Colloquium Neerlandicum 3 (1967)
(1969)– [tijdschrift] Handelingen Colloquium Neerlandicum– Auteursrechtelijk beschermdVerslag van het derde colloquium van hoogleraren en lectoren in de nederlandistiek aan buitenlandse universiteiten
[pagina 27]
| |||||
Eerste werkvergadering gehouden op dinsdag 5 september 1967 te 9.30 uur
| |||||
[pagina 28]
| |||||
Verslag van de discussie op de eerste werkvergaderingDoor een ‘technische storing’ ontbreekt helaas de bandopname van de eerste Werkvergadering, zodat wij voor het samenstellen van dit verslag alleen konden afgaan op ons geheugen en enkele aantekeningen. De discussie werd gevoerd aan de hand van onderstaand schema, dat ter vergadering aan de deelnemers werd uitgereikt. | |||||
SchemaI. Boeken:Is er behoefte aan leerboeken, grammatica's, vertaalwoordenboeken, taalhistorische en literairhistorische handboeken, bloemlezingen (eventueel met vertaling), werken over ‘Landeskunde’, enz. in bepaalde taalgebieden? Voor hoeveel studenten per jaar en per taalgebied bestaat die behoefte? Wordt er gedacht aan samenwerking met binnenlandse (Nederlandse en Belgische) leerstoelen, instituten en centra om in deze behoefte te voorzien? Is er op dit gebied voldoende samenwerking of is er behoefte aan méér samenwerking en steun vanuit het binnenland? Zijn er voldoende fondsen beschikbaar voor het realiseren van bepaalde plannen? Zijn er in het binnenland voldoende en geschikte wandkaarten verkrijgbaar voor het onderwijs in de aardrijkskunde, geschiedenis en/of cultuurgeschiedenis? Voor het onderwijs in de Nederlandse dialectologie? Is zulk materiaal ook in voldoende mate beschikbaar voor de studenten? | |||||
[pagina 29]
| |||||
Voorziening van de instituutsbibliotheken:Kunnen met het subsidie van ƒ 250, verstrekt door het Nederlandse Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, een aantal behoeften worden vervuld of wordt dit subsidie als onvoldoende beschouwd? Doen er zich moeilijkheden voor bij het aanwenden van dit subsidie? Desiderata in dit verband? Zijn er nu geen moeilijkheden meer bij de aankoop van antiquarische werken nu de KB in Den Haag zich bereid heeft verklaard haar medewerking te verlenen? Tijdens het IIde Colloquium in 1964 heeft het Belgische Ministerie van NOC een invullijst laten circuleren m. betr. t. de voorziening van de instituutsbibliotheken door diverse Belgische instanties. Heeft dit resultaat opgeleverd? Worden er geregeld zendingen boeken ontvangen van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur (ICB of Directie voor de Propaganda van de Vlaamse Letteren in het Buitenland), het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde (Fonds voor de Letteren)? Krijgen de buitenlandse nederlandisten voldoende informatie van de Nederlandse en Vlaamse uitgevers? Krijgen zij voldoende vouwbladen? in een voldoende aantal exemplaren? Krijgen zij ook wel eens een boek ter inzage? cadeau? Komt de informatie over nieuw verschenen boeken vlug genoeg? Heeft men in het algemeen de indruk dat de Nederlandse en Belgische uitgevers de buitenlandse leerstoelen en lectoraten in de nederlandistiek als een interessant achterland beschouwen of heeft men de indruk volkomen te worden verwaarloosd? | |||||
II. Tijdschriften:Zie aanbod Kultuurraad voor Vlaanderen (vragenlijst nr. 2)Ga naar voetnoot* Wordt er naar Uw mening in de tijdschriften voldoende aandacht besteed aan de buitenlandse tak van ons vak? Zijn onze vaktijdschriften voldoende op gebruik door het buitenland afgestemd? Is er bij germanisten, anglisten, enz. in het buitenland voldoende belangstelling voor en bekendheid met de Nederlandse en Belgische vaktijdschriften op het gebied van de nederlandistiek? | |||||
[pagina 30]
| |||||
