Colloquium Neerlandicum 10 (1988)
(1989)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdHandelingen Tiende Colloquium Neerlandicum. Colloquium van docenten in de neerlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 101]
| |||||||
1. Inleiding: onderzoeksperiodeOp basis van een intern gepubliceerde databank van Nederlandse literatuur in Deense vertaling (Verhoeven en Van de Poel 1988) kunnen er binnen de vertaalactiviteit van het Nederlands naar het Deens, in de periode van 1841 tot 1988, enkele zwaartepunten en tendensen aangeduid worden. | |||||||
2. Verschillende genres binnen de vertaalactiviteitHet grootste deel van de publicaties in deze periode bestaat uit kinderliteratuur, waarvan de uitgave gedurende de laatste decennia exponentieel gestegen is. Sinds 1960 wordt dit teksttype dan ook onder een afzonderlijk trefwoord vermeld in de Deense nationale bibliografie (Dansk Bogfortegnelse). ‘Kinderliteratuur’ moet heel ruim opgevat worden. Het omvat enerzijds traditionele sprookjes, jeugdromans en strips en anderzijds meer educatief materiaal als lees-, speel- en kijkboeken. Een tweede teksttype binnen de vertalingen is ‘hobbyboeken’, van planten-, tuin-, macramé-, knutsel- en reis- tot kookboeken. Vervolgens is er een categorie ‘religieuze boeken’, vooral vertegenwoordigd met geïllustreerde kinderbijbels en boeken met levenswijsheid. Numeriek niet de grootste groep, maar het middelpunt van ons onderzoek is de ‘volwassenenliteratuur’, die opgedeeld kan worden in (a) ‘volwaardige literatuur’, belletrie of fictie en (b) ontspanningslectuur, meer neigende naar de populaire ‘heimatroman’ en detectiveroman. Om de term ‘volwassenenliteratuur’ inhoud te geven werd gebruik gemaakt van de Moderne Encyclopedie van de Wereldliteratuur en het Kritisch Literatuurlexicon na 1945 . Op basis van opname in een van bovengenoemde werken werd het onderscheid gemaakt tussen beide categorieën volwassenen-literatuur enerzijds en kinderliteratuur anderzijds. | |||||||
[pagina 102]
| |||||||
3. Omvang van de vertaalactiviteitDe databank omvat 221 titels waarvan een deel privédrukken zoals kerstbijlagen bij kranten (bij voorbeeld Jacob van Lenneps Turneringen i Harlem. Historisk Roman , Stubbekjöbing, Jordan, 1863), verdeeld over 135 auteurs. Deze titels omvatten ook de vertalingen van reeksen, zoals het geval is voor de succesauteur Willy Corsari, die uitzonderlijke oplages van 10.000 kende en bovendien heel wat herdrukken toebedeeld kreeg. Dit geldt eveneens voor Hans Martin, die met 19 titels vertegenwoordigd is. Bovendien is ook van een aantal werken aanvankelijk slechts een uittreksel op de markt gebracht, zoals Multatuli's Max Havelaar (Kobenhavn, 1901), die pas naar aanleiding van de film een volledige en herwerkte vertaling kende. Hetzelfde geldt voor Ik Jan Cremer (Vendelkaer, 1968). | |||||||
4. Vertaalactiviteit in tijdsperspectiefBekijken we de vertaalactiviteit vanuit historisch perspectief dan valt op dat er aanvankelijk vrij snel vertaald werd na het verschijnen van het oorspronkelijk Nederlands werk. Dit is het geval voor alle vertalingen van Hendrik Conscience. De Boerenkrijg bij voorbeeld is uitgekomen in 1853 en de Deense vertaling Bondekrigen (1798) (Nyköbing) is van 1855. De pieken van de vertaalactiviteit zijn terug te voeren tot de periode 1940-1950 en in mindere mate tot de periode 1850-1860 (zie figuur 1). Vooral 1940 is belangrijk omdat er op dat moment ook een verhoogde uitgave van non-fiction opvalt met onder andere reisgidsen, grammatica's en werken over fonetiek. | |||||||
5. Verklaringsmodel voor de verhoogde taalactiviteitDeze verhoogde activiteit en het afglijden in sporadisch vertalen kan terug te voeren zijn tot enkele factoren. Ik wil hier ingaan op twee factoren: de vertaler en de uitgever. Voor de receptie verwijs ik naar Diederik Grit's artikel ‘Nederlandse literatuur in Deense ogen 1900-1980’ (1980). | |||||||
[pagina 103]
| |||||||
Figuur 1: aantal vertaalde boeken Nederlandse literatuur
(Nederland en Vlaanderen) in de 19de en 20ste eeuw
| |||||||
