Goe raet, moet men noyt verachten.
SEker Amsterdams Coopman, Iaerlijckx op de Francforder Mis reysende, gebeurdent, (gelijck men van outs door Wissel-brieven soo veel gelden niet en plach over te maecken, en deswegen mette Specien groot voordel wierde gewonnen, ('t gunt nu de Wisselaers alleen genieten;) dat hy komende van Ceulen te Lande na Deventer, een Man had gehuert, die hem eenighe 100. Rijckx-daelders tot so een plaets van een gantsen dach gaens soude dragen: Savonts komt hy op syn gedestineerde Hostelerye, en den Draegher oock met 't gelt, die het Pack neder settende, seer besweet was: Den Coopman vraegde dese Man, of sulckx uyt vermoeytheyt was, wilde hem wat doen soulageren: Den ander seyde neen, mijn Sweet is van geen moetheyt, maer van bangheyt, want ick heb wel tienmael onderweeg in den sin gehad, om dit gelt u op den wegh te vermoorden, en om al het goet van de weerelt en soud' ick sulck een strijdt niet weder willen uyt-staen: Maer God heeft my en u bewaert: Dan dit recom-