opvatting, ook bij degenen die niet tot onze
eigen kring behoren, maar ook bij de anderen, de genodigden, is dat wij na twee
proefvluchten - in 1961 en in 1964, die toch ook niet als mislukt mogen worden
beschouwd - nu toch voorgoed van de grond zijn gekomen. Dat wij blijkbaar de
goede formule hebben gevonden voor deze colloquia, een formule, waarin wij dank
zij Uw medewerking en Uw suggesties, die wij schriftelijk of mondeling in de
maanden die aan dit Colloquium zijn voorafgegaan, hebben ontvangen, gelukkig
zijn geweest met het thema: de stand van ons vak. Ik geloof dat het niet anders
kon, dat dit het thema moèst worden op dit Colloquium. En ik geloof dat wij ons
nog gelukkiger mogen prijzen met de keuze van de sprekers, die wij bereid hebben
gevonden om ons over dit thema te onderhouden. Ook de doelstellingen van het
Colloquium zijn duidelijker afgelijnd. Met in de eerste plaats als doel: de
aanwezigheid van ons vak aan buitenlandse universiteiten, de plaats die toekomt
aan de nederlandistiek als vak van wetenschap in het buitenland. Dat moet het
eerste doel zijn waarvoor wij werken. Dat wij intussen ook hebben gesproken over
onze status: ja, dat moest natuurlijk worden gezegd, maar het mocht niet
uitgroeien tot het hoofdthema van dit Colloquium en het is ook niet op die
manier uitgegroeid. Het heeft een bescheiden plaats ingenomen in onze
besprekingen en toch is daarover alles gezegd wat moest worden gezegd. Ik geloof
dat wij kunnen constateren dat intussen in het verloop van zes jaar ook een
machine, een bescheiden machine, in beweging is gekomen die blijft werken, die
de nederlandistiek in het buitenland van allerlei documentatie voorziet:
Docentenlijst, Neerlandica extra Muros, de Verslagen van onze Colloquia, de
Reizende Tentoonstellingen I en II - en ik zou daar in het bijzonder Uw aandacht
op willen vestigen - ik geloof dat wij alles moeten doen om via zulk een
documentatie het buitenland te bereiken. Het is bekend dat wij met onze
schilderkunst iedereen in de wereld hebben bereikt omdat de taal ervan
internationaal verstaanbaar is. Met onze literatuur en met onze taal zijn we aan
onze landsgrenzen blijven staan. Maar via het beeld dat dan toch het medium van
deze eeuw is, via het beeld van onze literatuur kunnen wij ook het buitenland
bereiken en kunnen wij een eerste kennismaking met onze letteren mogelijk maken.
In ditzelfde verband wil ik ook noemen de films over de Nederlandse letterkunde,
de films die U hier hebt gezien, andere films - iemand heeft op zijn vragenlijst
ingevuld de film ‘De man die zijn haar kort liet knippen’ - daarvoor kan ook
worden gezorgd. Morgen zien wij niet alleen de Multatulifilm, bovendien zal de
mogelijkheid worden onderzocht ook deze film voor het buitenland beschikbaar
gesteld te krijgen. Dat zal moeilijkheden geven, maar Prof. Gomperts heeft niet
de mogelijkheid uitgesloten. Verder verwacht ik toch