Zijn er bepaalde problemen in verband met het verwerven van nederlandistische vaktijdschriften? lopende (levende)? antiquarische? Andere opmerkingen of desiderata? | |||||
III. Vertalingen:Zie lijst met vertalingen in bewerking, aangeboden door de Stichting voor Vertalingen. Zijn buitenlanders die uit het Nederlands wensen te vertalen, voldoende op de hoogte van wat hen door Nederland en/of België kan worden geboden? Is er bij de Nederlandsstuderenden in het buitenland belangstelling voor de Nederlandse literatuur in vertaling? Meer vraag dan aanbod? Kunnen de docenten die hun studenten of oud-studenten Nederlands werk te vertalen geven, hiervoor ook gemakkelijk een uitgever vinden? in het betrokken land? of in samenwerking met een Nederlandse of Belgische uitgever? Heeft men de indruk dat er veel meer zou moeten worden vertaald en dat de beide regeringen hiervoor een nog grotere inspanning zouden moeten leveren dan bv. bij de verspreiding van de Bibliotheca Neerlandica? Doen de buitenlandse uitgevers in voldoende mate een beroep op de Nederlandse hoogleraren en lectoren in het buitenland voor advies betr. het vertalen van Nederlands letterkundig (en ander) werk of zou het nuttig zijn aan een aantal grote Europese uitgeversfirma's de adressen te geven van de centra voor nederlandistiek in hun land? Is het bibliografisch apparaat betr. de Nederlandse letterkunde in vertaling ‘bij’ of is er behoefte aan vollediger lijsten? Is hier eventueel een taak voor de docenten weggelegd om met de Werkcommissie als centraliserend orgaan, zulk een bibliografie samen te stellen? | |||||
IV. Studiereizen en studieverblijf of werkgelegenheid voor Nederlandsstuderenden in Nederland en België:Hebben de buitenlandse docenten in de nederlandistiek moeilijkheden bij het organiseren van door hen geleide studiereizen voor hun studenten door Nederland en/of België? Moeilijkheden van financiële aard? Moeilijkheden bij het vinden van geschikt logies? Wordt er wat dit laatste betreft, onvoldoende documentatie bezorgd (betr. Studentenhotels, Jeugdhotels, Volkshogescholen, andere centra voor gemeenschappelijk logies van studerenden)? Hebben buitenlandse studenten in de nederlandistiek moeilijkheden bij | |||||
[pagina 31]
| |||||
het vinden van werkgelegenheid (met studiedoeleinden) in Nederland of België? Moeilijkheden om werk te vinden (zeer gunstige ervaringen met de Koninklijke Bibliotheek en de Volkshogeschool in Bergen, zeer ongunstige met een openbaar organisme in België)? Moeilijkheden om tijdig een gezin te vinden (vooral: een geschikt gezin) dat een jonge nederlandist tijdens de vakantiemaanden wil opnemen? | |||||
V. Vakantiecursussen:Reorganisatie van de Utrechtse Zomercursus, thans voor de eerste maal in Nijmegen. Lof van enige buitenlandse studenten voor de organisatie van de taalcursus zelf, kritiek op verstrekte voeding? Is de reactie gunstig op de openstelling van deze cursus voor anderen dan uitsluitend Franstaligen? Voldoet hij thans algemeen aan de behoeften en wensen van de buitenlandse docenten? en van de studenten? Wordt er nog behoefte gevoeld aan een pendant van deze cursus in Vlaanderen? | |||||
VI. Studiebeurzen:Moeten er a) voor de zomercursus in Nijmegen, b) voor andere cursussen of voor individuele studie van buitenlandse studenten in de nederlandistiek, meer beurzen ter beschikking worden gesteld? Moeten er kandidaten worden afgewezen bij gebrek aan fondsen? Zou er iets voor te zeggen zijn om aan de zes Nederlandse en vier Belgische universiteiten te verzoeken elk per jaar één beurs ter beschikking te stellen voor een buitenlandse student die gedurende één of twee semesters de cursussen in de nederlandistiek aan een van deze universiteiten zou willen volgen? Zo zouden per jaar 10 of 20 (op semesterbasis) buitenlandse nederlandisten in Nederland en België kunnen studeren. Vindt men dat aan de Nederlandse en Belgische regeringen zou moeten worden gevraagd elk jaar een beperkt bedrag of een aantal boeken ter beschikking te stellen ter beloning van hen die zich in het buitenland bij de studie van het Nederlands hebben onderscheiden? (ter vergelijking: de prijs door de Japanse regering uitgereikt aan de buitenlander die de beste resultaten heeft behaald bij de studie van het Japans). | |||||
