| |
| |
| |
[Vertaling en literatuur]
De Nederlandse literatuur in vertaling Guy Vandeputte
Een onderwerp als ‘de Nederlandse literatuur in vertaling’ kan men vanuit meer
dan één invalshoek benaderen. Over de receptie van de Nederlandse en Vlaamse
literatuur in vertaling is al een en ander gepubliceerd, onder meer in het
onvolprezen tijdschrift
Ons Erfdeel
. Tijdens dit colloquium zijn er bovendien diverse korte lezingen over
de receptie van onze literatuur in onder meer Polen, Denemarken, Zweden en
Duitsland. Ik wil het vooral hebben over de manier waarop onze letteren in het
buitenland worden ondergebracht, over de personen en instellingen die hierbij
een rol spelen en over de problemen die zich hierbij kunnen voordoen.
| |
1. Inleiding
| |
1.1 Algemeen: het onderbrengen van een boek in het buitenland, de rol
van de uitgever en de literaire agent
Alvorens in te gaan op het onderbrengen van Nederlandstalige belletrie in
het buitenland, wil ik graag een algemene schets geven van de manier
waarop een boek, uit om het even welk land, aan de buitenlandse man
wordt gebracht.
Een uitgever die een door hem uitgegeven boek in het buitenland wil
onderbrengen, kan via verschillende wegen proberen zijn doel te
bereiken. Hij kan, doodeenvoudig, een exemplaar van het boek, met de
nodige informatie over auteur en verkoopcijfers en een aantal - bij
voorkeur lovende - recensies, aan een buitenlandse collega sturen. Als
het een grote uitgever betreft, kan hij dit werk overlaten aan de
‘foreign rights’-persoon, iemand die speciaal is aangetrokken om het
fonds aan buitenlandse collega's te slijten. Veel uitgevers in de
Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Duitsland en Italië hebben een
‘foreign rights department’.
Diezelfde uitgever kan ook een beroep doen op een literair agent, wiens
werk min of meer te vergelijken is met dat van een makelaar: ook hij
bemiddelt tussen koper en verkoper. Slaagt deze agent erin een boek te
plaatsen in het buitenland, dan krijgt hij 10, 15, soms zelfs 20% van de
inkomsten voortvloeiend uit de | |
| |
transactie. De agent, die
niet altijd even vertrouwd is met de uitgeverswereld van een bepaald
land, doet vaak een beroep op een collega in dat land die dan fungeert
als ‘subagent’ en in geval van een succesvolle bemiddeling, hiervoor
gehonoreerd wordt.
Het spreekt vanzelf dat een uitgever uit een groot taalgebied minder
problemen ondervindt om zijn boeken vertaald te krijgen dan zijn collega
uit bij voorbeeld Nederland. Een Amerikaanse of Franse uitgever hoeft
niet te investeren in een dure vertaling, want op de buitenlandse
uitgeverij is er altijd wel iemand te vinden die Frans of Engels kent.
En zelfs als hij zich helemaal niet inspant om zijn boeken vertaald te
krijgen is het niet ondenkbaar dat dit toch gebeurt. Immers, zijn
buitenlandse collega's krijgen zijn fonds- en aanbiedingscatalogi
toegestuurd en zijn geabonneerd op de vakbladen uit de grote
taalgebieden, zoals het Amerikaanse Publisher's Weekly
en het Engelse The Bookseller. Ze kunnen dus nog
altijd zelf die Amerikaanse of Franse roman opvragen of hiervoor een
literair agent inschakelen. Het is dus duidelijk dat een uitgever uit
een groot taalgebied minder aan de weg hoeft te timmeren om zijn boeken
vertaald te krijgen dan zijn collega uit pakweg Nederland of
Finland.
| |
1.2 Specifiek: het onderbrengen van literatuur uit een klein
taalgebied. De situatie in Nederland en Vlaanderen
Het feit dat een uitgever werkzaam is in een klein taalgebied hoeft
daarom nog niet in te houden dat hij geen vakman is. De Nederlandse
uitgevers staan internationaal in hoog aanzien en iedereen die wel eens
op de Frankfurter Buchmesse is geweest, de belangrijkste boekenbeurs ter
wereld, zal het zijn opgevallen dat de Nederlandse vertegenwoordiging
zonder meer indrukwekkend is.
