Niet de Wijn, maer de Mensch, niet 't gebruyck, Maer de quade gewoonten zijn te verachten.
EEn Italiaenze Slaef om desselfs Sieckte te cureren, geraden dat hy eenige jonge Duyven soude eten, antwoorde: Hoe soud ick my tot soo kostelijcken Eten stellen, daer als ick levende blijf, ick voorseecker weet, dat my sulckx in toekomende sal mogen gebeuren? Romelus dronck den Wijn soo suynig, dat eenmael een hem toevoegde: Indien alle drinckers waren als ghy, den Wijn wiert goe koop: Neen seyde hy: Zy soude dier worden, want ick drinck so veel my lust, 't geen andere die de macht niet en hebben, nu moeten laeten, om dat haer lust grooter