VII. Rouleersysteem Nederlandse kranten:Zie vragenlijst nr. 1. | |||||
[pagina 32]
| |||||
VIII. Films over de Nederlandse literatuur:Zie vragenlijst nr. 3. | |||||
IX. Reizende tentoonstelling:Zie vragenlijst nr. 4. | |||||
X. Rapport spelling bastaardwoorden:Wij vinden dat de Nederlandse en Belgische Ministers van Onderwijs en de autoriteiten die een oordeel moeten uitspreken over het Rapport van de Belgisch-Nederlandse Commissie voor de spelling van de bastaardwoorden, ook de mening zouden moeten kennen van hen die in het buitenland op universitair niveau Nederlands onderwijzen. Daartoe hebben wij aan alle buitenlandse nederlandisten een exemplaar van het Rapport doen toekomen. Daar het te voorzien is dat het niet mogelijk zal zijn het oordeel van de buitenlandse nederlandistiek over dit Rapport onder de vorm van een resolutie bij de sluiting van dit Colloquium aan te bieden daar er over deze kwestie zeker geen eenstemmigheid zal kunnen worden bereikt, nodigen wij die buitenlandse collega's die hierover hun mening zouden willen kenbaar maken uit, dit schriftelijk te doen b.v. zo vlug mogelijk na het Colloquium. De Werkcommissie zou er zich dan mee belasten de aldus geformuleerde meningen behoorlijk aan te kleden en in de vorm van een memorandum als bijlage bij de resultaten van het Colloquium aan de betrokken autoriteiten over te brengen. | |||||
DiscussieDe bespreking wordt geopend door Dr. G.K.K.S. Schönle (Tübingen), die verklaart dat er in Duitsland een grote behoefte bestaat aan een eenvoudig leerboek voor Nederlands. Hij wenst vooral de aandacht van Dr. Jalink hierop te vestigen in de hoop dat deze de samenstelling van zulk een eenvoudig leerboek ter hand zal nemen. Blijkens de Heer F. Wachendorff (Djakarta) is er ook in Indonesië grote behoefte aan een Nederlands leerboek. Hij hoopt en verwacht dat men hiervoor in Nederland en België de nodige belangstelling zal opbrengen. Prof. Dr. R. Breugelmans (Calgary) pleit voor het tot stand komen van een bloemlezing uit de Nederlandse literatuur in Engelse vertaling, of liever nog in een tweetalige uitgave. De behoefte aan een dergelijk werk wordt nog groter nu bekend | |||||
[pagina 33]
| |||||
is geworden dat het plan voor een bloemlezing in de Bibliotheca Neerlandica geen doorgang vindt. Volgens spreker zou ook een werk over ‘Landeskunde’ in het Engels gewenst zijn. De Heer P.F. Vincent B.A. (Cambridge) vestigt de aandacht op het bestaan van een bloemlezing in het Engels uit de middelnederlandse letterkunde. Dr. G. -H. Arendt (Keulen) spreekt hierna, met een verwijzing naar de derde resolutie van het Tweede Colloquium (Brussel, 1964) over de mogelijkheid te komen tot samenstelling van een ‘bibliografisch apparaat’. Naar zijn mening zou men hiervoor kunnen uitgaan van het apparaat in het instituut voor nederlandistiek aan de Universiteit te Keulen. Prof. Dr. P.J.H. Vermeeren (Keulen) verklaart daarop uitdrukkelijk dat de Universiteit te Keulen noch technisch, noch wat personeelsvoorziening betreft, in staat is dit project tot uitvoering te brengen. Er zal dan ook een beroep moeten worden gedaan op bijstand uit Nederland en België. Prof. Dr. J.E. Loubser (Port Elizabeth) vestigt de aandacht op de audio-visuele leermiddelen bij de studie van