Maar ook al zijn uitgevers uit kleine taalgebieden niet minder
professioneel dan hun collega's uit de grote taalgebieden en al geven ze
meestal meer vertalingen uit dan deze laatsten, het valt ze niet licht
om het buitenland te overtuigen van de waarde van hun eigen literatuur.
Een buitenlandse uitgever leest doorgaans geen Fins of Nederlands en
vindt niet zo gauw een ‘reader’ die een in die taal uitgegeven boek kan
lezen en beoordelen. Voor een Nederlandse uitgever heeft het dan ook
nauwelijks zin om een boek in de originele editie aan te bieden in het
buitenland. Een literair agent kampt met hetzelfde probleem, afgezien
van het feit dat, een enkele uitzondering buiten beschouwing gelaten,
een Nederlandstalig boek in vertaling geen bestseller wordt. En een
agent moet kunnen leven...
Een van de bekendste Nederlandse literair agenten, Henk Prins, zegt in
Het nieuwsblad van de boekhandel
van 27 September 1979, in een ‘special’ over het vertaalde
boek: ‘Ik ben nu 24 jaar als | |
| |
agent bezig en ik heb jarenlang
serieus geprobeerd Nederlandse boeken in het buitenland geplaatst te
krijgen. Het is een paar keer gelukt maar succes heeft het nooit gehad.’
En in het tijdschrift
Boekenpas
van oktober 1985 laat een andere literair agent, Coen Rombach, een soortgelijk geluid horen:
‘Het was altijd mijn ideaal om voor Nederlandse schrijvers te werken,
toen ik begon. Ik wilde mijn visie geven, bijsturen. Dit bleek niet
rendabel, want Nederlandse schrijvers zijn in het buitenland nauwelijks
te verkopen.’
Dit neemt niet weg dat er af en toe een Nederlandstalig boek door
bemiddeling van een literair agent een buitenlandse uitgever vindt, maar
daarover straks meer. Feit is dat, om met een redelijke kans op succes
een Nederlands boek onder te brengen in het buitenland, een - liefst
volledige - vertaling in een van de grote talen wenselijk is evenals,
wat niet minder belangrijk is, een zo goed mogelijk georganiseerde
aanpak van de buitenlandse markt.
| |
2. De Stichting ter Bevordering van de Vertaling van Nederlands
Letterkundig Werk
| |
2.1. Ontstaan en structuur
Medio de jaren vijftig, om precies te zijn in december 1954, werd, op
initiatief van het toenmalige Ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, een instelling in het leven geroepen waarvan de
doelstelling in de naamgeving besloten ligt: de Stichting ter
Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk, in de
omgang afgekort tot Stichting voor Vertalingen. Het bestuur bestond uit
vertegenwoordigers van de organisaties die de Stichting feitelijk hadden
opgericht, namelijk de Koninklijke Nederlandse Uitgeversbond, de
Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, de Vereniging van
Letterkundigen en het P.E.N. -centrum voor Nederland.
Sinds 1960, toen na een in 1959 in Antwerpen gehouden Algemene
Conferentie der Nederlandse Letteren werd besloten dat Nederland en
Vlaanderen gezamenlijk hun literatuur in het buitenland zouden gaan
promoten, hebben ook vier Vlamingen zitting in het bestuur. Zij
vertegenwoordigen respectievelijk het P.E.N. -centrum voor Vlaanderen,
de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen, de Vereniging ter Bevordering
van het Vlaamse Boekwezen en de Koninklijke Nederlandse Academie voor
Taal- en Letterkunde.