5.1. De vertalerDe vertaling van Nederlandse literatuur in het Deens heeft enorm veel te danken aan de bijdrage van Clara Hammerich (1928-1972), die dankzij een ruime kennissenkring en haar ruime ervaring hoog aanzien genoot. Zij heeft meer dan 300 titels vanuit verschillende talen in het Deens vertaald waarvan 69 titels onder Nederlandse volwassenenfictie gerangschikt kunnen worden. Hier moet echter aan toegevoegd worden dat heel wat van deze werken in de brontaal al kwaliteitsverschil vertonen en niet allemaal tot eersterangs of kwaliteitsfictie gerekend kunnen worden zoals bij voorbeeld het geval is voor Willy Corsari. Ongeveer dezelfde periode waarin Clara Hammerich opereerde, wordt gedekt door twee andere vertalers: Bodil Anker Larsen met 40 titels en Hedda Syberg met 24 titels. Voor de periode die eraan voorafgaat noemen we Emma Kraft, de Deense kinderboekenschrijfster die alle 17 vertalingen voor haar rekening nam in de | |||||||
[pagina 104]
| |||||||
periode 1914-1924. Als curiosum dient vermeld, dat het Nederlands vertaalpad door mannen slechts zeer sporadisch bewandeld werd. Erik Bertelsen, Erik Kjelsgaard, Niels Christian Lindter, Kay Nielsen, Vagn Simonsenen en Jan F. de Zanger, allen vertaalden slechts één werk uit het Nederlands. | |||||||
5.2. De uitgeverNaast de concentratie rond de vertaler is er een duidelijke concentratie rond enkele uitgevers. Van de zeven die het vaakst voorkomen, leiden Schonberg met 51 titels en Jespersen & Pio met 41 titels, en dit vooral in de periode waarin Clara Hammerich actief was, wat te maken had met de persoonlijke relaties van de uitgevers in kwestie. Bovendien moet vermeld worden dat een aantal uitgaven extern gesubsidieerd werden. Als conclusie kunnen we dus eigenlijk stellen dat vertaalactiviteit gerelateerd is aan de toevallige bekendheid van een beperkt aantal mensen met de Nederlandse literatuur. | |||||||
6. De canon: wat en hoe wordt er vertaald | |||||||
6.1. De vertalingen zelf of ‘wat is een canon waard’Als we nader bekijken wie of wat vertaald werd, levert dit bitter weinig resultaat op wat betreft representatie van de Nederlandse canon, waarmee bedoeld wordt: wat er aan literaire meesterwerken uit de Nederlandse cultuur overgeleverd wordt en nog steeds kan aanspreken. Buiten Cats, Conscience en Multatuli is er niets van de oudere literatuur vertaald. Voor de twintigste eeuw zijn er wel enkele ‘grote’ namen vertegenwoordigd, maar niet noodzakelijk met een hoofdwerk, ik noem W.F. Hermans met alleen De donkere kamer van Damocles . Daarentegen zijn er wel veel heruitgaven of volledige uitgaven na gedeeltelijke versies zoals Jan de Hartogs Gods Geuzen (19581 -19642) of Multatuli's Max Havelaar (1901-1981). Daarnaast zijn er vijf anthologieën uitgegeven die proberen een breder spectrum uit de Nederlandse literatuur aan te bieden. De jaren tachtig zien de uitgave van Frank Martinus Arions Dubbelspel (uitgeverij Hekla, 1983), Jeroen Brouwers' Bezonken rood (Gyldendal, 1985), Oek de Jongs Cirkel in het gras (Gyldendal, 1987), Etty Hillesums Het verstoorde leven (Lindthardt og Ringhof, 1983), Anja Meulenbelts Voor onszelf: vanuit vrouwen bekeken: lijf en seksualiteit (Modtryk, 1982), Harry Mulisch' De aanslag (Gyldendal, 1986), Multatuli's Max Havelaar of De koffieveilingen der Nederlandsche Handel-maatschappij | |||||||
[pagina 105]
| |||||||
(Hekla, 1981), Cees Nootebooms Rituelen (Lindthardt & Ringhof, 1987) en Jona Oberski 's Kinderjaren (Tiderne Skifter, 1987). | |||||||
6.2 De verhouding Nederlands Noord en ZuidDe verhouding tussen Nederlandse en Nederlandstalige auteurs uit Vlaanderen is veranderd door de tijden heen. Waar Conscience met 19 titels vertegenwoordigd is, is er geen spoor te bekennen van de canon met Boon, Claus, Geeraerts, Gezelle enz. (zie figuur 2). Wel vertegenwoordigd is Timmermans, met vijf titels, wat misschien ook te verklaren valt vanuit een interesse in het Duitse taalgebied. Verder zijn er Walschap, De Pillecijn, Elsschot, Gijsen, Streuvels, Jonckheere met elk één titel. Vertaald, maar niet uitgegeven zijn Gezelle, Gilliams, Teirlinck (cf. Grit, 1980). Figuur 2: percentuele verhouding vertaalde boeken uit
Nederland en Vlaanderen Vlaanderen 12% - Nederland 88%
