Met komen en gaen, vallen en op staen, heeft de gantsche Weerelt gedaen.
WAnneer Eratosthenes de Jonge en Oude Lieden op de Marckt door malkanderen sach, noemden hy de Suygelingen Lente Knoppen, Kinderen Somer-bloesemen, Bejaerde Herfst-vruchten, en de Oude Winter-vlocken. Een ander den op en ondergangh van alle Aertze dingen bemerckende, schreef buyten de deur van sijn Hoff, daer men om de groente gingh:
De Herfst maeckt my kleyn, de Lente weder groot,
De Somer baert my vreugt, de Winter weer de doot.