Het bestuur komt minimaal vier keer per jaar bijeen, afwisselend in
Vlaanderen en Nederland. De bestuursvergaderingen worden verder
bijgewoond door de directeur en door waarnemers van de subsidiegevers:
het Nederlandse Ministerie van Welzijn, | |
| |
Volksgezondheid en
Cultuur en het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. De Stichting voor
Vertalingen wordt volledig gesubsidieerd door deze ministeries maar
neemt geheel zelfstandig beslissingen. In een brief van 4 augustus 1954
aan de voorzitter van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, een
paar maanden voor de Stichting officieel werd opgericht, schreef de
toenmalige minister van O.K. & W., mr. Cals: ‘Ik wil overigens
op de samenstelling van het bestuur of de keuze der oprichters geen
invloed uitoefenen. Ik sta namelijk op het standpunt, dat de stichting
een particuliere aangelegenheid dient te blijven, waarin het Rijk niet
zal zijn vertegenwoordigd. Het Rijk zal zich beperken tot het verlenen
van subsidie ten bate van haar activiteiten, doch zal verder geen
invloed uitoefenen op de handelingen der stichting.’
De werkzaamheden van de Stichting worden verricht door een bureau, waar
momenteel vijf personen, waaronder een paar parttimers, werkzaam
zijn.
| |
2.2. Activiteiten
| |
2.2.1. Aanbieding.
De basis van het werk, zij het momenteel iets minder dan vroeger,
wordt gevormd door de aanbieding van Nederlandstalige belletrie aan
buitenlandse uitgevers. Dit gebeurt in overleg met het bestuur, maar
ook met vertalers en Nederlandse en Vlaamse uitgevers. Deze -
schriftelijke - aanbieding houdt in dat een exemplaar van het
originele werk met een gedeeltelijke of zelfs volledige vertaling in
een der grote talen, en met uitgebreide bio-bibliografische gegevens
naar de buitenlandse uitgever wordt gestuurd. In de loop van haar
bestaan heeft de Stichting van een groot aantal boeken
fragmentvertalingen laten maken en zo langzamerhand is er ook vrij
veel verschenen in de grote talen, zodat ook deze edities bij de
aanbieding kunnen worden gebruikt. De laatste tijd is de Stichting
teruggekomen van het laten vervaardigen van fragmentvertalingen; zij
geeft er de voorkeur aan om jaarlijks een paar boeken integraal te
laten vertalen, meestal in het Engels. Het manuscript wordt dan aan
een groot aantal uitgevers aangeboden, overal ter wereld, en de
praktijk heeft geleerd dat dit soort investeringen bijna
gegarandeerd resultaten oplevert. Helaas is het budget van de
Stichting tè beperkt om jaarlijks meer dan een paar boeken integraal
te laten vertalen in een der grote talen.
Tot voor een paar jaar gaf de Stichting een tijdschrift uit, dat een
belangrijk hulpmiddel was bij de aanbieding. In dit blad, opgezet
als kwartaalblad, werden auteurs en hun werk besproken en | |
| |
werden fragmenten van romans, soms ook complete verhalen,
afgedrukt. Ook waren er themanummers, gewijd onder meer aan moderne
poëzie of aan vrouwenliteratuur. Het tijdschrift,
Writing in Holland & Flanders
geheten - en vóór de samenwerking met Vlaanderen
Literary Holland
- bestond aanvankelijk in een Engelse en Franse editie,
daarna alleen nog maar in het Engels; een paar jaar geleden is
besloten, wegens bezuinigingen, die nu eenmaal andere prioriteiten
met zich meebrengen, de publicatie van het blad voorlopig stop te
zetten. Momenteel wordt er nagedacht over een nieuw tijdschrift dat
net als het vorige, gratis zal worden gestuurd aan buitenlandse
uitgevers, vertalers, neerlandici extra muros en andere
belangstellenden.
De aanbieding gebeurt niet alleen schriftelijk. De ervaring heeft
geleerd dat persoonlijke contacten zeer belangrijk zijn. Uitgevers
in diverse landen worden geregeld opgezocht; verder worden diverse
boekenbeurzen bezocht, onder meer de Amerikaanse ABA, de Frankfurter
Buchmesse (op beide beurzen heeft de Stichting een eigen stand), het
Salon du Livre in Parijs en boekenbeurzen in Turijn - dit jaar voor
het eerst gehouden -, Warschau en Moskou. Deze beurzen zijn zeer
nuttig daar men er de productie van de verschillende uitgevers kan
bekijken en nieuwe contacten kan leggen. Bovendien zijn op dat soort
beurzen, met name de nationale zoals Parijs en Turijn, ook kleinere
uitgevers present die vaak de moeite waard zijn. Kleine uitgevers
zijn vaak meer in vertalingen geïnteresseerd dan hun grotere collega
's, soms noodgedwongen want als ze hun uitgeverij starten is het
soms moeilijk om in eigen land nog een auteur van formaat te vinden.