| |||||||
6.3 Vertalen via een omweg of discrepantie tussen bron- en doeltekstVanaf 1960 kunnen we nagaan of de vertaling eventueel via een andere taal gemaakt werd. Dit is bij voorbeeld het geval voor Clara Asscher-Pinkhofs Sterrekinderen (Unitas, 1964), dat via de Duitse vertaling tot stand gekomen is. Dit procédé komt echter veel meer voor bij kinderboeken, zoals bij de Dick Bruna-reeks | |||||||
[pagina 106]
| |||||||
die via het Engels vertaald werd en bij religieuze boeken zoals Phil Bosmans via het Duits. Bron- en doeltekst staan niet in een één-op-één relatie en veel van de kwaliteit van het uiteindelijke werk is afhankelijk van de eerder uitgevoerde vertaling. | |||||||
7. Conclusie en toekomstperspectiefDe concentratie van de vertaalactiviteit van het Nederlands naar het Deens is terug te voeren tot ruwweg twee periodes, twee vertaalsters en twee uitgevers. Indien dit indicatief is voor wat er in andere landen met de Nederlandse literatuur gebeurd is en nog gebeurt, moet er misschien een andere weg bewandeld worden. Ondanks het feit dat de westerse samenleving evolueert van het scribale naar het visuele (cf. het duwtje in de rug dat de heruitgave van de Max Havelaar kreeg door de film), geloof ik dat de buitenlandse lectoraten een actieve rol in dit proces kunnen spelen. Op micro-niveau speelt dit bewustmakingsproces zich concreet af bij de studenten, in welk geval collectief vertalen als het ware een therapeutische functie krijgt en een instigatie tot een loopbaan als vertaler kan zijn. Vertalen kan hier bovendien een dubbele functie hebben, namelijk als kennismaking met literaire werken, hun waarde, maatschappelijke terugslag en culturele groeibodem, en tegelijk als inleiding in de vertaalwetenschap en vertaalkunde. Op het macro-niveau kan een lectoraat als dusdanig aan cultuurverspreiding en beeldvorming doen, indirect via de studenten, maar ook direct via artikelen, publicaties en als service- of consulent-instituut voor uitgevers. Het kan daarom een zeer concrete taak van de buitenlandse lectoren zijn een service-functie te vervullen naar het uitgeversbedrijf toe, waar een bewustmaking voor het voeren van een echte vertaal- en literaire politiek soms noodzakelijk is. Dit werd in Aarhus in eerste instantie geprobeerd door het in opdracht lezen van Nederlandse kinderboeken, die samengevat en geëvalueerd werden en waarbij een inzicht in het typisch Nederlandse verstrekt werd door het maken van een korte proefvertaling. Van hieruit werd overgegaan tot het uitproberen van iets gelijkaardigs voor volwassenenfictie. Wij zijn daarbij van de veronderstelling uitgegaan dat informatieverstrekking aan uitgeverijen mogelijkerwijze een positieve invloed op de beeldvorming en vertaal-activiteit zou kunnen uitoefenen. De vorm waarin dit gebeurt, is het systematisch verstrekken van een inhoudelijke samenvatting, een oordeel aan de hand van Nederlandse recensies voor een Deense doelgroep en een korte vertaling van een representatief stuk uit het nieuw verschenen werk. Daarbij is het de bedoeling dat het | |||||||
[pagina 107]
| |||||||
ventuele hieruit voortvloeiende vertaalwerk vanuit de uitgeverij verder gedelegeerd wordt naar beroepsvertalers. Bij het schrijven van dit stuk zijn er nog geen concrete resultaten van deze informatiepolitiek voor te leggen, maar we rekenen op een aanloopperiode van ongeveer een jaar. Een concreet voorbeeld van een verweving van beide niveaus is de anthologie Leven is liefde (samenstelling K. Van de Poel, Aarhus University Press, 1987). Het is een collectief vertaalproject, dat ervoor opteerde een subjectieve en eclectische weergave te zijn van wat leefde en leeft in Nederland en Vlaanderen tussen 1968 en 1986 en blijkens de receptie in het bronland op een of andere manier opviel, hetzij met betrekking tot het scribale en de canon (bij voorbeeld Hugo Claus, Jef Geeraerts, Mireille Cottenjé, Renate Dorrestein) hetzij met betrekking tot het visuele (Herman van Veen, Paul van Vliet, Toon Hermans en anderen). Bovendien is het geconcipieerd voor een niet-specialistische doelgroep. | |||||||
Bibliografie
|
|