het Nederlands. Hij stelt vast, dat Zuid-Afrika nodig heeft: a) goed geprogrammeerde cursussen voor gebruik in het talenpracticum en b) een geschikt handboek voor Middelnederlands (hij merkt daarbij op dat het handboek van Weijnen voor Nederlanders bedoeld is). Prof. Dr. R.K.J.E. Antonissen (Grahamstad) vraagt meer bepaald aandacht voor drama-literatuur. Natal, Kaapstad en Grahamstad hebben een drama department, waar ook Nederlands zou worden gelezen als er teksten beschikbaar waren. Hij vraagt wanneer er eens een boek zal verschijnen met drie, vier of vijf Vondeldrama's in Engelse vertaling. Hetzelfde geldt voor Heijermans. Verder wijst hij met sterke nadruk op de behoefte aan een Beneluxkaart. Mevr. M.H. Eliassen-de Kat (Oslo) vindt dat ook een kaart van Indonesië dringend nodig is. Prof. Dr. W. Lagerwey (Grand Rapids) vraagt zich, met betrekking tot de behoefte aan bepaalde leermiddelen, af, hoeveel studenten er in de wereld zijn die Nederlands studeren en vanuit welke taal zij dit doen. Hij deelt mee dat er tweeduizend Amerikaanse kinderen op de lagere school zijn die Nederlands willen leren. Dr. L. Delfos (Göttingen) vraagt zich af waarom er bij het onderwijs van het Nederlands aan buitenlanders behoefte bestaat aan vertalingen. J.M. Holmes (red. Delta) wijst erop dat er wel een aantal Nederlandse toneelstukken werd vertaald, maar niet uitgegeven. Prof. Dr. A.J.M. van Seggelen (Straatsburg) wijst op de noodzaak van een Nederlandse grammatica voor Franstaligen. Mr. H.C. van Deinse S.J. (Semarang) doet een bewogen beroep op | |||||
[pagina 34]
| |||||
het ‘moederland’ nog iets te redden van het Nederlands in Indonesië. Het is volgens hem de laatste kans die Nederland heeft. Hij vraagt zich af waar hij boeken kan krijgen om te voldoen aan de behoefte aan Nederlands leermateriaal. De Voorzitter vat de tot nog toe geformuleerde wensen en noden samen; het gaat om: 1e. goed geprogrammeerde cursussen, 2e. vertalingen, 3e. bibliografie, 4e. bloemlezingen. Hij stelt voor op het volgend colloquium een aantal wandkaarten voor te leggen en het probleem van de bloemlezingen daar in concreto te onderzoeken. Prof. Dr. W. de Pauw (Pretoria) deelt mede dat hij aan het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen een subsidie heeft gevraagd, maar die niet heeft gekregen. Lic. J.L. de Meester (Freiburg i. Br.) heeft wel ƒ 250,-uit Nederland ontvangen voor de aankoop van boeken, maar krijgt van Belgische zijde weinig steun. Mej. Drs. G. de Vries (Kopenhagen) wijst op de brochure die door het Nederlands toneelarchief werd verspreid en op de mogelijkheid een abonnement te nemen op de nieuwe aanschaffingen bij het Nederlands toneelarchief. Zij vraagt zich af of men niet zou kunnen komen tot collectieve abonnementen per taalgroep. Spellingvraagstuk: Een Zuidafrikaanse collega stelt voor dat bij besprekingen over de spelling in Zuid-Afrika een vertegenwoordiger uit Nederland en België aanwezig is en omgekeerd, dat de Nederlands-Belgische spellingbesprekingen worden bijgewoond door een Afrikaanse spelling specialist. Dit om te komen tot een zo groot mogelijke eenvormigheid in de Nederlandse en de Afrikaanse spelling. Aan de bespreking van het thema ‘Vakantiecursussen’ wordt deelgenomen door Prof. Dr. A.J.M. van Seggelen (Straatsburg), Prof. Dr. W. de Pauw (Pretoria), Prof. Dr. C.J.M. Nienaber (Pietermaritzburg), de heer J.W.G. Anschütz (Keulen) en Dr. G. -H. Arendt (Keulen). Deze laatste stelt de instelling van promotiebeurzen voor. Tenslotte wijst Mevr. J.J.A. Baartman-Runckel (Buenos Aires) er op dat er in Argentinië alleen beurzen voor Nederland ter beschikking worden gesteld als men Engels kent. Zij vraagt Nederlandse beurzen waarbij niet het Engels als voertaal zal worden geëist. |
|