Zo 'n kleine uitgever kan op een bepaald moment echt doorbreken en
moet daarom vanaf het prille begin nauwlettend worden gevolgd. Een
typisch voorbeeld van een kleine uitgever die in vrij korte tijd is
uitgegroeid tot een specialist op het gebied van vertaalde
literatuur is het in Zuid-Frankrijk gevestigde Actes Sud, dat
geregeld Nederlandstalig werk publiceert (onder meer Mulisch, Nooteboom, Haasse, Claus en Michiels).
De Stichting biedt altijd aan in overleg met de rechthebbende(n), dus
met de auteur en/of zijn uitgever. Zij bemiddelt, maar regelt geen
contracten, dit in tegenstelling met een literair agent.
Bij de aanbieding wordt uiteraard vaak overleg gepleegd met de
vertalers, vooral met hen die in het buitenland woonachtig zijn.
Deze laatsten gaan steeds meer optreden als promotor en stellen zich
niet tevreden met een in opdracht van de buitenlandse uitgever of
van de Stichting te maken vertaling. Zij gaan, meer dan ooit, de
buitenlandse uitgevers bestoken met ideeën en voorstellen en zijn
dan ook voor de promotie van onze literatuur van onschatbare waarde.
Dit soort vertaler, een vertaler/promotor eigenlijk, benadert de
buitenlandse uitgever als landgenoot en | |
| |
kent de
literaire smaak van de uitgever en de uitgeverswereld, hetgeen een
enorm voordeel betekent.
Dat veel neerlandici extra muros vertaler of vertaler/promotor zijn
is bekend. Ik wil hier verder niet op ingaan, ook al omdat op het
huidige colloquium uitgebreid het belang van de buitenlandse
neerlandicus als vertaler wordt behandeld in een workshop. Ik wil
dan ook liever geen namen noemen, ook al omdat ik er wel eens zou
kunnen vergeten. Maar het is verheugend vast te kunnen stellen dat
steeds meer vertalers en neerlandici extra muros door hun kennis van
het land waar zij wonen en van de Nederlandse literatuur het
vertaalbeleid van onze letteren mede bepalen. Bij de Italiaanse
uitgeverij Il Quadrante is de redacteur voor vertaalde literatuur
een germanist die uitstekend Nederlands kent en zelf vertaalt (onder
meer
De taal der liefde
van Gerard Reve) en in Moskou is
Joeri Sidorin niet alleen vertaler -
hij doceert ook Nederlands aan de Lomonosov-universiteit en is als
redacteur verbonden aan de uitgeverij Radoega. Ik wacht dan ook met
spanning op het moment waarop mij wordt meegedeeld dat een
neerlandicus extra muros zijn eigen uitgeverij is gestart.
Nu er zo langzamerhand vrij veel boeken in een van de grote talen
zijn vertaald, waardoor er meer materiaal voorhanden is dat in het
buitenland kan worden aangeboden, gaan steeds meer Nederlandse
uitgevers zelf op de aanbiedingstoer, overigens in nauw overleg met
de Stichting. Maar ook de literair agenten krijgen weer
belangstelling. Dat Jona Oberski 's
novelle
Kinderjaren
in een groot aantal talen is vertaald, is vooral te danken
aan de inzet van Ruth Liepmann, een in Zürich gevestigde agente, die
voortreffelijk Nederlands spreekt en een goede reputatie heeft in de
internationale uitgeverswereld.
| |
2.2.2. Steun aan vertaalde uitgaven
Een van de hoofdactiviteiten van de Stichting is in de loop der
jaren, en nu meer dan ooit, de steun aan vertaalde uitgaven
geworden.
