Een brief van drs. K. Franssens over de
wenselijkheid van onderwijs in de neerlandistiek in Zaïre
geeft aanleiding tot enige discussie. Besloten wordt de afzender mee te
delen, dat het colloquium met belangstelling kennis genomen heeft van deze
brief. Het lijkt gewenst de aandacht van de Subcommissie voor de
neerlandistiek in het buitenland op deze zaak te vestigen.
De heer Erämetsä geeft in het Engels een overzicht
van de universitaire neerlandistiek in Finland. Aan alle
zes universiteiten in dit land wordt Nederlands gegeven. Het onderwijs
omvat: lees- en luistervaardigheid in de moderne taal, een overzicht van de
literatuurgeschiedenis, en enige kennis van de historische ontwikkeling van
het Nederlands. Nederlands is momenteel nog verplicht voor germanisten, ter
verbreding van de blik, maar in verband met komende hervormingen is het zeer
de vraag of dat zo zal blijven. Bovendien is er geen enkel vast lectoraat.
Zouden er middelen gevonden kunnen worden om het Nederlands in Finland een
stabiele en permanente positie te geven?
Naar aanleiding hiervan ontwikkelt zich een uitvoerige discussie, waarin ook
de situatie van het Nederlands in Lissabon betrokken wordt, waar het grote
aantal studenten uitbreiding van de onderwijscapaciteit gewenst maakt.
Uiteindelijk wordt besloten Finland en Lissabon niet te noemen in een
resolutie, maar wel in een brief aan de ministeries in België en Nederland
te vermelden, dat er op de plenumvergadering bijzondere aandacht besteed is
aan de situatie van de neerlandistiek aldaar.
De heer Sanders deelt mee, dat de BRT graag bereid
is banden van actualiteitenprogramma's ter beschikking te
stellen van de docenten extra muros. Hij wil graag nadere inlichtingen over
de gewenste programma's (radio- of televisie-, welk genre, in welke omvang,
hoe dikwijls) en over de financieringsmogelijkheden. De heer Arendt meent
dat dit het best geregeld kan worden in samenwerking met de IVN, niet door
bilaterale contacten tussen de BRT en buitenlandse docentschappen.
In aansluiting hierop deelt de heer De Vries mee, dat er door zijn
bemiddeling folders van de Wereldomroep (Nederland) aan de docenten gestuurd
zullen worden, en geeft de heer De Rooij enige
inlichtingen over banden van Nederlandse radio- en televisieprogramma's.
Deze kunnen niet via de NOS, maar via de omroepverenigingen verkregen
worden. De adressen daarvan zullen in Neerlandica extra
muros worden vermeld. Over de ‘tapotheek’ van de NCRV is in NEM al eerder informatie gegeven.
De heer Menting vertelt een en ander over de door zijn instituut
samengestelde dossiers met tekst- en bandmateriaal voor
gevorderden. Tot nu toe zijn er drie vervaardigd: