minder dan
27 is toegenomen. Een uitzondering wat het noemen van universiteiten betreft,
wil ik slechts maken voor de beide eerste volwaardige leerstoelen in de
nederlandistiek in Duitsland, n.l. die te Keulen, waar in mei 1965 Prof. Dr.
P.J.H. Vermeeren zijn werkzaamheden begon en die te Munster, die naar alle
waarschijnlijkheid binnenkort eveneens bezet zal worden. U zult zich kunnen
voorstellen dat het beter inzicht in het belang van de nederlandistiek voor de
germanistiek in de Duitse universitaire en ambtelijke wereld, die uit de
stichting en bezetting van leerstoelen als deze blijkt, voor de Werkcommissie
een reden tot grote vreugde is.
Inzake de 3e resolutie die de wensen aangaande de creatie van een
bibliografisch apparaat tot uitdrukking brengt, moet opgemerkt worden,
dat dit geen eenvoudige zaak is, maar dat er zich toch wel enige lichtpunten
aftekenen. Ten eerste is de dringende behoefte hieraan herhaaldelijk op de
Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren aan de orde gesteld, grondig
besproken en in een resolutie vastgelegd. Voorts werd ons bij monde van Dr.
N.G.H. Wijngaards, voorzitter van de Nijmeegse afdeling van de Maatschappij der
Nederlandse Letterkunde, in een schrijven van 12-11-1966 de steun der
Maatschappij in dit opzicht uit eigen beweging aangeboden. Het zou te ver voeren
de voorbereidingen voor deze hulp hier in detail uiteen te zetten. Zeker is
evenwel dat er aan gewerkt wordt en dat de voorstellen van de Nijmeegse afdeling
reeds verschillende instanties gepasseerd zijn (zie: Neerlandica
extra Muros, nr. 8 blz. 24).
De 4e resolutie betreft een Centraal Contactorgaan voor bemiddeling
bij de aankoop van antiquarische studiewerken. Ook aan deze resolutie
is op de laatste Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren aandacht besteed.
De klacht was, zoals U bekend is, dat de buitenlandse docenten, vooral als het
zeer begeerde boeken betreft, met hun bestellingen dikwijls te laat komen, daar
de dichter bij honk zittende nederlandisten ze hun reeds voor de neus hebben
weggepikt. Welnu, aan deze gegronde klacht is tegemoet gekomen door een genereus
aanbod van de directeur van de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage die, op
verzoek van de Werkcommissie, zich bereid verklaard heeft een van zijn
ambtenaren met deze bemiddelende taak te belasten.
Wat de bijeenkomsten per taalgebied, in de 5e resolutie
genoemd, aangaat, kunnen wij terugzien op de zeer geslaagde Conferentie van
Hoogleraren en Lectoren in het Duitstalig gebied, eind oktober 1966 op
uitnemende wijze georganiseerd door de chef van de afdeling Pers- en Culturele
Zaken van de Nederlandse Ambassade te Bonn, Drs. E.J. Korthals Altes, en de
Culturele Attaché van de Belgische Ambassade aldaar, tevens directeur van het
Belgisch huis te Keulen, Dr. A. de Buck. Wij hopen dat