Het uitgeven van een vertaling betekent voor een uitgever een extra
financieel risico; immers, bij de gewone kosten - productie,
promotie enz. - komen nog eens de vertaalkosten. Weliswaar
verschillen de vertaaltarieven (soms beduidend) per land, maar een
vertaald boek kost nu eenmaal meer dan een origineel werk. Doordat
de Stichting in bepaalde gevallen de kosten van een vertaling voor
haar rekening neemt - soms gedeeltelijk, soms volledig - kan een
Nederlands boek tegen een acceptabele prijs op de buitenlandse markt
worden gebracht.
| |
| |
Dergelijke financiële steun wordt ook - en vooral - verleend aan
literaire tijdschriften, die het meestal financieel toch al moeilijk
hebben. Doordat de Stichting de vertaalkosten en vaak ook het
honorarium van de inleider/samensteller op zich neemt, kan een
nummer, gewijd aan de Nederlandstalige literatuur, toch nog
verschijnen. Het spreekt vanzelf dat dergelijke subsidies per geval
nauwkeurig worden bekeken. Aangezien het met onze literatuur steeds
beter gaat in het buitenland (of moet ik zeggen minder slecht?) doen
steeds meer uitgevers een beroep op de Stichting voor een
vertaalsubsidie.
Niet alleen Nederland en Vlaanderen, via de Stichting voor
Vertalingen, maar ook andere landen steunen de vertaling van hun
literatuur met (vertaal)subsidies. Dat kleinere taalgebieden ons
voorbeeld hebben gevolgd ligt voor de hand. In de afgelopen tien
jaar zijn stichtingen, min of meer te vergelijken met de Stichting
voor Vertalingen, opgezet in Finland en Noorwegen. In Israël bestaat
al sinds 1962 een instituut voor de vertaling van Hebreeuwse
literatuur; ook de Zweden hebben geld over voor de vertaling van hun
letteren, zij het dan voorlopig vooral naar de grote talen. Maar ook
de grote taalgebieden proberen met overheidsgeld hun literatuur
vertaald te krijgen.
In het inmiddels ter ziele gegane blad
Nieuwsnet
, in een stukje getiteld ‘Daverende successen’ (5 januari
1980), heeft W.F. Hermans het over
‘landen als Engeland, de Verenigde Staten, Frankrijk of Duitsland,
landen die zelf een alleszins toegankelijke, internationaal
vermaarde en exporteerbare literatuur bezitten en dus de
voortbrengselen van hun schrijvers niet met overheidssubsidies
uitventen buiten de grenzen. In die landen bestaan, voor zover ik
weet niet eens zulke stichtingen als de onze’. Ik vrees dat de heer
Hermans voor één keer geen gelijk heeft: in die landen is er wel
degelijk overheidsgeld beschikbaar voor de vertaling van de eigen
literatuur; in West-Duitsland is er Inter Nationes, buitenlandse
uitgevers die Franse literatuur willen uitgeven kunnen via de Franse
uitgever een vertaalsubsidie aanvragen bij het Franse ministerie van
cultuur. Ook hebben de Fransen in New York een Bureau du Livre
Français; bij de oprichting van dit bureau is advies gevraagd aan de
Stichting voor Vertalingen. Ook de Spanjaarden en Italianen geven
vertaalsubsidies via hun ministerie van cultuur.
| |
2.2.3. Verdere werkzaamheden
Het werk van de Stichting voor Vertalingen bestaat niet alleen uit
het proberen onder te brengen van boeken en het geven van een
vertaalsubsidie. De Stichting is meer dan alleen maar een | |
| |
plaatsingsbureau: zij is, in menig opzicht, op literair gebied een
schakel tussen het binnen- en buitenland.
Nadat een Nederlandstalig boek in het buitenland is verschenen,
worden bij de buitenlandse uitgever recensies opgevraagd en wordt
hem te zijner tijd ander of nieuw werk van die auteur toegestuurd.
