Alle Wandelaers nemen geen eenen wegh.
DIonysius belachte Aristippus, om dat hy in Sicilien ghekomen was om wat te leeren, daer hy in sijn Vaderlandt Socrates had, die hy verliet: Willende betuyghen, dat, wat hy had wilde hy verliesen, en wat hy niet en had, nemen: Men voegt'er by, dat Dionysius daer op oock geseydt soude hebben: Als ick voor my Wijsheyd van noode had, ick gingh tot Socrates: Maer indien ick gelt van doen hadde, ick quam tot Aristippus. Eenige nieuwe van de reys gekomen, beklaegden hun verlooren gelt en tijt; seggende niets van aenmercking geprofiteert te hebben: Socrates beantwoorde haer: Gy slacht de geen die door lange Reysen Wijsheyt soeckt; en Horatius lacht dese aldus uyt: Caelem non animum mutant, qui trans mare currunt.