakkelijk’ (p. 50). Voor andere taalverschillen met betrekking tot woordenschat (‘hemd’ tegenover ‘overhemd’), (‘leuk’ tegenover ‘plezierig’), syntaxis (werkwoordelijke eindgroep) of idioom (‘twintig voor vier’ tegenover ‘tien over half vier’) werd een pragmatische oplossing gezocht. En in elk geval leverde het Noord-Zuidverschil geen wezenlijke problemen op voor het samenstellen van deze cursus. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Vous êtes dans un restaurant]
Goede avond.
Réponse: ...
Alstublieft, het menu.
Réponse: ...
Alstublieft. Wat had u als voorgerecht gewild?
Réponse: ...
En als hoofdgerecht?
Réponse: ...
En wilt u aardappelen of friet?
Réponse: ...
En wat had u willen u drinken?
Réponse: ...
Hebt u al een dessert gekozen?
Réponse: ...
Dat is genoteerd. Wilt u daarna koffie?
Réponse: ...
Dank u, dat is alles.
Réponse: ...
7.6 OEFENING
Notez le mot approprié. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|