In samenwerking met allerlei instanties - ministeries, instituten -
worden ‘seminars’ georganiseerd met vertalers, schrijvers en
uitgevers uit andere landen (onder meer met de Scandinavische
landen, Frankrijk en Italië, binnenkort ook met Duitsland). De
Stichting is ook betrokken bij de ‘Writers in residence’. Aan
verschillende Amerikaanse universiteiten verblijven Nederlandse -
binnenkort ook Vlaamse - auteurs die op hun manier onze literatuur
wat bekender maken.
Verder helpt de Stichting vertalers met vertaalproblemen, nodigt ze
regelmatig buitenlandse vertalers en uitgevers uit naar Nederland en
Vlaanderen en stuurt ze geregeld informatie over pasverschenen
boeken aan vertalers van Nederlandse literatuur.
Belangrijk is ook het laten bekijken door geselecteerde adviseurs van
proefvertalingen. Vertalers die voor de Stichting willen vertalen
wordt gevraagd een proefvertaling te maken. Slechts weinig vertalers
blijken de toets te kunnen doorstaan.
| |
3. Problemen die zich kunnen voordoen bij het onderbrengen en vertalen van
Nederlandse literatuur
Er komt uiteraard heel wat kijken bij het zoeken naar een geschikte uitgever.
Belangrijk is dat de buitenlandse uitgever een goede literaire uitgever is, een goede verspreiding heeft en bereid is te
investeren in een auteur. Het gebeurt helaas maar al te vaak - en heus niet
alleen met Nederlandstalige auteurs - dat een uitgever al na één boek
ophoudt met een auteur. Maar het komt ook wel eens voor dat een - gewoonlijk
kleinere - buitenlandse uitgever wel tijd en geld in een Nederlandse auteur
investeert en dan opeens geconfronteerd wordt met het feit dat zijn auteur,
inmiddels wat bekender, zijn nieuwe roman niet bij hem, maar bij een
kapitaalkrachtiger collega wil uitgeven. Meestal is de auteur dan bezweken
voor een (financieel) beter voorstel, maar de kans bestaat dat het nieuwe
boek flopt, de nieuwe uitgever ook niet meer doorgaat en de eerste uitgever
de auteur niet meer terugneemt.
Niet alle buitenlandse uitgeverijen zijn even correct. In sommige landen
neemt men wel eens een loopje met het copyright en vindt men dat de
Nederlandse auteur niet moet zeuren over voorschotten, royalties en
dergelijke; hij mag toch allang blij zijn dat hij | |
| |
wordt
vertaald? Zo kon het gebeuren dat een Braziliaans uitgever de roman
Het bittere kruid
van Marga Minco wilde uitgeven. De
uitgever wilde wel een gratis vertaling, maar was niet bereid de auteur ook
maar één cent te betalen. De zaak is niet doorgegaan.
Het gebeurt ook wel eens dat de buitenlandse uitgever wel een behoorlijk
contract opstelt, de Stichting te goeder trouw een vertaling laat maken en
de uitgever alsnog besluit van uitgave van de reeds gemaakte vertaling af te
zien. Zo wachten de Franse vertaling van
De nacht der Girondijnen
en de Hebreeuwse vertaling van
De avonden
nog steeds op een uitgever...
Overigens is het niet altijd de buitenlandse uitgever die voor problemen
zorgt, ook de Nederlandse auteur kan wel eens knap lastig zijn, met name
waar het de vertaling van zijn boek betreft. De talenkennis van een
Nederlander of Vlaming mag dan vrij groot zijn, een Engelse, Franse of
Duitse vertaler vindt het niet altijd even plezierig om ‘adviezen’ te
krijgen.
Ten slotte is er nog het probleem van de censuur. Geen enkele auteur vindt
het prettig als er iets in zijn teksten wordt geschrapt zonder zijn
toestemming of als er bepaalde zinswendingen bewust worden verdraaid of
afgezwakt. In een artikel, getiteld ‘Hoe Nederland zijn auteurs verkoopt’ (
Nieuwsnet
, 8 december 1979) zegt Jan Wolkers
hierover: ‘Die Hongaarse
Oegstgeest
, die laat ik nakijken op censuur. Ik heb het een keer gehad met de
Russen. Zonder dat iets of iemand er van wist hadden ze een verhaal van mij
gepubliceerd in een tijdschrift, ‘De verschrikkelijke sneeuwman’. Daar komt
een jongen in voor die een meisje haar broekje uittrekt. Hadden ze
geschrapt. Dat kon daar dus niet. Ik vraag me wel af hoe ze zich daar
vermenigvuldigen!’
