Colloquium Neerlandicum 3 (1967)

Verslag van het derde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten

[p. 181]

Slotzitting gehouden op vrijdag 8 september 1967 te 15.00 uur

Voorzitter:	Prof. Dr. W. Thys (Universiteit Rijsel)
Voordrachten:	Prof. Dr. G. Stuiveling (Universiteit van Amsterdam) ‘De Nederlandse Literatuurgeschiedenis: stand en misstand’.
	Prof. Dr. J.J.M. Timmers (Directeur van de Jan van Eyck-Academie te Maastricht): ‘De stand van de Nederlandse en Vlaamse Cultuurgeschiedenis: resultaten, teksten, desiderata’.
	Slotwoord van de Voorzitter der Werkcommissie.

[p. 182]

Toespraak van de voorzitter

De Voorzitter, Prof. Thys: Welkom op de Slotzitting van het Derde Colloquium van Hoogleraren en Lectoren in de Nederlandistiek aan buitenlandse Universiteiten. In het bijzonder wil ik een welkom uitspreken tot de genodigden en vertegenwoordigers van de Nederlandse Ministeries, die ons met hun aanwezigheid vereren. Dat is dan in de eerste plaats de Heer Nittel, Raadadviseur bij het Ministerie van O. en W., Mej. Talsma en de Heer Vrijhoef, eveneens van het Ministerie van O. en W., en de Heer Michaël van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk. En eveneens wil ik hier welkom heten de binnenlandse hoogleraren in de nederlandistiek, die niet alleen op openings-en slotzitting zijn verschenen, maar die een belangrijk gedeelte of zelfs het geheel van onze besprekingen hebben willen bijwonen. Ik stel U voor thans, alvorens het woord te geven aan de sprekers van hedenmiddag, de resoluties voor te lezen die door het voltallige Colloquium werden aangenomen. (Hier volgt de voorlezing van de 12 resoluties)

Prof. Dr. W.J. de Pauw: In de tamelijk verhitte atmosfeer van de Indische Zaal is de Spaanse resolutie plotseling in rook opgegaan. Nu we hier een beetje rustiger en koeler zitten, zou ik willen vragen: kunnen we misschien de laatste tekst zoals die was met Portugees erin, horen en zien of we die toch niet kunnen aanvaarden?

De Voorzitter: Ik vraag mij af of het statutair, voorzover wij statuten hebben, mogelijk is om hierop, na aanvaarding van de resoluties, nog terug te komen. Ik vrees bovendien dat het dan niet alleen kan blijven bij voorlezing van de tekst alleen zoals hij was, maar dat daar noodzakelijk een bespreking op moet volgen, waarvan wij niet kunnen voorzien hoelang die zal duren.

Prof. de Pauw: Als we dit in 1 minuut kunnen afhandelen, zou ik dit toch graag voorstellen.

De Voorzitter: Ik kan in minder dan 1 minuut de tekst voorlezen,

[p. 183]

maar ik kan onmogelijk voorzien hoelang de discussie zou duren die hierop zal volgen en ik kan met alle welwillendheid van mijn kant niet de verantwoordelijkheid aanvaarden thans een volgens mij noodzakelijke discussie te houden. Ik zie, tot mijn grote spijt, niet goed in hoe we dat in deze vergadering die hiervoor niet is belegd, tot een goed einde zouden kunnen brengen. Wij hebben U daarstraks meegedeeld dat wij heel graag het probleem nader zullen bekijken en zelfs kunnen wij aan U hierover, via de communicatiemiddelen waarover wij beschikken, mededeling doen, waarbij wij met alle welwillendheid Uw argumentatie en Uw tegenvoorstellen zullen onderzoeken. Ik vrees dat ik op dit ogenblik op Uw voorstel een negatief antwoord moet geven. Wat helemaal niet betekent dat hier onwelwillendheid in het spel is, integendeel.

Ik moge thans overgaan tot het tweede gedeelte van deze slotzitting, dat is namelijk een voortzetting van de wetenschappelijke bijeenkomsten die wij gedurende deze dagen hebben gehouden, en die dan bekroond wordt met twee lezingen, een over de Nederlandse Letterkunde en een over de Nederlandse Cultuur. Om te beginnen moge ik het woord verlenen aan Prof. Dr. G. Stuiveling van de Universiteit van Amsterdam, die ons zal onderhouden over ‘De Nederlandse Literatuurgeschiedenis; stand en misstand’.