Hoe de Russen zich vermenigvuldigen weet ik ook niet, wel weet ik dat
Terug naar Oegstgeest
vóór 1973 is gepubliceerd, dus vóór de Sovjet-Unie de Berner
Conventie had ondertekend, daarmee het copyright erkennend. Voor publicatie
van Nederlandse boeken, verschenen voor 1973 hoeven de Russen dan ook geen
toestemming aan de rechthebbenden te vragen. Voor boeken verschenen na 1973
die de Russen willen uitgeven, wordt wel toestemming gevraagd, er wordt
zelfs voor betaald in harde valuta, iets wat in de meeste andere
Oosteuropese landen (nog) niet het geval is, één van de redenen waarom
sommige van onze auteurs liever niet in het Oostblok verschijnen. Andere
auteurs zijn het niet eens met het ideologisch systeem en geven om die reden
geen toestemming tot publicatie van hun werk in dergelijk land. Zo wilde
Reve geen toestemming geven voor publicatie
van zijn novelle
De ondergang van de familie Boslovits
in Roemenië. In een brief d.d. 21 december 1979 aan de Stichting
voor Vertalingen schrijft Reve: ‘Ik beschouw mijzelf als een - misschien één
van de laatste - geëngageerde schrijvers, en ik weiger te publiceren bij de
staatsuitgeverij van een totalitaire politiestaat waar, om maar | |
| |
een voorbeeld te noemen, honderden burgers die zich met een buitenlander
verloofd hebben, reeds gemiddeld vier jaren op een reisvisum wachten,
terwijl ze door ontslag uit hun baan of functie brodeloos gemaakt zijn. Het
lijkt mij rijkelijk absurd, nu juist De ondergang, een
verhaal over discriminatie en vervolging, te laten gebruiken als vlag van
tolerantie op een marxistisch konsentratiekamp.’
Dit alles kan leiden tot onvolledige bloemlezingen omdat een auteur het niet
eens is met de ideologie van het land waar de anthologie verschijnt, of
omdat hij met bepaalde auteurs niet in één bloemlezing wil staan of omdat
hij een behoorlijk honorarium verlangt voor opname van een van zijn teksten,
iets wat in sommige landen niet altijd gebruikelijk is.
| |
Resultaten
In de loop der jaren zijn een paar duizend Nederlandstalige boeken vertaald,
non-fictie buiten beschouwing gelaten. Wie wil weten wat er in welke taal is
vertaald, kan een aantal bibliografieën raadplegen. Voor vertalingen uit
Vlaanderen en Nederland, verschenen na 1957, is er
Het Nederlandse boek in vertaling
. Voor afzonderlijke overzichten per taalgebied kan men altijd
terecht bij de Stichting voor Vertalingen, die ook een groot aantal
recensies van vertalingen bezit.
Hoewel er, ook toen er nog geen Stichting voor Vertalingen bestond, uit het
Nederlands werd vertaald, is het aantal vertalingen in de afgelopen jaren,
met name in de laatste vijftien jaar, drastisch gestegen. Het aantal
vertalers dat rechtstreeks uit het Nederlands kan vertalen is gestegen, de
kwaliteit van de vertalingen is erop vooruitgegaan, onder meer door een
betere opleiding van de vertalers, en de neerlandici extra muros hebben
bewezen goede ambassadeurs voor onze literatuur te zijn. Per jaar
verschijnen gemiddeld een vijftigtal titels; momenteel zijn honderdtwintig
boeken in voorbereiding.
Laten we hopen dat door een goede samenwerking tussen alle personen en
instanties die iets te maken hebben met de promotie van onze literatuur in
het buitenland die literatuur internationaal ook de plaats zal verwerven
waar ze door haar kwaliteit recht op heeft.
|
|